• No results found

I B 1 Beginnen bij de Schrift

In document VU Research Portal (pagina 34-38)

I B 1.1 Bijbels-theologisch lezen

Zoals ik in de vorige paragrafen beschreef, wordt duidelijk dat de semiotiek het accent legt op de tekst bij het uitleggen en interpreteren. Een bijbels-the-ologische hermeneutiek die daaraan doet denken, is de zogenaamde ‘Am-sterdamse school’. ‘De tekst mag het zeggen’ is immers één van de kenmer-ken waarmee de bijbeluitleg in deze ‘Amsterdamse traditie’ wordt beschre-ven en daarin sluit deze methode aan op de semiotiek, maar het is geen se-miotische methode. Er is over deze manier van schriftlezen, die in de tweede helft van de vorige eeuw aan de theologische faculteit van de Universiteit van Amsterdam werd gedoceerd en gepraktiseerd, meer te zeggen.

U. Bauer beschrijft in de Amsterdamer Schule (2004)9 de volgende vijf ken-merken voor deze Amsterdamse traditie.

De plaats: Amsterdam heeft sinds 1492, toen de Spaanse Joden naar Ne-derland vluchtten de bijnaam Mokum – ofwel het Jeruzalem van het wes-ten – gehad. Christelijke theologie in Amsterdam is daarom christelijke the-ologie in Mokum, waarin altijd de Joodse traditie en de Joodse manier van lezen zal meeklinken.

De dialectiek tussen ‘horen’ en ‘lezen’. De Amsterdamse school heeft een literair oog voor de tekst en een theologisch oor voor het Woord. Dat be-tekent dat het structureel en literair lezen niet kan zonder de bijbelse-the-ologie en dat daar een spanning tussen bestaat.

Hoofdstuk I theoretische achtergrond

22

De traditie van Kornelis Heiko Miskotte (1894-1976) om terug te gaan naar de Schrift. Het vertaalwerk van Buber en Rosenzweig inspireerde Miskotte, evenals de opvattingen van Karl Barth, die benadrukte dat men slechts door middel van de Schrift kennis kan maken met de openbaring van God. De mening van Miskotte was dat leren in de vorm van ‘lernen’ slechts kan door middel van de Schrift. Er is een zeer zorgvuldige vertaling en exegese nodig voor het verstaan van de Naam.

Het interfacultaire en interdisciplinaire aspect van deze manier van lezen. De dogmatiek, de ethiek en de liturgiek aan de theologische faculteit van de Universiteit van Amsterdam werden geïnspireerd door deze manier van Schriftlezen (Oost 1987).

De bevrijdingstheologie die het laatste kwart van de vorige eeuw school maakte, kleurt ook deze manier van Schriftlezen.

Bauer (2004) geeft in dit overzicht ook vier richtingen van deze traditie aan. De oudtestamentische richting.

De bijbels-theologische richting.

De richting van de politieke manier van lezen. De richting van de liturgische manier van lezen.

De Amsterdamse methode van exegetiseren heeft het leren binnen de kerke-lijke gemeente op vele manieren nieuw leven ingeblazen. In navolging van de Joodse traditie ontstonden er leerhuizen, waarin er door volwassenen ge-leerd werd. Vooral Miskotte heeft met zijn Bijbels ABC (1942) daartoe een duidelijke aanzet gegeven. Zo ontstond een vorm van permanente educatie en volwassenencatechese op grond van de Schrift.

K.A. Deurloo schrijft in De Bijbel maakt school (1987, 9) dat hij niet wil spre-ken van een school, maar liever van een ‘Amsterdamse traditie’ van Schriftle-zen die school maakt, zodat er een nieuwe impuls wordt gegeven aan het leren in de gemeente.10 Door deze wijze van omgaan met de Schrift en door het accent op het leren in en aan de gemeente heeft deze bijbels-theolo-gische leeswijze de basis gelegd voor dit onderzoek.

Het accent op de tekst, in een literaire en structurele manier van lezen, bete-kent een breuk met de historisch-kritische manier van lezen. Hedendaagse exegeten waaronder Chennattu plaatsen deze omslag van historisch-kritisch lezen naar literair lezen in de late zeventiger jaren van de vorige eeuw (Chen-nattu 2006, 21).Maar de ‘Amsterdamse traditie’ heeft, sinds het begin van de

10 Het is bijzonder dat K.A. Deurloo toen de theologische faculteit aan de Universiteit van Amster-dam werd opgeheven deze ‘AmsterAmster-damse traditie’ kon voortzetten aan de Vrije Universiteit als bijzonder hoogleraar namens de Dirk Monshouwerstichting.

Hoofdstuk I theoretische achtergrond

23

vijftiger jaren, vraagtekens gezet bij de historisch-kritische methode. Toch heeft – zoals bleek in de vorige paragraaf – dit alleen naar de tekst kijken ook zijn beperkingen. Na ruim zestig jaar ‘Amsterdamse traditie’ is ook duidelijk geworden dat de tekst alléén niet alles zegt over een bijbelgedeelte. Maar de tekst heeft prioriteit. Breukelman omschreef in 1992 bij de presentatie van zijn boek Het eerstelingschap van Israël zijn fascinatie voor de tekst als volgt:

‘Iedereen die bijbelse teksten moet uitleggen, kent deze ervaring: je zult toegang willen

vinden, je gluurt naar binnen door allerlei venstertjes, maar jijzelf bent nog buiten. Dat is vreselijk. Tot het opeens gebeurt! De tekst geeft je signalen: hier moet je wezen, hier is de toegang! Dan gaat het van binnenuit open en je krijgt toegang. Dat is het heerlijk-ste wat je dan overkomt: niet meer buiten te zijn, maar binnen gelaten te worden. Als je binnen bent, zorg dan ook dat je binnen blijft. Laat je maar meenemen... En als je toegang krijgt tot het geheel van de Schriften, dan word je opgenomen in de communio sanctorum, om met alle sancti deel te hebben aan de sancta, om te mogen geloven − je bent jezelf tot een wonder − om te kunnen bidden - ja, waarachtig! - om met alle heiligen stand te houden in de verwachting van wat stellig komen zal. Want het heeft zich al aangekondigd.’11

Deze liefde voor de tekst is het beginpunt. Om onze rol als lezer duidelijk voor ogen te krijgen, is de semiotiek een goed hermeneutisch hulpmiddel. Toch is er meer nodig dan de tekst alleen en de semiotiek alleen, omdat de bijbelver-halen zoveel ouder zijn dan de teksten die over het algemeen door de semio-tiek worden gebruikt.

Het verhaal van de Schrift hanteert andere tekensystemen dan onze cultuur. Er zijn dus grote verschillen tussen de ervaring van toen en de ervaring van nu. Alle vier de aspecten van figuur 1 klinken daarom altijd mee in de bestudering van de tekst. Dit is echter niet eenvoudig. Bij de hermeneutische benadering – vooral bij de benadering van Ricoeur – kwam het probleem naar voren dat ook bij de bijbels-theologische benadering een rol speelt; namelijk dat er een span-ning is tussen de Schrift en de leefwereld van elke dag. De praktisch-theolo-gische werkwijze zou kunnen vragen om met de wereld van vandaag te begin-nen, maar mijn keuze is echter om toch te beginnen bij de bijbeltekst.12 De tekst van het Johannesevangelie heeft door de speciale opbouw en vorm im-mers vragen opgeroepen.

11 Geciteerd door J.W. Falkenburg in ‘Denkend aan Frans Breukelman’ artikel in: In de Waagschaal 22/9, 24 juli 1993, 285.

12 In de catechetische praktijk betekent dit dat de catecheet altijd begint met de tekst, maar in de concrete uitvoering van de bijbelse catechese kan de catecheet, om didactische redenen be-ginnen bij de ervaring van de catechisanten.

Hoofdstuk I theoretische achtergrond

24

I B 1.2 Bijbels-theologische catechese

In zijn handboek voor catechese en kerkelijk vormingswerk noemt Dingemans deze manier van werken vanuit de bijbeltekst, bijbels-theologische catechese (Dingemans 1989, 230). Hij wijst daarbij op de schrijvers J. van der Werff (Oe-feningen in het leerhuis 1966), R. van Roon (Visie op kind en jongere vanuit een vooroordeel 1977) en C.M. Wigmans (Onderwijs en bevrijding 1984). Deze schrijvers gaan vooral uit van de bijbeltekst en de Joodse traditie. Van der Werff beschrijft het als ‘kinderen Israëlitische oren aannaaien’. Dinge-mans wijst op het gevaar van deze methode, namelijk dat men de catechisan-ten en leerlingen uit het oog verliest als men alleen met de Schrift bezig is. Hij heeft als kritiek op deze manier van leren, dat ze nauwelijks rekening houdt met de ontwikkelingspsychologie en de godsdienstpedagogie en dat het veel motivatie van de catechisanten vraagt om met zo’n oud boek als de Bijbel bezig te zijn. E. Jonker geeft echter in zijn dissertatie ‘Van verstaan naar vertolken’ (Jonker 1998, 24) een voorbeeld van de bijbels-theologische cate-chese bij Bulckens, die gebaseerd is op de structurele manier van lezen. Hij zegt dat juist door dit semiotisch lezen de leerlingen zelf bij de bijbeltekst worden bepaald en daardoor leren om constructief lezen. Zo ontstaat er in-teractie in de groep en nemen de kansen voor actualisering toe. Jonker schrijft dat tussen het verstaan en het vertolken van een tekst of een verhaal het toe-eigenen plaatsvindt. Dat toe-eigenen van de tekst door de catecheet en de catechisant is een belangrijk gegeven in de exegetische en godsdienst-pedagogische omgang met de Schrift. Dat toe-eigenen gaat dus aan het ver-tolken, verkondigen of onderwijzen vooraf.

In de lijn van deze visie zal ik in dit onderzoek ook beginnen met de tekst. Door op verschillende manieren de tekst te lezen – maar wel vanuit een ca-techetische vooronderstelling (Vorverständnis) zoals Gadamer dat noemt – is er een mogelijkheid om als werkelijke lezer, dus in de leefwereld van vandaag, zo de Schrift te lezen dat er voor de catechese winst te behalen is. Daarbij blijft het van belang dat er oog is voor de catechisant én voor de bijbeltekst. In het tweede hoofdstuk van deze studie zal dit worden uitgewerkt omdat daarin het eerste deel van de onderzoeksvraag wordt beschreven; ‘wat heeft het lezen van het Johannesevangelie met een catechetische blik voor invloed op de catechese?’. De invloed van deze catechetische blik op de exegese (het tweede deel van de onderzoeksvraag) wordt besproken in het vijfde hoofd-stuk.

Hoofdstuk I theoretische achtergrond

25

In document VU Research Portal (pagina 34-38)