• No results found

Illustratie van de vanuit historisch standpunt wellicht geslaagde restauratie die

Op basis van de gegevens kan besloten worden dat de hoofdgang gebruikt wordt als zomerverblijf, en naar alle waarschijnlijkheid door een kraamkolonie, als paarverblijf en als zwermlocatie.

Tabel 3-23: Aantal vleermuizen waargenomen tijdens de wintertellingen per fortdeel

Voortuitgeschoven caponnière Hoofdfront Linkse halve caponnière Rechte halve caponnière Kelders glacis Holtraverse 1 Holtraverse 2 Holtraverse 3 Linkse lage batterij Rechtse lage batterij Reduit Contrescarpe Hoofdgang Totaal

17/12/2001 8 5 3 0        10  26

16/02/2002 25

08/02/2004 2 16 2 0 8    ? ? 2 14 3 47

06/02/2005 2 20 2 0 5 0 0 5 0 1 2 19 0 56

04/02/2006 1 16 1 0 8 0 0 6 1 1 ? 6 3 43

02/03/2007 2 24 6 0 16 2 4 5 0 0 ? 14 7 80

Figuur 3-15: Aantal dieren in winterverblijf per fortdeel.

Contrescarpe, droge gracht en reduit

Uit de inventarisatie bleek duidelijk dat hoofdgang, contrescarpe, droge gracht en reduit door de vleermuizen als een gezamenlijke entiteit gebruikt worden. Het is daardoor onmogelijk om deze fortdelen volledig los van elkaar te bespreken.

In de contrescarpe werden in de lokalen ter hoogte van de infantieingangen regelmatig vleermui-zen en uitwerpselen waargenomen. Een overzicht van de waarnemingen is weergegeven in Tabel 3-24. Tijdens het zwermonderzoek is nagenoeg in de volledige droge gracht zwermgedrag waar-genomen. Daarbij werd duidelijk dat de lokalen ter hoogte van de infanterieuitgangen (zowel links als rechts) een belangrijke rol vervullen als zwermplaats. Zo werden in de lokalen rechts op een bepaald ogenblik 4 dieren tegelijk zwermend waargenomen. Aan de linkse infanterieuitgang wer-den op een bepaald ogenblik zelfs minstens 7 zwermende vleermuizen tegelijk waargenomen. Ook ter hoogte van het midden van de contrescarpe werd regelmatig zwermgedrag waargenomen, zowel in de lokalen van de contrescarpe als in de droge gracht. In de droge gracht werden ook verschillende foeragerende Gewone dwergvleermuizen waargenomen.

Het reduit werd nooit grondig en volledig onderzocht naar (sporen van) vleermuizen, maar tijdens de nachtelijke inventarisatie van 18-08-09 en bij de voorbereiding op 18-09-09 werden zowel op het gelijkvloers, als op het 1e verdiep ter hoogte van de hoofdingang afgebeten vlindervleugels waargenomen, typische sporen van een vreetplek van Grootoorvleermuizen. Verder blijkt uit de mistnetvangsten (zie verder) duidelijk dat een aantal dieren in het reduit verblijven. Het ging hierbij om Gewone grootoorvleermuizen (Plecotus auritus) en om Gewone dwergvleermuizen (Pipistrellus pipistrellus). ’s Nachts werd ook een hangend dier waargenomen in de koker van de gang tussen het dak en de 2e verdieping. Verder bleek uit het onderzoek naar zwermgedrag en de mistnet-vangsten duidelijk dat het reduit gebruikt wordt als voortplantingsplaats door grote aantallen dieren van verschillende soorten.

Uit het bat-detector onderzoek naar zwermgedrag en de mistnetvangsten (Bijlage 4) is duidelijk gebleken dat het reduit gebruikt wordt als voortplantingsplaats door grote aantallen dieren van

verschillende soorten. Er werden in totaal 44 vleermuizen van 6 verschillende soorten gevangen.

Op het eerste zicht lijkt dit niet zo’n spectaculair aantal, maar als men rekening houdt met de moei-lijkheid om vleermuizen in mistnetten te vangen en het feit dat in een groot gedeelte van de con-trescarpe en het reduit geen netten stonden opgesteld, dan is dit een indrukwekkend aantal dieren.

Vergelijkt men dit met het aantal dieren dat er overwinterend wordt aangetroffen (contrescar-pe+reduit+hoofdgang samen is maximaal aantal dieren bij één telling is 30), dan moet men vast-stellen dat er in de paarperiode meer dieren op 1 nacht werden gevangen dan er tijdens de winter geteld worden. Hierbij moet men wel rekening houden met een aantal zaken.

Ten eerste wordt bij de wintertellingen het reduit niet (grondig) geteld. Meestal wordt enkel op de dakverdieping naar vleermuizen gezocht. Ten tweede is de kans heel groot dat het aantal dieren dat ’s winters geteld wordt een sterke onderschatting is van het werkelijk aantal overwinterende dieren. Vleermuizen kruipen in kleine spleten en zijn moeilijk te vinden en er zijn wellicht ook heel wat schuilplaatsen die voor de tellers gewoonweg niet te controleren zijn (verluchtingskokers, schouwen, spouwmuren,…). En ten derde is er in het najaar slechts gedurende 1 avond gevangen, waardoor het reële aantal dieren dat in de voortplantingsperiode op het fort langskomt of verblijft wellicht ook veel groter is. Ondanks al deze onzekerheden mag men aannemen dat het fort een belangrijke rol vervult als voortplantingsplaats, naar alle waarschijnlijkheid zelfs een rol van boven-lokaal belang. Het is belangrijk om te beseffen dat dieren van grote afstanden naar een zwerm-plaats komen om er te paren. Dit wordt mooi geïllustreerd door een onderzoek uit de UK waar vleermuizen vanop de zwermlocatie met zendertjes werden gevolgd. Watervleermuizen kwamen maximum van 26,7 km ver en Franjestaarten van 24,8km ver.

Tijdens de wintertellingen worden vooral in de contrescarpe vleermuizen aangetroffen ( in bijlage tem 7). Vooral de zones ter hoogte van de infanterie-ingangen zijn bij vleermuizen in trek. De aan-tallen variëren in de contrescarpe tussen 10 en 20 dieren (zie ook Tabel 3-24 en Figuur 3-15). Vol-gende soorten werden er aangetroffen: Baard/Brandts vleermuis, Franjestaart, Gewone dwerg-vleermuis, Grootoordwerg-vleermuis, Ingekorven vleermuis en Watervleermuis.

In het reduit worden tijdens de wintertellingen slechts zeer beperkte aantallen aangetroffen. Het gelijkvloers en de 1e verdieping worden meestal niet of niet grondig geteld (omwille van de lage aantallen die er gevonden worden). Op de dakverdieping worden slechts 2 watergangen geteld (andere watergangen zijn niet bekend of niet toegankelijk). In de andere forten van de binnengor-del worden in de watergangen regelmatig vleermuizen aangetroffen. Het is daarom best mogelijk dat het reduit grotere aantallen overwinterende vleermuizen herbergt, dan blijkt uit de wintertellin-gen. In het reduit zijn volgende soorten aangetroffen: Baard/Brandts vleermuis, Grootoorvleermuis en Watervleermuis waarbij de totale aantallen variëren tussen 0 en 2 dieren.

Op basis van de gegevens is duidelijk dat contrescarpe, droge gracht en reduit gebruikt worden als paarverblijfplaats en als zwermlocatie (voortplantingsplaats).

Het grote aantal gevangen dieren vormt een aanwijzing over het grote belang als voortplantings-plaats.

Vooral de contrescarpe vervult een belangrijke rol als winterverblijf. Ook in het reduit verblijven tijdens de winter een klein aantal dieren.

Datum Waarnemingen

14-07-09 Verse uitwerpselen in kamers contrescarpe ter hoogte van rechtse infanterieuit-gang, geen dieren gevonden

Vreetplaatsen van Grootoorvleermuizen in reduit thv ingang op gelijkvloers en 1e verdiep

16-09-09 1 Watervleermuis in lokalen thv rechtse infanterieuitgang 18-09-09 1 Watervleermuis in koker van gang tussen dak en 2e verdieping 19-09-09 2 Watervleermuizen in lokalen rechtse infanterieuitgang

Afgebeten vlindervleugels (vreetplek) in 4e lokaal rechts Verse uitwerpselen in middenste lokaal

1 Watervleermuis en 1 Myotis sp. in lokalen ter hoogte van linker infanterieuit-gang

Verse uitwerpselen onder koker in 6e lokaal links

Foto 3-18: Foto links: de droge gracht met rechts de lokalen ter hoogte van de rechtse