• No results found

het onderzoek naar zelfrechtvaardiging bij automobilisten

Samenvatting

Het probleem

Het toenemende autoverkeer leidt tot grote bereikbaarheids- en milieuproblemen. Het blijkt erg moeilijk mensen ertoe te bewegen de auto te laten staan. De overheid heeft al meerdere beleidsmaatregelen getroffen die selectief autogebruik moesten bevorderen, echter zonder veel succes. Uit verschillende onderzoeken komt naar voren dat processen van zelfrechtvaardiging een rol kunnen spelen bij de ondermijning van beleidsmaatregelen. Mensen blijken eerder hun ideeën en opvattingen (cognities) bij te stellen dan hun gedrag. Met andere woorden: mensen blijken eerder hun gedrag goed te praten dan hun gedrag te veranderen. Om te bekijken in hoeverre zelfrecht-vaardigingsprocessen inderdaad een rol spelen bij automobilisten heeft het ministerie van Verkeer en Waterstaat de opdracht gegeven aan de Vakgroep Gezondheidsvoorlichting van de Universiteit Maastricht om een onderzoek te doen onder automobilisten naar processen van zelfrechtvaardiging.

De theorie

Zelfrechtvaardiging komt onder andere naar voren wanneer mensen gevoelens van dissonantie ervaren. Cognitieve dissonantie ontstaat wanneer cognities en gedrag met elkaar in strijd zijn.

In de sociaal psychologische literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen morele dissonantie en hedonistische dissonantie (Kelman & Baron, 1984). Morele dissonantie komt naar voren wanneer mensen het gevoel hebben zich immoreel of asociaal te hebben gedragen. Bij automobilisten zou deze vorm van dissonantie kunnen ontstaan wanneer gewezen wordt op de schade die het autorijden veroorzaakt aan het milieu en de volksgezondheid. Het komt erop neer dat mensen zich schuldig voelen, omdat ze anderen hebben benadeeld. Hedonistische dissonantie kan bij automobilisten naar voren komen wanneer ze het gevoel hebben geen verstandige keus te hebben gemaakt door voor de auto te kiezen als vervoermiddel. Bijvoorbeeld wanneer duidelijk wordt gemaakt dat men door de keuze voor een alternatief vervoermiddel file- en parkeerproblemen kan vermijden, men goedkoper uit is en dat de keuze beter is voor de eigen gezondheid. Mensen voelen zich ongemakkelijk, omdat ze zichzelf hebben benadeeld.

Zelfrechtvaardiging kan zich op verschillende manieren uiten. In het onderzoek worden tien verschillende uitingsvormen onderscheiden: waargenomen gedragscontrole ('Ik kan niet anders');

35

Samenvatting

probleemontkenning ('De vervuiling van de auto is te verwaarlozen'); afwenteling ("Als er werkelijk een probleem is dan moet de overheid maar ingrijpen', of 'De industrie vervuilt veel erger'); sociale norm ("Ik ga met de auto, omdat mijn baas dat op prijs stelt"); hulpeloosheid ("Als ik stop is dat slechts een druppel op een gloeiende plaat"); deus ex machina ("De wetenschappers verzinnen wel een oplossing"); illusoire superioriteit ("Ik ga niet zo maar een blokkie om rijden zoals vele anderen dat doen"); opwaarderen individuele voordelen auto ("Ik vind het heerlijk om auto te rijden");

bagatelliseren van nadelen auto ("Het maakt mij niet uit hoeveel tijd het kost, ik blijf toch wel autorijden."); compensatie ("Ik scheid wel altijd mijn afval netjes").

Deze verschillende uitingsvormen kunnen worden ingedeeld in twee verschillende categorieën.

Uitingsvormen die zich richten op de persoon zelf ("De kan niet anders") worden individueel-cognitieve uitingsvormen genoemd en uitingsvormen die zich in eerste instantie richten op anderen ("Laat de overheid er maar iets aan doen") worden sociaal-cognitieve uitingsvormen genoemd. Verwacht werd dat hedonistische dissonantie zou leiden tot individueel-cognitieve uitingsvormen van zelfrechtvaardiging, terwij l morele dissonantie zowel zou kunnen leiden tot individueel-cognitieve als tot sociaal-cognitieve uitingsvormen van zelfrechtvaardiging.

Experiment

Om zelfrechtvaardiging vast te kunnen stellen werd gekozen voor een onderzoeksdesign met een voor- en een nameting en een controlegroep. Tussen de voor- en de nameting werd getracht dissonantie op te wekken. Er werd een wagenlij st opgesteld waarbij verschillende cognities naar voren kwamen die betrekking hadden op de uitingsvormen van zelfrechtvaardiging. Daarnaast waren er vragen opgenomen voor het meten van de waargenomen noodzaak om het autogebruik te verminderen, de attitude ten opzichte van ongewenst autogebruik en gewoonte.

Er werden 340 vragenlijsten uitgezet op het traject tussen Capelle aan de Ussel en Rotterdam. Honderdzesenzestig mensen stuurden een vragenlijst in. Uit de vragenlijst kwam naar voren dat mensen over het algemeen de noodzaak inzien van het reduceren van het autogebruik.

Daarnaast kwam naar voren dat, zodra het openbaar vervoer meer tijd in beslag neemt dan de auto, er nauwelijks meer respondenten zijn die het autogebruik in die situatie ongewenst vinden.

Vervolgens werden de respondenten opgedeeld in drie groepen. Bij één groep werd getracht morele dissonantie op te wekken door mensen informatie aan te bieden over de nadelen van het

36

Samenvatting

autogebruik voor het milieu en de volksgezondheid. Bij een tweede groep werd getracht hedonistische dissonantie op te wekken door informatie aan te bieden over de nadelen van autogebruik en de voordelen van alternatieven voor de persoon zelf. Een derde groep was een controlegroep.

De nameting vond plaats door middel van een telefonisch interview. Dezelfde cognities voor uitingsvormen van zelfrechtvaardiging werden gemeten als in de voormeting. Na afloop van de telefonische vragenlij st werden proefpersonen geconfronteerd met hun eigen inconsistente.cognities, zoals die naar voren kwamen in de voormeting. Zo werd gepoogd dissonantie op te wekken (bijvoorbeeld: "In de vragenlijst die u ons heeft opgestuurd komt naar voren dat u bescherming van het milieu erg belangrijk vindt, daarnaast ziet u ook mogelijkheden om minder auto te rijden, waarom gaat u dan toch nog altijd met de auto naar uw werk? "). Hierdoor werd geprobeerd zelfrechtvaardiging op een meer spontane manier vast te stellen. De antwoorden van de respondent werden gecategoriseerd in de verschillende uitingsvormen van zelfrechtvaardiging.

Resultaten

Uit de resultaten kwam de verwachte invloed van het type informatie op zelfrechtvaardiging naar voren. De groep waarbij gepoogd werd hedonistische dissonantie op te wekken bleek de enige groep die in de nameting hoger scoorde op de uitingsvorm 'bagatelliseren van individuele nadelen auto'. De groep waarin geprobeerd werd morele dissonantie op te wekken bleek als enige groep meer af te wentelen naar de overheid. Zoals werd voorspeld komen dus individueel-cognitieve uitingsvormen naar voren bij hedonistische dissonantie. Morele dissonantie bleek zich te uiten in zelfrechtvaardiging met betrekking tot afwenteling naar de overheid, een sociaal-cognitieve uitingsvorm. Uit de resultaten met betrekking tot de confrontatie met dissonante cognities bleek dat de uitingsvorm van zelfrechtvaardiging, waarbij aspecten van het openbaar vervoer worden ondergewaardeerd en aspecten van de auto worden opgewaardeerd het meest naar voren kwam bij de respondenten. Op de tweede plaats werd de uitingsvorm 'compensatie' gebruikt. Veel mensen gaven aan dat ze ook wel eens met het openbaar vervoer reisden. De uitingsvorm 'waargenomen gedragscontrole' kwam eveneens veel naar voren. Een behoorlijk aantal mensen gaf aan dat ze niet anders konden. Ook 'afwenteling naar de overheid, andere automobilisten en de industrie' was een uitingsvorm die veel naar voren kwam in de responsen. De overige uitingsvormen kwamen minder vaak naar voren in de spontane antwoorden bij de confrontatie met dissonante cognities.

37

Samenvatting

Conclusies

Uit de resultaten van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat processen van zelfrechtvaardiging bij automobilisten inderdaad optreden. Mensen die informatie kregen over de nadelen van het autogebruik voor het milieu en de volksgezondheid zijn meer geneigd om de problematiek af te wentelen naar de overheid dan mensen die die informatie niet hebben gehad. Mensen die informatie krijgen over de persoonlijke nadelen van de auto en de persoonlijke voordelen van alternatieven zijn geneigd onverschilliger te zijn ten opzichte van de nadelen van de auto. De informatie had echter geen invloed op de intentie om auto te rijden.

De resultaten van dit onderzoek maken het waarschijnlijk dat zelfrechtvaardigingsprocessen beleidsmaatregelen ondergraven die gericht zijn op het reduceren van autogebruik. Ofschoon dit specifieke onderzoek met name laat zien dat zelfrechtvaardigingsprocessen optreden na voorlichting, lijkt het waarschijnlijk dat vergelijkbare processen ook zullen optreden bij meer structurele beleidsmaatregelen. Aanbevelingen om processen van zelfrechtvaardiging te voorkomen en maatregelen meer effect te laten sorteren zijn het confronteren met misverstanden die er bestaan over het alternatief vervoer en het confronteren met de vele zelfbeschermende vertekeningen die er bestaan onder automobilisten. De aanbevelingen worden aan het eind van verslag genoemd.

Echter, alhoewel dit onderzoek dus aannemelijk maakt dat autobeperkende maatregelen minder effect sorteren door zelfrechtvaardigingsprocessen, moet verder onderzoek uitwijzen in hoeverre de gegeven suggesties om zelfrechtvaardiging tegen te gaan daadwerkelijk effectief zijn.

38

Inleiding

De problemen van het autogebruik nemen nog altijd toe. Het park van personenwagens in Nederland is inmiddels gegroeid tot 5,6 miljoen (CBS, 1996). Dit heeft zeer grote gevolgen voor de Nederlandse economie en het milieu. De wegen rondom de economische centra zijn tijdens de spitsuren ernstig verstopt. Wanneer Nederland een efficiënt distributieland wil zijn dan moet er een oplossing worden gevonden voor deze bereikbaarheidsproblemen. Daarnaast wordt het milieu aangetast door schadelijke emissies en draagt CO2 -uitstoot bij aan het broeikas-effect.

Vanwege deze problemen probeert de overheid selectief autogebruik te bevorderen. Het is echter gebleken dat het moeilijk is om mensen ertoe te bewegen de auto te laten staan. Vele beleidsmaatregelen zijn inmiddels getroffen om het autogebruik terug te dringen. Telkens blijken deze maatregelen weinig effect te hebben. Uit verschillende onderzoeken is naar voren gekomen dat processen van zelfrechtvaardiging hierbij een rol kunnen spelen (Tertoolen, 1994; Van Vugt, 1996). Als het om autorijden gaat blijken mensen eerder hun cognities dan hun gedrag bij te stellen.

Bijvoorbeeld, wanneer het autorijden door een beleidsmaatregel minder aantrekkelijk wordt gemaakt, zou men verwachten dat meer mensen geneigd zijn om hun auto vaker te laten staan. Echter, omdat mensen niet de auto uit willen zullen ze het voor zichzelf goedpraten dat ze nog steeds gebruik maken van de auto, ondanks de genomen maatregel. Hierdoor zullen cognities worden aangepast aan het gedrag. Dit proces wordt ook wel zelfrechtvaardiging genoemd (zie ook Aronson, 1995).

Het optreden van zelfrechtvaardigingsprocessen kan beleidsmaatregelen ondermijnen en lijkt niet gekoppeld te zijn aan een specifiek type beleidsmaatregel. Zo liet Tertoolen (1994) zien dat zelf-rechtvaardiging op kan treden in het domein van voorlichting (in dit geval over de negatieve aspecten van het autogebruik). Uit een onderzoek van Van Vugt, Van Lange, Meertens & Joireman (1996) kwam naar voren dat zelfrechtvaardiging ook op kan treden bij meer fysieke beleidsmaatregelen zoals de introductie van een carpoolstrook.

Het menselijk streven naar consistentie tussen cognities onderling en tussen cognities en gedrag is al een lang bestudeerd thema in de sociale psychologie (Heider, 1958). Voor een meer uitgebreide behandeling van theorieën over consistentie wordt verwezen naar het verslag van de literatuurstudie, fase l van dit onderzoeksproject (Holland, Meertens & Van Vugt, 1996) welke is bijgevoegd in dit verslag. De bekendste theorie die uit het onderzoek naar consistentie is voortgekomen, is de cognitieve dissonantie theorie (Festinger, 1957). Cognitieve dissonantie ontstaat

39

___________________________Inleiding___________________________

wanneer cognities en gedrag of cognities onderling met elkaar in strijd zijn. Bijvoorbeeld een persoon die rookt ervaart cognitieve dissonantie wanneer de persoon zich ervan bewust is dat roken ongezond is. Op het moment dat mensen dissonantie ervaren zijn ze gemotiveerd die onplezierige toestand op te heffen. In het voorbeeld van roken kan men redeneren: "Mijn huisarts rookt ook, dus het zal wel meevallen met de schadelijke gevolgen van roken". Cognitieve dissonantie is één van de verklaringen voor het optreden van zelfrechtvaardiging; cognitieve dissonantie theorie gaat er van uit dat inconsistentie een soort spanning veroorzaakt die het individu graag wil reduceren.

In het domein van de automobilist is het interessant om twee verschillende motieven te onderscheiden die kunnen leiden tot zelfrechtvaardiging. In de sociaal psychologische literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen morele dissonantie en hedonistische dissonantie (Keiman &

Baron, 1974). Morele dissonantie komt voort uit het motief om moreel te zijn, i.e. geen schade toe te brengen aan het collectief. Bij automobilisten moet hierbij worden gedacht aan dissonantie die ontstaat doordat automobilisten zich er bewust van zijn schade te veroorzaken aan het milieu en de volksgezondheid. Het komt erop neer dat mensen zich schuldig voelen, omdat ze anderen hebben benadeeld. Hedonistische dissonantie komt voort uit het motief om een verstandige keuze te maken. Dit kan bij automobilisten voorkomen wanneer duidelijk wordt dat alternatieven voor de auto handiger zijn dan de auto, bijvoorbeeld omdat file- en parkeerproblemen worden vermeden, omdat het goedkoper is, of omdat het beter is voor de eigen gezondheid. Bij deze vorm van dissonantie voelen mensen zich ongemakkelijk, omdat ze zichzelf hebben benadeeld.

Wanneer mensen morele of hedonistische dissonantie ervaren zijn ze gemotiveerd om deze dissonantie op te heffen. Een mogelijkheid hiertoe is het veranderen van het gedrag, maar zoals reeds is duidelijk gemaakt is dit geen gewilde manier van automobilisten om dissonantie te reduceren.

Eerder zullen automobilisten hun gedrag proberen te rechtvaardigen. Deze zelfrechtvaardiging

kan zeer verschillende vormen aannemen. Hieronder zullen een tiental uitingsvormen worden behandeld. Bij het onderscheiden van de verschillende vormen van zelfrechtvaardiging is geprobeerd een zo volledig mogelijk beeld te scheppen. De opsomming is echter niet uitputtend en sommige uitingsvormen van zelfrechtvaardiging zullen elkaar deels overlappen. Sommige uitingsvormen van zelfrechtvaardiging komen voort uit bestaande theorieën, anderen zijn naar eigen inzicht opgesteld.

Na de bespreking van de uitingsvormen volgt een paragraaf over verschillende categorieën van zelfrechtvaardiging en over de opzet van het huidige onderzoek. Vervolgens wordt er in het

40

_____________________________Inleiding____________________________

een hoofdstuk verslag gedaan van de voormeting. Daarna volgt een bespreking van de nameting en de bespreking van het eigenlijke onderzoek, waarbij de resultaten van de voor- en de nameting met elkaar worden vergeleken. Ook zal in dat gedeelte verslag worden gedaan van de meer kwalitatiteve studie, waarbij zelfrechtvaardiging op een meer spontane manier werd vastgesteld.

Tot slot volgen de algemene conclusies, discussie en de aanbevelingen voor het beleid.

41

_____________________________Inleiding____________________________

Verschillende uitingsvormen van zelfrechtvaardiging

/. Waargenomen gedragscontrole

"Bij mij in de buurt stopt geen bus. "

"Ik ga met de auto naar mijn werk, omdat ik overdag wel eens ergens heen moet. "

Automobilisten kunnen het idee hebben dat ze niet anders naar hun werk kunnen dan met de auto, omdat ze geen alternatieven hebben. Ze hebben dus als het ware geen vrije keuze over hun autogebruik: 'ze moeten wel' (vergelijk 'waargenomen gedragscontrole', Bandura, 1977). Twee verschillende aspecten van vrije wil zijn hier van belang. In het ene geval kan de noodzaak van het gebruik van een auto tot gevolg hebben dat mensen geen behoefte meer hebben aan zelfrechtvaardi-ging (de vertegenwoordiger of de loodgieter). Vrije wil is één van de voorwaarden, waaronder dissonantie kan ontstaan (Cooper & Fazio, 1984). Wanneer er geen sprake is van vrije wil om in de auto te stappen, zal er daarom ook geen behoefte zijn om zich te rechtvaardigen. Aan de andere kant kan het afwijzen van een vrijwillige keuze voor de auto een uitingsvorm van zelfrecht-vaardiging op zichzelf zijn.

2. Sociale norm

"Mijn collega's zouden het raar vinden als ik niet met de auto naar mijn werk zou komen. "

"Ik kan bij mijn baas toch niet aankomen op de fiets. "

Mensen kunnen zich ook beroepen op de norm die er heerst om auto te rijden. In principe wordt dan aangeduid dat men auto rijdt omdat anderen vinden dat dat hoort. Op die manier wordt de verantwoordelijkheid bij de meningen van anderen gelegd. Deze uitingsvorm is verwant met 'waargenomen gedragscontrole', men geeft in feite aan dat men geen vrije keuze heeft tussen verschillende vervoermiddelen. Men heeft niets te zeggen over het eigen gedrag, omdat anderen vinden dat er met de auto gereisd dient te worden.

42

___________________________Inleiding___________________________

3. Opwaarderen

"Ik vind het heerlijk om auto te rijden "

"Reizen met het openbaar vervoer is voor mij een ramp. "

Een andere uitingsvorm van zelfrechtvaardiging is het opwaarderen van eigenschappen van de auto en het onderwaarderen van eigenschappen van alternatief vervoer (bv. de trein of de bus).

Deze uitingsvorm van zelfrechtvaardiging kwam naar voren in het onderzoek van Van Vugt e.a.

(1996). Zelfrechtvaardiging heeft in dit geval dus de vorm van een attitudeverandering, zodat de attitude meer in overeenstemming komt met het gedrag.

4. Bagatelliseren van individuele nadelen auto

"Het maakt mij niet zoveel uit om in de file te staan. "

"De kosten spelen voor mij geen rol, als ik maar auto kan rijden. "

Voornamelijk wanneer autorijden niet verstandig lijkt, vanwege files, parkeerproblemen of erg hoge kosten kunnen automobilisten zich rechtvaardigen door aan te geven dat financiële kosten en tijd voor hen niet zo belangrijk zijn. Hierdoor worden dus de individuele nadelen van de keuze voor de auto gebagatelliseerd. Het verschilt met de voorgaande uitingsvorm in die zin dat de automobilist bij het opwaarderen van de eigenschappen van de auto zich richt op de voordelen van de auto en de nadelen van alternatief vervoer, terwijl bij het bagatelliseren de individuele nadelen

van de auto en de voordelen van het openbaar vervoer worden ontkent.

5. Compensatie

"Ik scheid wel altijd netjes mijn afval. "

"Privé gebruik ik mijn auto eigenlijk nooit. "

Automobilisten kunnen zich ook rechtvaardigen door te verwijzen naar dingen die ze naar hun idee wel goed doen. Er wordt aangegeven dat autorijden in principe niet goed is, maar dit wordt

43

___________________________Inleiding___________________________

gecompenseerd door ander gedrag (zie ook Steele, 1988).

6. Ontkenning

"Auto 's zijn helemaal niet zo belastend voor het milieu. "

"De milieuproblematiek wordt sterk overdreven. "

Ook kunnen mensen het autorijden rechtvaardigen door aan te geven dat er eigenlijk helemaal geen sprake is van een probleem. Deze ontkenning bij automobilisten kan bijvoorbeeld de vorm aannemen van het ontkennen van de milieugevolgen van autorijden. Eén van de voorwaarden voor het optreden van cognitieve dissonantie is dat het gedrag negatieve gevolgen moet hebben (Cooper

& Fazio, 1984). Door deze gevolgen te ontkennen kan dissonantie worden gereduceerd.

7. Afwenteling

"Als er werkelijk een probleem is, dan moet de overheid maar ingrijpen. "

"De industrie vervuilt veel erger. "

Een zeer bekende vorm van zelfrechtvaardiging is de uitingsvorm van afwenteling. Bij afwenteling wordt de schuld van het probleem (in dit geval de milieu- en fileproblematiek) afgeschoven naar andere mensen of andere sectoren. Nauw verbonden met afwenteling is het 'afwijzen van eigen verantwoordelijkheid'. Afwenteling als vorm van zelfrechtvaardiging kwam zowel naar voren in het onderzoek van Tertoolen (1994) als in dat van Steg (1996).

8. Hulpeloosheid

"Als ik stop met autorijden is dat slechts een druppel op de gloeiende plaat. "

"Het milieu wordt er echt niet beter van als ik de auto laat staan. "

Bij deze vorm van zelfrechtvaardiging wordt aangegeven dat er geen oplossing gevonden kan worden voor de problematiek. Welke maatregelen er ook worden genomen, deze lossen de

44

_____________________________Inleiding

problematiek niet op.

9. Deus ex Machina

"De wetenschappers verzinnen er wel wat op. "

"Ik heb al wel verhalen gelezen over benzine die onschadelijk is voor het milieu. "

Verwant aan probleemontkenning is het grote vertrouwen dat mensen kunnen hebben in bijvoorbeeld de techniek. Het autorijden wordt in dit geval gerechtvaardigd doordat de problemen toch wel zullen worden opgelost door bijvoorbeeld de techniek, de overheid dan wel een bovennatuurlijke kracht.

10. Illusoire superioriteit

"Ik gebruik mijn auto tenminste niet om een pakje sigaretten te halen op de hoek. "

"Ik doe al meer voor het milieu dan de gemiddelde Nederlander. "

Mensen kunnen ook aangeven dat het probleem niet zo zeer bij hen ligt, omdat zij zich vergeleken met anderen al beter gedragen met het oog op de problematiek. Mensen hoeven niet zo zeer aan te geven dat ze selectiever gebruik maken van de auto, de manier waarop gereden wordt kan ook al een vorm van zelfrechtvaardiging zijn. Bijvoorbeeld wanneer mensen aangeven minder agressief