• No results found

Holtraverse boven op het hoofdfront met invliegopening voor vleermuizen 129

3.5.2.3.3.2 Fort 4 als jachtgebied

De waarnemingen worden weergegeven op de Kaarten 3.5.b tot en met 3.5.g. Daarbij wordt on-derscheid gemaakt tussen soorten van (half)open milieu en soorten van meer gesloten milieus. Dit heeft nl. implicaties voor het terreinbeheer.

Het habitatgebruik van vleermuizen verschuift gedurende het jaar. Om de rol van het fort als foera-geergebied ten volle te kunnen beoordelen is het noodzakelijk om op verschillende tijdstippen te inventariseren, wat tijdens het voorliggend onderzoek niet is gebeurd. Toch kan op basis van het gevoerde onderzoek besloten worden dat het fort een vrij belangrijke rol speelt als jachtgebied voor vleermuizen. Er werden tijdens de bat-detector inventarisatie 7 soorten of soortengroepen waarge-nomen (Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Watervleermuis, Grootoorvleeruizen, Rosse vleermuis, Laatvlieger en Myotis species). Daarbij komen nog Franjestaart en Baardvleer-muis die gevangen werden bij de misnetvangsten, en waarvan me dus kan aannemen dat ze ook op het fortdomein gaan jagen. De soortendiversiteit ligt daarmee naar Vlaamse normen vrij hoog.

Deze vaststelling is niet zo verwonderlijk, gezien de rol van het fort als zomer-, paar- en winterver-blijf. De meeste vleermuizen verkiezen immers om binnen een korte afstand van de verblijfplaats te foerageren. In dat opzicht is de rol als jachtgebied moeilijk los te koppelen van de rol van het fort als verblijfplaats voor vleermuizen, zeker gezien de vrij geïsoleerde ligging van het fort ten opzichte van andere groengebieden die als alternatief jachtgebied zouden kunnen dienen. Een aantasting van de waarde als jachtgebied zal ongetwijfeld ook een impact hebben op de waarde als verblijf voor vleermuizen

Uit de verspreidingskaarten blijkt duidelijk dat de meeste jagende vleermuizen waargenomen zijn langs de fortgracht. Ook de beboste delen, met inbegrip van de bosranden vormen een belangrijk jachtbiotoop. De grotere open delen (bv. het glacis) worden minder gebruikt door de vleermuizen, maar zijn belangrijk voor de grotere soorten zoals de Rosse vleermuis en de Laatvlieger.

3.5.2.3.3.3 Fort 4 als vlieg en migratieroute

Er werden bij het uitgevoerde bat-detector onderzoek geen vliegroutes waargenomen. Zoals bij de beoordeling van de potenties van het fort voor de gebiedsfuncties reeds gesteld, is het fort wellicht eerder het eindpunt van vliegroutes dan wel een vliegroute op zich. Gezien de aanwezigheid van zomer- en paarverblijven en de waargenomen jagende dieren, mag wel verondersteld worden dat sommige elementen op het fort dienst doen als vliegroute, vooral dan voor verplaatsingen binnen het fortdomein.

Hoewel dit buiten de opzet van het onderzoek viel, willen we nog even de aandacht vestigen op de verbinding tussen het fort en de ruime omgeving. Vermits het fort een belangrijke verblijfplaats vormt, is verbinding met de omgeving belangrijk. Vermits vleermuizen zich verplaatsen langs op-gaande landschapselementen is het belangrijk dat het fort geen geïsoleerd eiland wordt. Puur op basis van luchtfoto’s lijken er een aantal potentiële vliegroutes/migratieroutes naar het fort die in de mate van het mogelijke behouden moeten worden (Figuur 3-16).

Figuur 3-16: Mogelijke vliegroutes/migratieroutes die het fort verbinden met de omgeving.

3.5.2.3.4 Algemene conclusie

Het fort vervult verschillende gebiedsfuncties voor een groot aantal vleermuizensoorten (Tabel 3-25). De verschillende fortdelen zijn belangrijk als zomer-, paar- of winterverblijf. Het domein is op zijn beurt belangrijk als zwermlocatie en als jachtgebied. Men kan hierbij argumenteren dat het om kleine aantallen gaat, maar het onderzoek in kader van deze studie toont aan dat het belang van het fort veel groter is dan alleen op basis van de wintertellingen geconcludeerd zou worden. Bo-vendien moet men niet alleen rekening houden met de aantallen, maar ook met de soortendiversi-teit die in fort 4 aanzienlijk is. Niet onbelangrijk hierbij is de aanwezigheid van de Ingekorven vleermuis gedurende een aantal jaar.

Gezien de wettelijke status van vleermuizen én hun verblijfplaatsen zal met de aanwezigheid van vleermuizen grondig rekening gehouden moeten worden bij verdere plannen voor de (her)bestemming van het fort. De resultaten van deze studie tonen overduidelijk aan dat ALLE FORTDELEN tijdens een bepaalde periode van het jaar door vleermuizen als verblijfplaats of voortplantingsplaats gebruikt worden. Vermits de vleermuizen over het fort verspreid voorkomen en

Tabel 3-25: Overzicht van de gebiedsfuncties per vleermuissoort.

Gebiedsfunctie

Baardvleermuis Baard/Brandts vleermuis Franjestaart Ingekorven Vleermuis Watervleermuis Gewone dwergvleermuis Ruige dwergvleermuis Dwerg leermuis species Gewone grootoorvleermuis Grootoorvleemruis species Rosse vleermuis Laatvlieger

Zomer- of Kraamverblijf  

Paarverblijf

(zwerm-plaats)        

Winterverblijf       

Vliegroute/Migratieroute ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?

Jachtgebied          

Een belangrijke bijkomende conclusie van dit verkennend onderzoek is dat zowel voor de voortzet-ting van de huidige activiteiten als voor verdere (her)bestemming van de fortgebouwen, bijkomend onderzoek noodzakelijk zal zijn. Belangrijke lacunes in de gegevens zijn (tussen haakjes de aan-bevolen onderzoeksmethode):

 Treedt zwermgedrag in linkse en rechtse halve caponnière, vooruitgeschoven caponnière en hoofdfront op (bijkomend najaarsonderzoek met bat-detector) en welke soorten zwer-men er en in welke aantallen (mistnet onderzoek in het najaar).

 Wanneer start de zwermperiode en wanneer eindigt ze? (bijkomend najaarsonderzoek met bat-detecor, eventueel gebruik van automatische luisterkisten).

 Hoe is het lokaalgebruik van overwinterende vleermuizen in het begin en op het einde van de winter (extra tellingen van winterslapende dieren, hierbij moet wel opgelet worden dat de verstoring van de dieren niet te groot wordt).

 Waar verblijft de zomerkolonie als ze niet in de koker in de ingang van het reduit verblijft (inspectie fortgebouwen tijdens de zomer of telemetrie onderzoek).

 Wat zijn de klimatologische omstandigheden in de verschillende fortdelen (metingen van temperatuur, luchtvochtigheid en tocht in de verschillende fortdelen, bij voorkeur met data-loggers).

3.5.2.4 Overige waarnemingen

Er werden geen bijkomende habitatrichlijn soorten of Rode Lijstsoorten waargenomen in het park-gebied Fort 4.

3.6 Milieukwaliteit

Het gebruik van pesticiden wordt niet toegepast binnen de contouren van het park met uitzondering van het gebruik van herbiciden in de Fort- en Drabstraat rond het domein. Hier worden wel pestici-den toegepast voor de bestrijding van onkruid tussen het voetpad en de goot. Deze locaties zijn allemaal aangetakt op het rioleringsnetwerk van de stad waardoor er geen gevaar optreedt voor verontreiniging van de bodem en het grondwater met deze stoffen ter hoogte van het parkgebied.

De toegangsweg en parking van het zwembad worden behandeld met chemische onkruidbestrij-dingsmiddelen.

In het verleden werd ‘Zapper’ toegepast. Dit is een zeer effectief totaalherbicide met zeer lange werkingsduur tegen onkruiden op paden en onbeteelde terreinen. Momenteel wordt gebruik ge-maakt van ‘Premazor’. Dit product is vergelijkbaar met ‘Zapper’ maar bevat geen glyfosaat.

Ter hoogte van de Neerhoevelaan wordt het onkruid manueel of met veegwagens verwijderd.

3.6.1 Beheer van de afvalstromen

De afvalstromen die binnen het parkgebied gegenereerd worden, worden ter plaatse gescheiden behandeld. Exacte gegevens over de hoeveelheid konden niet ter beschikking worden gesteld.

Hieronder volgt een beschrijving van de afvalstromen

3.6.1.1 Categorie groenafval

Vanaf 2009 worden de grasvelden gemaaid met een mulchmaaier. Het groenafval wordt slechts in beperkte mate gecomposteerd binnen Fort 4. Het overgrote deel wordt afgevoerd naar een extern composteringsbedrijf. Hout wordt waar mogelijk hergebruikt in schuttingen of verhakseld en als ondergrond voor paden uitgespreid. Brandhout wordt voor een gedeelte opgeslagen om te gebrui-ken in houtkachels (2 proefopstellingen in het hoofdfrontgebouw), de openhaard in het reduit en voor de vuurkorven die soms in de droge gracht bij activiteiten gebruikt worden. Het meenemen van brandhout door particulieren is niet de bedoeling maar gebeurt wel.

Achter de loods MG76 werd er op de plek waar er vroeger loodsen stonden een eerste aanzet gemaakt om een belevingspad “het blote voetenpad” aan te leggen. Voor de brug en de stapste-nen werd hout van op het domein gebruikt.

Cijfermateriaal over de hoeveelheden van de deze afvalstroom zijn niet bekend bij de stadsdienst.

Binnen de diensten op Fort 4 wordt het afval gescheiden opgehaald. Afval dat gerecycleerd kan worden gaat naar het recyclagepark. De rest komt bij het restafval.

Het afval dat binnen het park verzameld wordt, komt terecht in de containers voor restafval. Deze containers worden wekelijks leeggemaakt.

Er zijn 45 vuilbakken aanwezig binnen het park (zie Kaart 3.6.a).

Afvalcontainer aan loods MG68 Afvalcontainer aan het zwembad

Vuilbak ter hoogte van het grasveld naast loods MG69

Vuilbak ter hoogte van de grote gracht