• No results found

5. RECHTVAARDIGING NA WNRA

5.5 I NPERKINGEN OP BELONING BUITEN DE WNT

Tot slot is het goed om ook even te kijken naar andere inperkingen van loon buiten de WNT om en de rechtvaardiging van die inperkingen. Sinds de financiële crisis hebben de

beloningen en bonussen in de financiële sector voor verontwaardiging gezorgd omdat het de vraag was in hoeverre deze beloningen te hoog waren en hebben bijgedragen aan de

economische crisis.228 Er zijn na de financiële crisis enkele en wetten in werking getreden waarbij beloningen gereguleerd zijn. In deze paragraaf zullen we kijken naar een tweetal van deze wetten, namelijk de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (hierna: Wbfo) en de Wet bonusverbod staatsgesteunde ondernemingen (hierna: Wet bonusverbod). Tot slot zal er ook worden gekeken naar de Wet op de loonvorming (hierna: Wet LV). We zullen bij deze wetten kijken naar de rechtvaardiging en in hoeverre deze rechtvaardiging kan worden toegepast op de WNT. Tot slot zal per wet worden bekeken of de vraag naar de

rechtvaardiging anders beantwoord dient te worden na invoering van de Wnra.

5.5.1 De Wbfo

Deze wet ziet op het beloningsbeleid binnen de financiële sector en is er gekomen na de financiële crisis van 2008 toen hoge bonussen nog normaal waren. Het doel van de Wbfo is om excessieve variabele beloningen aan banden te leggen. Het staat financiële ondernemingen dus niet vrij om extreem hoge bonussen toe te kennen. Gegarandeerde variabele beloningen zijn niet meer toegestaan en een beloning mag nog maximaal 20% van de vaste jaarlijkse beloning bedragen.229 De rechtvaardiging van deze wet ziet op het publieke belang, namelijk de bescherming van de klant.230 Als we kijken naar de WNT zien we dat de rechtvaardiging voor die wet ligt bij het dienen van het algemeen belang door topfunctionarissen. Het

publieke en het algemene belang kunnen we samen zien aangezien met zowel de Wbfo als de WNT de belangen van de burger worden gediend. Bij de Wbfo gaat het over het belang dat de consument erop mag vertrouwen dat de financiële sector er alles aan doet om een volgende crisis te voorkomen dan wel te beperken zodat de burger hier zo min mogelijk last van heeft.

Bij de WNT gaat het, zoals we eerder al hebben gezien, om publieke gelden die op een fatsoenlijke wijze dienen te worden besteed, dus een ordentelijke bezoldiging van

topfunctionarissen. Gesteld kan dus worden dat de rechtvaardiging van de Wbfo en de WNT dezelfde is.

5.5.2 De Wet bonusverbod

De Wet bonusverbod is aangenomen om tegen te gaan dat bestuurders van financiële ondernemingen bonussen uitgekeerd krijgen zolang de organisatie de ontvangen staatssteun nog niet heeft terugbetaald.231 Deze financiële steun wordt gegeven om het algemeen belang

228 R.A.M. Houben, Beloningen in de financiële sector, geen rustig bezit. Een beschouwing over de wenselijkheid en effectiviteit van regulering van beloningen en bonussen in de financiële sector, Jaarboek Compliance 2018, p. 115 (online publiek).

229 Kamerstukken II 2013/14, 33 964, 3, p. 7 (MvT).

230 Kamerstukken II 2013/14, 33 964, 3, p. 2 (MvT).

231 C.F.J. van Tuyll en R.S. Damsa, Een bespreking van de Wet bonusverbod staatsgesteunde ondernemingen, Tijdschrift voor Financieel Recht, 2012, afl. 12.

te dienen door middel van het borgen van de financiële stabiliteit van de betreffende

onderneming. In de nota van wijziging van deze wet is aangegeven dat het opleggen van een verbod op het geven van een variabele beloning een inbreuk maakt op de contractsvrijheid.

Door het kabinet wordt echter aangegeven dat hiervoor een ‘duidelijke en sterke’

rechtvaardiging bestaat. Als reden wordt aangegeven dat de overheid van mening is dat wanneer er steun is gegeven vanuit publieke middelen het onverenigbaar is dat degene die het meest verantwoordelijke zijn binnen deze organisatie wel een variabele beloning krijgen uitgekeerd. De overheid geeft aan dat deze publieke middelen op een zorgvuldige wijze besteed dienen te worden en het geven van variabele beloningen valt hier niet onder. Verder wordt nog aangegeven dat het uiterst vreemd zou zijn als een bestuurder een beloning zou krijgen terwijl onder zijn leiding de financiële staatssteun nodig was omdat de onderneming in problemen verkeerde waarbij de klanten mogelijk de dupe konden worden. Het kabinet komt daarbij tot de volgende conclusie: ‘het is daarom naar de mening van het kabinet gerechtvaardigd om in de gevallen waarin staatsteun wordt gegeven aan een financiële

onderneming, deze gevolgen te laten doorwerken in de beloningen van degenen die het meest verantwoordelijk zijn voor de onderneming; haar bestuurders.’232

Als we de rechtvaardiging van de Wet bonusverbod toepassen op de WNT zien we dat het bij beide wetten gaat om publieke middelen. Het kabinet geeft bij de Wet bonusverbod aan dat deze publieke middelen zijn gegeven vanuit het algemene belang en dat deze middelen op een zorgvuldige wijze besteed dienen te worden. Bij de WNT geldt hetzelfde. De organisaties die onder de WNT vallen krijgen hun financiële middelen vanuit publieke middelen en dienen daarmee het algemeen belang door diensten voor burgers te leveren. Ook deze publieke middelen dienen op een zorgvuldige wijze besteed te worden en daar hoort een beloning bij die, zoals we al eerder zagen, ordentelijk dient te zijn. Op basis van de rechtvaardiging van de Wet bonusverbod kan dus ook worden geconcludeerd dat de WNT gerechtvaardigd is.

5.5.3 Art. 10 Wet op de Loonvorming

Als we kijken naar de rechtvaardiging van de WNT dan kunnen we ook kijken naar de Wet op de loonvorming (hierna: Wet LV).233 In art. 10 Wet LV is aan de minister de mogelijkheid gegeven om regels te stellen met betrekking tot het loon, net zoals bij de WNT. Bij de Wet LV dient het echter wel te gaan om een zich plotseling voordoende noodsituatie. Ondanks het verschil, namelijk het beperken van het loon bij een noodsituatie enerzijds en het beperken van het loon van topfunctionarissen ongeacht de situatie anderzijds, is het toch goed om hiernaar te kijken. Waarom is in artikel. 10 Wet LV de voorwaarde van een noodsituatie opgenomen en waarom is dit in de WNT niet gebeurd? En zou dit alsnog moeten gebeuren in de WNT?

Om de lonen in te perken op basis van art. 10 Wet LV dient er wel voldaan te zijn aan een aantal voorwaarden. Deze voorwaarden zijn vastgelegd in art. 10 en 12 Wet LV.

 Er dient sprake te zijn van een plotseling noodsituatie van de nationale economie, veroorzaakt voor een of meer schoksgewijze optredende factoren. Het gebruik van het

232 Kamerstukken II 2011/12, 33 058, 5, p. 4.

233 Stb. 1970, 69.

woord ‘plotseling’ geeft aan dat het hier dient te gaan om een ‘acute – dus niet of nauwelijks voorzienbare - noodsituatie’. Hierbij kan gedacht worden aan de plotselinge stijging van grondstofprijzen op de wereldmarkten waardoor een acute noodsituatie van de nationale economie plaatsvindt. Het dient bij deze plotselinge noodsituatie wel te gaan om externe factoren.234

 Het dient te gaan om een algemene regel betreffende lonen en andere op geld waardeerbare arbeidsvoorwaarden;

 Deze maatregelen dienen gepaard te gaan met de aankondiging van andere maatregelen die vereist zijn bij het optreden van deze noodsituatie;

 Er zal moeten worden voorzien in adequate bescherming van de levensstandaard van de werknemers;

 De maatregelen kunnen slechts worden opgelegd voor een periode van zes maanden waarbij deze termijn eenmaal kan worden verlengd met zes maanden;235

 Voorafgaand aan het opleggen van deze maatregel dient de Minister overleg te plegen met de Stichting van de Arbeid.236

 Tot slot dient de maatregel te worden medegedeeld aan de beide Kamers der Staten-Generaal.237

Dit artikel is zo geschreven dat het in overeenstemming is met de ILO.238 Voorheen was dit artikel niet in overeenstemming met de ILO maar met de toevoeging ‘een zich plotseling voordoende noodsituatie van de nationale economie, veroorzaakt door één of meer schoksgewijze optredende externe factoren’ is dit artikel wel in overeenstemming met de ILO. Wel heeft de Sociaal-Economische Raad (hierna: SER) aangegeven dat met art. 10 Wet LV het de vraag is in hoeverre de directe ingreep van de overheid op de loonvorming

uitputtend is gebruikt.239 Deze vraag van de SER ziet op de mogelijkheid van de overheid om in te grijpen in de lonen in de marktsector. Het inperken van lonen in de marktsector kan dus wellicht niet verder gaan dan de mogelijkheid zoals deze in art. 10 Wet LV is gegeven.

Sprengers geeft aan dat een groot verschil tussen de marktsector en de publieke sector is dat bij de publieke sector de overheid de direct werkgever is en daarmee ook arbeidsvoorwaarden kan bepalen.240 Hiermee is wat mij betreft de rechtvaardiging voor de WNT ook gegeven. De normen uit de WNT zijn van toepassing op instellingen die juist niet in een vrije marktsector werkzaam zijn. Hierdoor is het vereiste dat er sprake moet zijn van een noodsituatie niet nodig bij de WNT.

234 E. Koot-van der Putte, ‘Wetswijzigingen’, in: S.S.M. Peters (red.), Arbeidsovereenkomst, Deventer: Wolters Kluwer (losbladig en online).

235 Art. 10 lid 1, 2 en 3 Wet LV.

236 Art. 12 lid 1 Wet LV.

237 Art. 12 lid 3 Wet LV.

238 L.C.J. Sprengers, ‘Een loonmaatregel en het recht op collectief onderhandelen in de overheidssector’, TAR 2011/6

239 Advies SER Tijdelijke Wet bevriezing lonen 1994, 93/13

240 L.C.J. Sprengers, ‘Een loonmaatregel en het recht op collectief onderhandelen in de overheidssector’, TAR 2011/206

5.5.4 De WNT en de Wnra

Zoals we in de vorige twee paragrafen hebben gezien zijn er meerdere wetten die regels stellen aan beloningen. De rechtvaardigingsgronden van deze beperkingen zien op het dienen van het publieke belang en, zoals bij de Wet bonusverbod, het dienen van het publieke belang met publieke middelen. Vraag is nu of deze rechtvaardigingsgronden ook van toepassing zijn op de WNT nadat de Wnra in werking is getreden. Zoals in paragraaf 5.5 is beschreven blijft de rechtspositie van de ambtenaar enigszins anders dan die van werknemers die vallen onder het private arbeidsrecht. Als rechtvaardiging hiervoor is in de MvT aangegeven dat

ambtenaren het algemeen belang dienen en op basis van die grond het gerechtvaardigd is dat er toch bepaalde uitzonderingen blijven gelden voor de ambtenaar.241 Het dienen van het algemeen belang is dezelfde grond als waarop de rechtvaardiging ziet van het inperken van de variabele beloningen onder de Wbfo en de Wet bonusverbod. Aangezien het hier gaat om dezelfde rechtvaardigingsgronden lijkt het mij gerechtvaardigd dat de WNT van toepassing blijft op ambtenaren die onder het private arbeidsrecht komen te vallen. Voor wat betreft art.

10 Wet LV kan gesteld worden dat de beperking die daaraan toegevoegd diende te worden, de noodsituatie, nodig was omdat het artikel lonen in de marktsector kan normeren. Bij de WNT is dit niet aan de orde omdat het daarin juist gaat om lonen in de publieke en semipublieke sector.

5.6 Tussenconclusie

In het vorige hoofdstuk is bekeken in hoeverre de WNT een gerechtvaardigde inbreuk maakt op de contractsvrijheid en het recht op collectief onderhandelen en eigendomsrecht.

Geconcludeerd is dat hierop geen ongerechtvaardigde inbreuken worden gemaakt. De vraag in dit hoofdstuk is of dit anders zal zijn na de invoering van de Wnra.

Voor wat betreft de contractsvrijheid zijn er geen nieuwe omstandigheden op basis waarvan de inbreuk op dit beginsel niet zou zijn toegestaan na de invoering van de Wnra. Bij het recht tot collectief onderhandelen ligt dit iets gecompliceerder. De rechtvaardiging van de inbreuk op dat recht wordt nu gevonden in het feit dat er geen of slechte een enkele topfunctionaris onder een cao valt en door de WNT dus wordt beperkt in zijn recht tot collectief

onderhandelen. Met de komst van de Wnra moeten er ook voor ambtenaren cao’s worden afgesloten. Wellicht dat er dan meer topfunctionarissen onder een cao komen te vallen waardoor dit recht wel in het geding zal komen. Er is op dit moment echter te weinig informatie over de aantallen om al een conclusie te kunnen trekken. Voor wat betreft het eigendomsrecht is geconcludeerd dat deze vraag verder niet ter zake doet aangezien de WNT en de Wnra twee aparte wetten zijn die ook naast elkaar kunnen bestaan. De vraag of iemand onder het ambtenarenrecht of onder het private recht valt maakt voor de WNT niet uit.

Met de komst van de Wnra blijven er toch nog enkele verschillen bestaan tussen ambtenaren en de gewone werknemers. Aparte regelgeving over bijvoorbeeld integriteit en het afleggen van de eed of belofte blijft van toepassing op ambtenaren. Deze verschillen zijn

gerechtvaardigd op basis van het feit dat ambtenaren het algemene belang dienen. Het dienen van het algemene belang kan ook als argument worden gebruikt voor de WNT, namelijk het

241 Kamerstukken II 2010/11, 32 550, 3, p. 8 (MvT).

matigen van bezoldigingen die worden betaald met publieke middelen om daarmee de maatschappelijke verontwaardiging weg te nemen. Tot slot is gekeken naar andere

regelgeving die bezoldigingen normeren. Voor deze regelgeving wordt het algemene belang als rechtvaardigingsgrond gegeven. Door mij is dan ook gesteld dat de normering uit de WNT onder dezelfde grond kan worden gebracht. Met betrekking tot art. 10 Wet LV is gesteld dat de beperking van de noodsituatie die daaraan toegevoegd diende te worden niet geldt voor de WNT aangezien de WNT slechts ziet op lonen in de publieke en semipublieke sector.