• No results found

In november 1942 kwam Groot-Luik tot stand. Dit was een door de bezetter opgelegde fusie van de stad Luik met 28 andere gemeenten. Daarom zal in een eerste paragraaf het stadsbestuur tot aan de fusie worden besproken. Vervolgens komt het stadsbestuur van Groot-Luik aan de orde.

3.1. Bologne

We verlieten Bologne op 12 mei in de late namiddag toen hij achtereenvolgens de Duitse commandanten Von Forstner en Budde

ontving.521 Hij was nog geen maand als burgemeester in functie. Maar dat betekende niet dat hij geen bestuurlijke ervaring had. Integendeel!

Joseph Bologne was op 17 november 1871 in Luik geboren.522 Hij was een van de negen kinderen van het gezin van een wapenfabrikant en

wapenhandelaar. Hij was de enige van hen die middelbaar onderwijs volgde. Hij werd handelsreiziger. Hij was een van de oprichters van de

vakbond van Handelsreizigers en Bedienden. Hij begaf zich steeds meer in de politiek en zou daar ook een carrière opbouwen. Vanaf 1899 zat hij voor de socialistische partij in de gemeenteraad van Luik. Hij slaagde er in 1910 in tot lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers voor de regio Namen

gekozen te worden en mocht, bij wijze van uitzondering, in zijn geboortestad blijven wonen.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog richtte hij een inlichtingendienst voor het Franse leger op. Een Duitse krijgsraad veroordeelde hem daarvoor ter dood, maar dank zij de wapenstilstand werd het vonnis niet voltrokken.523 De Franse regering onderscheidde hem met het Legioen van Eer. Hij was de Duitsers dus bepaald niet welgezind.

In 1935 werd hij wethouder van Luik voor Bevolking, Burgerlijke Stand en Drinkwatervoorziening. Op 12 januari 1940 overleed de toenmalige

burgemeester van Luik, Xavier Neujean. Deze liberaal, was sinds 1937 burgemeester van Luik geweest. Hoewel de liberalen na de

gemeenteraadsverkiezingen van 1938 de derde partij waren, besloot de gemeenteraad toch weer Neujean te kiezen, die zijn bekwaamheid had bewezen.524 Loco-burgemeester Léon Troclet nam de zaken waar, maar gaf te kennen Neujean niet te willen opvolgen. De keuze viel op de socialist Bologne, die bij Koninklijk Besluit van 9 april 1940 benoemd en op 15 april geïnstalleerd werd.

Het was niet irreëel aan te nemen dat deze, gezien zijn activiteiten tijdens de Eerste Wereldoorlog, bij een Duitse inval gevaar liep opgepakt te worden. Desalniettemin verliet hij zijn post niet. Hij bejegende de Duitse

commandanten op de dag dat zij in het stadhuis hun opwachting kwamen maken, ijzig beleefd en formeel.

Hij was in hart en nieren een Waal. Hij was niet alleen een actief lid van een Waalse culturele beweging: de Mouvement wallon, maar na 1940

speelde hij ook een vooraanstaande rol in een Waalse verzetsgroep: La Wallonie libre. Vrij kort na de capitulatie van het Belgische leger kwamen Waalse verzetsgroepen tot stand. Maar enkele daarvan gingen naast hun clandestiene activiteiten ook politieke, economische en culturele

doelstellingen ontwikkelen, die ze niet alleen tijdens maar ook na de oorlog wilden nastreven. Dat gold onder andere voor de groep La Wallonie libre die in juli 1940 tot stand kwam en in augustus daaropvolgend een clandestien blad onder dezelfde naam uitbracht, waarvan Bologne later tijdens de bezetting directeur werd. Tevens werd hij in 1942 secretaris en daarna voorzitter van deze clandestiene beweging.

In 1942 publiceerde het blad La Wallonie libre de beginselverklaring van de beweging. Enkele eisen die daarin stonden, waren: sociale, politieke en economische gelijkheid voor alle Walen, en bepaalde, gegarandeerde grondwettelijke rechten en vrijheden. Het belangrijkste punt was echter de bekendmaking van het besluit dat na de bevrijding een Waals Nationaal Congres in Luik gehouden zou worden dat als opdracht had voor Wallonië een nieuw constitutioneel statuut vast te stellen.525 En in april 1944 nam de Conseil général du Mouvement de la Wallonie libre een resolutie aan die de basis werd voor de beweging na de oorlog. Zij eiste de autonomie op voor Wallonië binnen een federatie van democratische staten. Federalisme, decennia voordat het werkelijkheid werd … Tijdens zijn burgemeesterschap hield Bologne zich dus ook bezig met ondergrondse activiteiten.

Al in de vroege uren van 10 mei stroomden honderden vluchtelingen526 uit Oost-België naar de stad en de provincie Luik. Enkele uren na de inval nam Bologne deel aan een crisisberaad onder voorzitterschap van gouverneur Mathieu. Député permanent Denis Deghaye kreeg de opdracht de

evacuatie van de vluchtelingen die van de rechter Maasoever kwamen, te organiseren en verder opvang- en verdeelcentra op diverse plaatsen op te zetten.527 Zoals vermeld kwamen 11 mei de ministers Jaspar en Delfosse naar Luik, onder meer om zich persoonlijk van het probleem op de hoogte te stellen. Jaspar gaf in zijn memoires528 een beschrijving van de chaos die de vluchtelingenstroom op de wegen veroorzaakte: ‘In de omgeving van Luik kregen we al snel de indruk dat het leger de stad verliet. In de voorsteden brandden kapotte huizen; auto’s vol geladen met mensen, versperden de straten; horden fietsers probeerden tussen deze massa’s door te glippen. Vrouwen duwden kinderwagens waarin zuigelingen lagen te slapen, we zagen een jonge man een karretje trekken waarin zijn oude ouders zaten.’529 Tussen de twintig- en vijfentwintigduizend Luikenaren zouden hun stad

verlaten.530

Op 11 mei bliezen de Belgische verdedigingstroepen de zes

oeverbindingen over de Maas in Luik op. Dit veroorzaakte problemen met betrekking tot de verbindingen tussen de stadswijken op beide oevers. De dag erna werd de drinkwatervoorziening gedeeltelijk op gang gebracht en kwam er ook weer op beperkte schaal elektriciteit beschikbaar.531

Gelijk vermeld, maakten op 12 mei de eerste Duitse officieren hun

opwachting in La Violette, zoals het stadhuis in de volksmond werd genoemd en waar de overgave van de stad plaatsvond. Twee dagen later moest

Bologne zijn eerste drie noodverordeningen op last van de bezetter uitvaardigen. Deze noodverordeningen betroffen een

samenscholingsverbod, een avondklok van 22.00 tot 5.00 uur en de verplichte sluitingstijd van 20.00 uur voor de horecagelegenheden.532

In de nacht van 25 op 26 mei vond het eerste bombardement door de geallieerden plaats. Er waren slechts drie dodelijke slachtoffers te betreuren, hoewel de bommen in het centrum vielen.533

Toen op 28 mei de Belgische koning zich met zijn leger overgaf, waren de directe oorlogshandelingen op Belgisch grondgebied voorbij. Na de

installatie van de Militärverwaltung kon het stadsbestuur zich gaan opmaken om het ‘normale leven’ weer op gang te brengen. Maar

Oberfeldkommandant, general-major Keim, was al spoedig van mening dat Bologne zich wel inspande voor de Luikse bevolking maar te weinig

meewerkte met de Duitse bezetter. In een van zijn eerste Lageberichte, dat van 17 juli 1940, merkte de Oberfeldkommandant over Bologne op: ’de burgemeester in Luik, die uit de socialistische partij is voortgekomen, heeft al wekenlang tegenover de OFK verklaard noodmaatregelen te nemen. Bij een volgende bespreking beriep hij zich op geldproblemen en beweerde van de provincie niets te krijgen. Riep men de voorzitter van de Bestendige Deputatie [Grognard] ter verantwoording, dan beweerde die dat de stad zich

helemaal niet tot de provincie had gewend.’534 Keim maakte een einde aan dit ‘kat- en muisspel’535 door beiden tegelijkertijd uit te nodigen, maar

vermeldde niet wie onwaarheid sprak. Wel noteerde hij dat het ontslag van beide (cursivering PB) mannen, dus ook van Bologne, was ingeleid. Binnen twee maanden na de inval was Bologne, wiens activiteiten tijdens de Eerste Wereldoorlog Keim niet onbekend waren,536 in Duitse ogen, althans in de ogen van Keim, dus nog meer ‘verdacht’.

Bologne ging op zijn eigen manier gewoon door. Hij had daar ook een zekere ruimte voor. Er was tot ver in augustus 1940 geen gouverneur. Keim beklaagde zich daarover. ‘Het gemis van een leidende figuur in de provincie Luik, waar de politieke en economische omstandigheden bijzonder moeilijk zijn, is zeer sterk voelbaar.’537

Maar ook na de benoeming van gouverneur a.i. Doyen volhardde Bologne in zijn houding. Hij bleef maatregelen van het Duitse

bezettingsbestuur betwisten of traineren. In september verklaarde hij zich niet akkoord met een besluit van 27 augustus waarbij burgemeesters een

schadeloosstelling werd toegekend.538 Op 27 oktober weigerde hij

toestemming te geven voor de bouw van een proeflokaal voor gas in de Luikse kazerne La Chartreuse.539 In november verzette hij zich tegen het bewaken van spoorbanen door de Belgische bevolking en tegen het

plaatsen van gijzelaars in treinen.540 Van belang was dat hij van meet af aan de Duitse bezettingsautoriteiten duidelijk maakte dat hij de Luikse

gemeentepolitie niet wilde laten gebruiken als hulppolitie voor de bezetter. Hij wenste niet dat leden van zijn politiekorps arrestaties ten dienste van de

bezetter zouden uitvoeren. Wat was hieraan voorafgegaan? Op 23 juni 1941 (één dag na de inval in de Sovjet Unie), toen de Duitse politie besloot

pakken, gaf ook de Luikse Sicherheitspolizei bevel aan de

districtscommandant van de territoriale Rijkswacht van Seraing, een

aangrenzende gemeente van Luik, een aantal communisten aan te houden. De commandant weigerde de opdracht uit te voeren. Deze was duidelijk in strijd met de Belgische wetgeving, en in dergelijke gevallen gold als regel dat Belgische ambtenaren daar niet op in mochten gaan, maar bij hun

meerderen te rade moesten gaan. Uiteindelijk stelde de hoogste

gezagsdrager van de Rijkswacht zijn ondergeschikte in het gelijk: het bevel mocht niet worden uitgevoerd. Omdat Von Falkenhausen meer gelijksoortige incidenten verwachtte, besloot hij niet een Verordnung maar een Anordnung (voorschrift, regeling,) door te voeren. Een Verordnung was in feite een

wettelijke maatregel, die de bezetter krachtens de Conventie van Den Haag kon nemen. Hij deed dit dan ook in die gevallen waarvan hij vrijwel zeker was dat de secretarissen-generaal er niet aan zouden willen meewerken (bij voorbeeld: de anti-joodse maatregelen, de verplichte tewerkstelling in Duitsland). Een Anordnung had geen kracht van wet en wees erop dat de Militärverwaltung van mening was dat wat zij door middel van een

Anordnung wilde regelen, geen wettelijke (pseudo-)basis behoefde. Op 24 juli 1941 schreef Von Falkenhausen in zijn ‘regeling’, die hij aan de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid stuurde,541 onder meer:

‘De Militaire Bevelhebber heeft de uitvoerende macht in het bezette gebied. Zijn verordeningen542 zijn voor de Belgische bevolking evenzeer bindend als de Belgische wetten. De leden der Belgische Veiligheid [i.e. de Belgische politiediensten] dienen de verordeningen (in de oorspronkelijke tekst: Anordnungen] der bezettende overheid dus uit te voeren, ook al is daar geen rechtsgrond voor aanwezig in de Belgische wetten [cursivering PB]. Daaruit volgt dat aanhoudingen die in uitvoering van de

verordeningen [in de oorspronkelijke tekst Anordnungen] van de Miitaire Bevelhebber bevolen zijn, door de leden van de Belgische Rijkswacht en van de Belgische politie moeten uitgevoerd worden.’543

Maar in de volgende zin bood Von Falkenhausen een grote

ontsnappingsmogelijkheid aan: ‘Wij begrijpen dat er aanhoudingen zijn waarvan de uitvoering door leden der Belgische Veiligheid om sommige redenen aanleiding kan geven tot bezwaren. In die gevallen zullen de aanhoudingen geregeld door leden der Duitse Veiligheid gedaan worden.’ Kennelijk wilde Von Falkenhausen de politiemensen niet volledig voor het blok zetten. Overigens nam het Vaste Comité desgevraagd in februari 1942

eveneens het standpunt in dat Belgische politiemensen niet bij de uitvoering van maatregelen van de bezetter die zijn politiek of militair belang dienden, konden worden betrokken.

Doyen gaf de regeling van Von Falkenhausen aan de burgemeesters in zijn provincie door. Bologne tekende onmiddellijk protest aan en liet de

gouverneur van de provincie weten zich voor gewetensbezwaren geplaatst te zien; als hoofd van de gemeentepolitie wenste hij zich niet als verlengstuk van de bezetter te laten gebruiken; derhalve zou hij zijn politiekorps niet de door de bezetter bevolen arrestaties laten verrichten. Hij verwierp iedere vorm van medewerking aan de plannen van de bezetter op dit punt. Overigens hadden dit protest en de weigering van Bologne geen verdere gevolgen voor hem.544

Bologne stond niet alleen. Hij had regelmatig contact met zijn collega’s van de 23 andere gemeenten van het arrondissement Luik; een contact dat in oktober 1940 geïnstitutionaliseerd was in de ‘Conférence des Bourgmestres de l’agglomération liégeoise’.545 Alle 24 gemeenten behielden hun

zelfstandigheid. Op last van Doyen én de bezettingsautoriteiten, zowel van de Stadtkommandant als van de Oberfeldkommandant moest Bologne per 1 oktober het voorzitterschap van het overlegorgaan op zich nemen.546 Hij was als voorzitter van de overleggroep de primus inter pares, allen waren gelijk. In januari breidde Bologne zijn kabinet uit met een ambtelijk

secretariaat ten behoeve van deze organisatie. Een belangrijke taak van dit secretariaat was het opstellen van een maandelijks rapport dat Keim in een brief van 20 december 1940 van de Conférence had geëist.547

Inmiddels hadden op aandringen van Keim de burgemeesters van de 24 gemeenten in oktober één politiedistrict gevormd. Daarnaast centraliseerden zij ook de brandweer, creëerden zij één bureau voor de prijzencontrole en stelden zij één stadsontwikkelingbureau in.548 Zo waren voor Keim deze

bestuursterreinen veel beter te overzien en veel eenvoudiger te behandelen. Bovendien had hij, wat het bestuur van de 24 gemeenten betreft, nog slechts één gesprekspartner: Bologne. Dit was niets anders dan de toepassing van het Führerprinzip.

Voor het Duitse bezettingsbestuur betekende de instelling van de Conférence des Bourgmestres de l’agglomération liégeoise ook een

belangrijke stap in de richting van een fusie van een groot aantal gemeenten tot Groot-Luik. Keim hanteerde al op 15 november in zijn Lagebericht de term Gross-Lüttich. De burgemeesters spraken heel bewust van de ‘agglomération liégeoise’ en niet van ‘Grand-Liège’.

In het najaar van 1941 speelde opnieuw een conflict tussen Bologne en het Duits bezettingsbestuur. Op 20 oktober 1941 vaardigde de

Militärbefehlshaber een verordening uit die de inlevering van non-ferro metalen gelastte.549 Over het algemeen voelden de Belgische

burgemeesters hier niets voor en zij gebruikten als argument dat deze metalen ten behoeve van de Duitse oorlogsindustrie zouden worden aangewend. Op 13 november maakten de secretarissen-genera Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid, Romsée, én van Economisch Zaken, Leemans, per circulaire nadrukkelijk aan de burgemeesters bekend dat de ingeleverde voorwerpen door ‘onze nationale industrie’

al van e

n plakbiljet 550 zoude worden verwerkt. Tevens stond er in de brief een tekst voor een aan om de verordening aan de bevolking bekend te maken. Namens zijn collega-burgemeesters van de Luikse agglomeratie liet Bologne op de 18e Leemans weten dat de burgemeesters unaniem van mening waren geen

gehoor te kunnen noch te moeten geven aan de uitvoering van deze verordening. Niet te kunnen: de kosten verbonden aan het inrichten e

bemensen van inleveringlokalen waren te belastend voor de stadsfinanciën die toch al een tekort van een half miljard Belgische franken lieten zien; n te moeten: nadrukkelijk wees de burgemeester erop dat een dergelijke verordening in strijd was met artikel 52 van de Conventie van Den Haag. Tot slot wees hij er ook nog op dat de verantwoordelijkheid voor de beslissing en de uitvoering ervan bij het centrale bestuur lag.

n iet ee te we aar en. n uit de r de behoeften

te merken dat zijn collega’s en hij ‘unaniem hun we

e eid Liège – ordonne sans plus de retard’) aa

lijk evolking, die toch al veel te lijden had, nog meer te verduren zou

over 551 Hij gebruikte dus een mix van praktische en principiële argumenten. Bologne genoot veel prestige. Zijn weigering vond navolging.552 In de districten Luik en Verviers weigerden de burgemeesters eveneens aan de uitvoering van de verordening m

rken.

Bologne ontving op zijn brief aan Leemans geen schriftelijke reactie. M wel stuurde deze zijn collega van Justitie, Schuind, naar Luik. Samen met Doyen probeerde Schuind op 28 november, tijdens een bespreking met de ‘weigeraars’ van de Luikse agglomeratie, hen van hun ongelijk te overtuig Bologne reageerde weer schriftelijk namens zijn collega’s. In zijn schrijve merkte hij als eerste punt op dat de Conférence des bourgmestres de

l’agglomération liégeoise, die een bevolking van ongeveer 400.000 personen vertegenwoordigde, volkomen in het ongewisse was gelaten over het vervolg dat normaliter een dergelijke brief zou moeten krijgen. Bovendien bleek

verklaring van Schuind dat er geen enkele twijfel over bestond dat het grootste gedeelte van de vervaardigde producten niet voo

van het Belgische volk zouden worden gebruikt, maar voor

oorlogsdoeleinden aan Duitsland geleverd zouden worden. Hiermee werd het vermoeden dat de burgemeesters al hadden, bewaarheid. Bologne herhaalde nog eens dat de verordening in strijd was met de Conventie van Den Haag en besloot met op

igering’553 handhaafden.

Op dat ogenblik kwam de Militärverwaltung tussenbeide en gooide haar volle gewicht in de strijd: in een brief van 6 december, die Keim aan Bologn richtte in zijn functie als burgemeester van Luik alsook in zijn hoedanigh van ‘Président de la Conférence des Bourgmestres du

Grand-wederom: Keim schreef nadrukkelijk Grand-Liège - beval de Oberfeldkommandant onmiddellijk, (‘je vous

n de verordening uitvoering te geven.554

Bologne antwoordde enkele dagen later dat de Conférence des Bourgmestres de l’agglomération liégeoise op de 8een de 9e bijeen was gekomen en besloten had het ontvangen bevel, gezien het dwingende karakter ervan, uit te voeren. Hij tekende daarbij aan dat de burgemeesters de beslissing met pijn in hun hart hadden genomen, omdat deze hen inner ten diepste had geschokt. Zij hadden hun verzet echter niet doorgezet uit angst dat de b

krijgen.555

Uit het voorgaande blijkt duidelijk de houding die Bologne, als belangenbehartiger van de aan hem toevertrouwde bevolking, tegen het Duitse bezettingsbestuur aannam. Uiteraard stond hij machteloos

tegenover dat bestuur. Dat wist hij ook heel goed. Maar desalniettemin bleef hij de Duitse bestuurders er bij voortduring op wijzen dat zij het Recht diend te respecteren. Hij zou zijn protesten echter niet meer lang kunnen blijven uiten. Keim wilde van Bologne af. In zijn Lagebericht Mitte November 194 Mitte Februar 1942

en 1 bis het daarom nodig was nu al naar een opvolger voor Bologne uit te kijken.557

3.2. De Schepenen

s in : noemde Bo

942 wam hij bij een ongeluk tijdens een militaire oefening om het leven.

.3. De Gemeenteraad en van eit erlijk an pa anaf het enteraden wenste, in e lokale bestuursmacht naar het co

556 noteerde hij dat hij had vernomen dat binnen drie maanden Groot-Luik zou worden gevormd en dat

Op 10 mei 1940 bestond het college van zes schepenen van Luik uit twee socialisten, twee liberalen en twee katholieken (bijlage 9). Het college wa februari 1939, na de voorafgaande gemeenteraadsverkiezingen van 16 oktober 1938, geïnstalleerd. Er had zich sindsdien één wijziging voorgedaan Jennissen was als schepen opvolger van de tot burgemeester be

logne. Hij beheerde dezelfde portefeuille als zijn voorganger.

Truffaut, rerserve-officier, week na de Duitse inval uit naar Engeland. Hij volgde daar een militaire opleiding. In april 1 k

3

Als resultaat van de eerder genoemde gemeenteraadsverkiezing 1938 bestond de gemeenteraad van Luik, die 39 leden telde, uit 13

socialisten, 9 katholieken, 7 liberalen, 6 rexisten en 4 communisten.558 Het f dat er 6 rexisten in de gemeenteraad zitting namen was een uitzond verschijnsel. Op gemeentelijk niveau werd Rex, een partij die bij de

verkiezingen voor de Kamer van Afgevaardigden en de Provincieraden in 1936 nog zo’n spectaculaire winst had geboekt, bij de verkiezingen van 1938 weggevaagd. De partij behaalde landelijk een gemiddelde van minder d