• No results found

Hoe het caravaggisme Lotharingen heeft kunnen bereiken

4. Caravaggisme in Lotharingen

4.1. Hoe het caravaggisme Lotharingen heeft kunnen bereiken

4. Caravaggisme in Lotharingen?

4.1. Hoe het caravaggisme Lotharingen heeft kunnen bereiken

Het caravaggisme heeft in Lotharingen niet zo’n grote bloei doorgemaakt als bijvoorbeeld in Utrecht, maar de stijl ging zeker niet voorbij aan het hertogdom. Het is echter onzeker hoe en wanneer het daar precies werd geïntroduceerd. Het lijkt aannemelijk dat de Lotharingse kolonie in Rome hierbij een grote rol speelde; ten eerste omdat Caravaggio’s stijl aansloot bij de streng contrareformatorische opvattingen die rond 1600 in Italië heersten, en waar ook veel

Lotharingers zich in konden vinden. Daarnaast hadden de Lotharingers, zoals in hoofdstuk 2 werd verteld, tot 1622 een eigen kapel in de San Luigi dei Francesi, de locatie van Caravaggio’s voorstellingen van Mattheus. Afgezien van Lotharingse kunstenaars in Rome, is er echter geen concreet bewijs dat leden van de Lotharingse kolonie interesse hadden voor het caravaggisme. Inventarislijsten van de San Nicola dei Lorenesi uit 1630-1639 laten wel zien dat zich daar schilderijen bevonden, maar de namen van de schilders worden niet genoemd.174

Op welke manier kunstenaars en kunstliefhebbers in Lotharingen toch kennis hebben kunnen nemen van de caravaggistische stijl, wordt in dit hoofdstuk besproken.

Het vroegste teken van caravaggisme in het hertogdom: De Annunciatie in Nancy Het vroegste teken van caravaggisme in Lotharingen is mogelijkerwijs een schilderij dat aan Caravaggio zelf wordt toegeschreven; De annunciatie [afb. 51] in het Musée des Beaux-Arts in Nancy. In de loop der eeuwen schijnt dit werk enigszins in de vergetelheid te zijn geraakt en aan het begin van de twintigste eeuw verschilde men danig van mening over de vraag wie het heeft geschilderd; volgens Roberto Longhi en het museum in Nancy bijvoorbeeld, vond het werk zijn oorsprong in de Bolognese school. François-Georges Pariset daarentegen, schreef het in de eerste instantie toe aan Jacques de Bellange. Gaandeweg raakte men ervan overtuigd dat het een werk van Caravaggio moest zijn en inmiddels wordt het in het Musée des Beaux-Arts als zodanig gepresenteerd.175

De eerste vermelding van het schilderij zou dateren uit 1645; een inventaris uit dat jaar van de Cathédrale Notre-Dame-de-l’Annonciation in Nancy noemt ‘een beeltenis van groot formaat, voorstellende De annunciatie, geschonken door hertog Henri II, van de hand van de beroemde

174 Violette 1981, pp. 504-512.

42

schilder Michelangelo’.176

De meeste kunsthistorici zijn het er nu over eens dat hiermee niet Michelangelo Buonarroti, maar Michelangelo Merisi da Caravaggio bedoeld wordt.177 Ook is geprobeerd aan te tonen hoe Caravaggio de opdracht voor dit werk gekregen zou kunnen hebben en hoe het terecht kwam in Nancy. John Gash meent dat Henri II een belangrijke rol moet hebben gespeeld bij de opdracht; dit vanwege enkele aanwijzingen dat de hertog affiniteit had met de Mariaverering en de viering van de annunciatie.178 Er zijn echter geen aanwijzingen dat hij Caravaggio zelf de opdracht voor het schilderij heeft gegeven. Twee andere leden van het Huis Lotharingen zouden die gelegenheid wel kunnen hebben gehad. Henri’s buitenechtelijke zoon Charles, hertog van Briey, en François van Lotharingen (waarschijnlijk François II, de broer van Henri), waren in de zomer van 1608 op Malta, waar Caravaggio op dat moment ook verbleef. Charles en Caravaggio werden bovendien beiden geridderd in de Maltezer orde van Johannes de Doper. Voor Charles zou het echter moeilijk zijn geweest om met Caravaggio in contact te komen; dit vanwege zijn betrokkenheid bij een reeks conflicten, waaronder zijn toelating tot de ridderorde. Ook François zou weinig tijd hebben gehad voor artistiek opdrachtgeverschap; hij kwam eind juli aan op Malta en vertrok weer in augustus.179 Het ligt volgens Gash meer voor de hand dat Henri’s vrouw Margherita Gonzaga, of haar

familie, verantwoordelijk was voor het contact met Caravaggio en het transport van het schilderij naar Nancy. Margherita’s broer Ferdinando had duidelijk bewondering voor Caravaggio; van verschillende caravaggisten had hij werken in zijn bezit en in 1610 werd Caravaggio’s

verbanning uit Rome door zijn toedoen opgeheven. Ook Vincenzo Gonzaga, hertog van Mantua en de vader van Margherita en Ferdinando, kon Caravaggio’s stijl klaarblijkelijk waarderen; hij was degene die Caravaggio’s omstreden altaarstuk De dood van Maria in 1607 kocht.180

Het huwelijk tussen Margherita en Henri werd op 24 of 26 april gesloten in Mantua en op 15 juni arriveerde Margherita in Nancy. Zij zou het schilderij kunnen hebben meegenomen, maar het is niet aannemelijk dat ze vanuit Mantua in contact kwam met Caravaggio. Vanwege Ferdinando’s contact met kunstenaars in Rome, en mogelijk met Caravaggio, is het waarschijnlijker dat Ferdinando degene was die Caravaggio opdroeg De annunciatie te schilderen. In theorie kan hij

176

‘Une grande Image de l’Annonciation donnée par le Duc Henry Second, de la main du fameux peintre Michel Ange, le chassis doré partout’. Geciteerd in: Gash 2009, p. 214.

177 Longhi 1959, pp. 21-32; Gash 2009, p. 214; Pariset 1948, pp. 108-110; Spike 2010, pp. 373-376; Whitfield 2011, pp. 122, 124 (n. 16).

178 Gash 2009, pp. 219-220.

179 Ibid., pp. 214-215, 218-220.

43

het werk tevens naar Nancy hebben gebracht toen hij in 1606 voor een diplomatieke missie naar Frankrijk reisde.181

Gash vermoedt dat De annunciatie op deze manier in 1606 Nancy bereikte, en dat het zich de eerste jaren in de Collégiale Saint-Georges bevond. In deze kapittelkerk, gebouwd naast het hertogelijk paleis, stichtte de toenmalige kardinaal Charles van Lotharingen (1567-1607) ‘La Confraternité de l’Annonciation de la bienheureuse vierge Marie’. De annunciatie zou hier een passende context hebben gehad. Daarnaast schreef een abt in 1614 dat zich op het hoofdaltaar een ‘rijk schilderij’ bevond met een voorstelling van de annunciatie, wat – in theorie – zou kunnen wijzen op het schilderij dat nu in het Musée des Beaux Arts hangt. Deze theorie leidt tot de vraag wanneer het werk zou zijn overgeplaatst naar de Cathédrale

Notre-Dame-de-l’Annonciation. Gash oppert dat dit zou kunnen zijn gebeurd in 1609, toen de kathedraal werd ingewijd; in dat geval duidt de beschrijving uit 1614 op een ander werk. Andere mogelijkheden zijn 1624, het jaar dat Henri II stierf; of 1626, toen in de Collégiale Saint-Georges brand uitbrak.182

Clovis Whitfield meent dat De annunciatie op een heel andere wijze terechtkwam in Nancy. Tussen 1613 en 1615 reisde Louis Finson naar Frankrijk en bracht naast kopieën, waarschijnlijk ook meerdere originele Caravaggio’s mee. Whitfield acht het mogelijk dat Finson tevens Nancy aandeed en De annunciatie meebracht; iconografisch gezien is het werk volgens hem niet origineel genoeg om een opdracht te kunnen zijn geweest van een belangrijke hertog uit een ver afgelegen gebied als Lotharingen.183

De annunciatie maakt, in tegenstelling tot veel van Caravaggio’s schilderijen, geen

confronterende indruk. Toch lijkt het in meerdere opzichten op andere werken uit zijn oeuvre. Zo herinnert de engel in De annunciatie door zijn houding, zijn plaats in de compositie en de

manier waarop het doek zwierig om hem heen is gedrapeerd, aan de engelen in de tweede versie van Mattheus en de engel en De geboorte van Christus met de heilige Franciscus en de heilige Laurentius. De afwisseling van lichte en donkere vlakken is echter niet zo contrasterend als het tenebroso in bijvoorbeeld Mattheus en de engel en ook een theatrale lichtval is hier afwezig. Dit zou het gevolg kunnen zijn van beschadigingen; door de eeuwen heen is De annunciatie ernstig

181 Gash 2009, pp. 219, 222 (n. 20).

182 Ibid., pp. 214, 219-220.