• No results found

CATEGORIEËN VAN ZELFRECHTVAARDIGING

Aan de hand van de besproken literatuur en eigen inzichten zijn een tiental uitingsvormen van zelfrechtvaardiging opgesteld. Deze worden hieronder opgesomd. Een interessante vraag is in hoeverre bij deze verschillende uitingsvormen van zelfrechtvaardiging verschillende achterliggende dimensies zijn te onderscheiden. Deze paragraaf zal dan ook worden besloten met een poging tot het formuleren van achterliggende dimensies en een positionering van de verschillende uitingsvormen op die dimensies.

Bij het lezen van de verschillende uitingsvormen van zelfrechtvaardiging is het goed om in het achterhoofd te houden dat we alleen spreken over zelfrechtvaardiging, wanneer mensen hun cognities bijstellen doordat ze worden geconfronteerd met de frictie tussen cognitie en gedrag.

De tien verschillende uitingsvormen kunnen net zo goed worden behandeld als tien verschillende redenen om met de auto te rijden. Zoals reeds eerder werd uiteengezet, kan men pas spreken van smoezen wanneer aangetoond is dat mensen hun cognities hebben bijgesteld, nadat ze werden geconfronteerd met (b.v.) nieuwe informatie waardoor ze zich zijn gaan afvragen of autorijden wel moreel en/of slim is (zie ook de eerste paragraaf van het hoofdstuk 'zelfrechtvaardiging bij automobilisten').

Hoewel de verschillende uitingsvormen van zelfrechtvaardiging in principe van elkaar zijn te onderscheiden, zullen sommige uitingsvormen elkaar deels overlappen. Dit wordt aangegeven bij de bespreking.

Verschillende uitingsvormen van zelfrechtvaardiging

Waargenomen gedragscontrole

Mensen kunnen het idee hebben dat ze niet anders naar hun werk kunnen dan met de auto. Ze hebben dus als het ware geen vrije keuze over hun autogebruik: 'ze moeten wel' (vergelijk 'waargenomen gedragscontrole', Bandura, 1977).

Het is hier van belang dat er twee verschillende aspecten van vrije wil worden onderscheiden.

In het ene geval kan de noodzaak van het gebruik van een auto tot gevolg hebben dat mensen geen behoefte meer hebben aan zelfrechtvaardiging (de vertegenwoordiger of de loodgieter). Vrije wil

24

Categorieën van zelfrechtvaardiging

is één van de voorwaarden, waaronder een behoefte aan zelfrechtvaardiging kan ontstaan. Wanneer je geen keuze hebt, ontstaat er ook geen behoefte om jezelf te rechtvaardigen. Aan de andere kant kan het afwijzen van een vrijwillige keuze een zelfrechtvaardiging op zich zijn.

Sociale norm

Mensen kunnen zich ook beroepen op de norm die er heerst om auto te rijden. In principe wordt dan aangegeven dat men auto rijdt omdat anderen vinden dat dat hoort ("Mijn collega's zouden het raar vinden als ik niet met de auto naar mijn werk zou komen"). Op die manier wordt de verant-woordelijkheid bij de meningen van anderen gelegd.

Deze uitingsvorm is verwant met 'waargenomen gedragscontrole', men geeft in feite aan dat men geen vrije keuze heeft tussen verschillende vervoermiddelen. Men heeft niets te zeggen over het eigen gedrag, omdat anderen vinden dat er met de auto gereist dient te worden.

Op-waarderen individuele voordelen auto

Een uitingsvorm van zelfrechtvaardiging die in het onderzoek van Van Vugt e.a. (in druk) naar voren kwam, is het opwaarderen van de auto en het onderwaarderen van alternatieve vervoermiddelen (bv. trein of bus). De attitude wordt op die manier door zelfrechtvaardiging in overeenstemming gebracht met het gedrag.

Deze uitingsvorm komt ook vaak naar voren als gevolg van reactance. Vanuit de reactance theorie valt te verwachten dat mensen de auto aantrekkelijker gaan vinden, zodra het autorijden ter discussie wordt gesteld (Tertoolen, 1994). Zodra het rijden in de auto wordt bedreigd (b.v.

door een aankondiging van een verhoging van de benzine-accijns) zal er meer waarde worden gehecht aan de auto.

Bagatelliseren van individuele nadelen auto

Voornamelijk wanneer autorijden niet verstandig lijkt, vanwege files, parkeerproblemen of erg hoge kosten kunnen automobilisten zich rechtvaardigen door aan te geven dat financiële kosten en tijd voor hen niet zo belangrijk zijn. Hierdoor worden dus de individuele nadelen van de keuze voor de auto gebagatelliseerd. Het verschilt met de voorgaande uitingsvorm in die zin dat de automobilist bij het opwaarderen van de eigenschappen van de auto zich richt op de voordelen

25

Categorieën van zelfrechtvaardiging

van de auto en de nadelen van alternatief vervoer, terwijl bij het bagatelliseren de individuele nadelen van de auto en de voordelen van het openbaar vervoer worden ontkent.

Compensatie

Vanuit de gedachtengang van Steele (1988) kunnen mensen het autorijden rechtvaardigen door aan te geven dat mensen andere goede dingen doen in het leven. In principe wordt dan toegegeven dat autorijden geen goede zaak is. Mensen geven toe dat ze strijdig handelen met hun gedachten, maar rechtvaardigen dat door te zeggen dat ze andere dingen doen die goed zijn voor de mensheid ("Ik rij auto, maar ik ben lid van Amnesty International"). Mensen kunnen zelfbevestiging zoeken in ander soort milieugedrag (bv.: "Ik doe weer andere dingen voor het milieu"), maar ook in geheel ander gedrag ("Ik kan goed opschieten met kinderen"). Op die manier wordt het zelfbeeld van mensen weer hersteld, zonder dat er minder auto wordt gereden.

Ontkenning

Ook kunnen mensen het autorijden rechtvaardigen door aan te geven dat er eigenlijk helemaal geen sprake is van een probleem ("auto's zijn helemaal niet zo belastend voor het milieu"). Deze ontkenning kan bijvoorbeeld de vorm aannemen van het ontkennen van de gevolgen. Eén van de voorwaarden voor het optreden van zelfrechtvaardiging is dat het gedrag negatieve gevolgen moet hebben. Door deze gevolgen te ontkennen kan de behoefte aan zelfrechtvaardiging worden gereduceerd.

Afwenteling

Een zeer bekende manier van zelfrechtvaardiging is de uitingsvorm van afwenteling. Bij afwenteling wordt de schuld van het probleem (in dit geval de milieu- en fileproblematiek) afgeschoven. De schuld kan men afwentelen op andere mensen ("Dat anderen eerst maar eens de auto laten staan") of andere sectoren ("De industrie vervuilt veel meer dan de auto"). Zeer nauw verbonden met afwenteling is 'afwijzen van eigen verantwoordelijkheid' ("Als er een probleem is moet de overheid maar ingrijpen"). De neiging om de problemen af te wentelen op anderen werd gevonden in onderzoek van Tertoolen (1994) en Steg (1996).

26

Categorieën van zelfrechtvaardiging

Hulpeloosheid

Een andere uitingsvorm van zelfrechtvaardiging die mensen kunnen hanteren is het aangeven dat geen oplossing gevonden kan worden. Hieronder vallen opvattingen als: "als ik stop is dat slechts een druppel op een gloeiende plaat". Het kan in het extreme resulteren in opvattingen als: "De mensheid is toch gedoemd te onder te gaan".

Deus ex Machina

Verwant aan probleemontkenning is het grote vertrouwen dat mensen kunnen hebben in bijvoorbeeld de techniek. Wanneer het idee bestaat dat de problemen wel opgelost zullen worden door de techniek, de overheid, dan wel door een bovennatuurlijke kracht zal dit niet leiden tot probleemoplossend gedrag. Zo hebben veel mensen het idee dat bijvoorbeeld over een aantal jaren auto's nauwelijks meer zullen vervuilen, omdat er wordt overgeschakeld op het rijden op alcohol en dergelijke. Mis-schien lijkt het alsof er nu nog wel een probleem is, maar als de nood aan de man is zal er vanzelf een oplossing komen.

Illusoire superioriteit

Mensen kunnen ook aangeven dat het probleem niet zo zeer bij hen ligt, omdat zij vergeleken met anderen over het algemeen selectiever gebruik maken van de auto. Wanneer mensen menen zich beter te gedragen dan anderen en daardoor hun autorijden kunnen rechtvaardigen noemt men dit ook wel 'illusoire superioriteit'.

Verschillende hoofdcategorieën van zelfrechtvaardiging

Er zijn nu negen verschillende uitingsvormen aangegeven. Een interessante vraag is of er verschillende achterliggende hoofdcategorieën bij deze uitingsvormen kunnen worden onderscheiden; dat wil zeggen in hoeverre de verschillende uitingsvormen gegroepeerd kunnen worden door middel van overeenkomende kenmerken. Een hoofdcategorie die ten grondslag ligt aan de uitingsvormen van zelfrechtvaardiging, vertegenwoordigt een achterliggend idee, welke een onderscheid maakt tussen

27

Categorieën van zelfrechtvaardiging

de verschillende uitingsvormen van zelfrechtvaardiging. Het laat dus op een hoger niveau zien welk onderscheid er gemaakt kan worden bij zelfrechtvaardiging.

Aronson (1995) maakt onderscheid tussen interne en externe zelfrechtvaardiging. Onder externe zelfrechtvaardiging wordt verstaan dat mensen de oorzaak van het gedrag of de gevolgen buiten zichzelf plaatsen. De schuld wordt afgeschoven naar de situatie, of naar anderen. Een voorbeeld van externe zelfrechtvaardiging bij automobilisten is de waargenomen gedragscontrole ("ik kan niet anders") of de sociale norm ("Ik moet van mijn baas"). Wanneer externe rechtvaardiging niet mogelijk is wordt het gedrag intern gerechtvaardigd. Bij interne rechtvaardiging worden bijvoorbeeld waarderingen en attitudes aangepast aan het gedrag. Dit is wat duidelijk naar voren komt in het onderzoek van Van Vugt naar de carpoolstrook. Automobilisten die merkten dat ze geen gebruik maakten van de carpoolstrook gingen negatiever staan ten opzichte van het carpoolen en positiever ten opzichte van het alleenrijden. Men kon het gedrag niet extern rechtvaardigen (b.v. "Ik mag niet carpoolen van mijn baas") waardoor men vervolgens het gedrag intern rechtvaardigt door de attitude bij te stellen. Een ander voorbeeld hiervan is het minder belangrijk gaan vinden van de milieuproblematiek, wanneer men wordt geconfronteerd met de frictie tussen autorijden en milieubewustzijn (Tertoolen, 1994).

Een ander onderscheid dat men zou kunnen maken is verschil tussen individueel-cognitieve en sociaal-cognitieve uitingsvormen van zelfrechtvaardiging. Individueel cognitieve zelfrechtvaar-diging, welke zich afspeelt in het domein van de individuele cognities, heeft te maken met een vertekening van een cognitie die direct betrekking heeft op de persoon zelf ("Ik kan niet anders", of "Ik vind het openbaar vervoer maar niets"). Onder sociaal cognitieve zelfrechtvaardiging, welke zich afspeelt in het domein van de sociale cognities, wordt verstaan een vertekening van een cognitie die betrekking heeft op anderen ("Laat anderen maar eerst uit de auto stappen", of "Laten ze eerst de industrie maar aanpakken"). Het voordeel van deze indeling boven Aronson's indeling is dat we op theoretische gronden menen dat ten dele te voorspellen is welk type uitingsvormen (individueel-of sociaal-cognitief) zal optreden onder welke omstandigheden. Straks wordt dit verder uitgewerkt.

Naast de hoofdcategorie individueel-cognitief en sociaal-cognitief kunnen uitingsvormen van zelfrechtvaardiging verder ingedeeld worden in vertekeningen van overtuigingen en vertekeningen van waarderingen. Een voorbeeld van zelfrechtvaardiging, waarbij een overtuiging wordt vertekend is: "Ik kan niet zonder mijn auto naar mijn werk komen". Men vertekent de werkelijkheid om het

28

Categorieën van zelfrechtvaardiging

autorijden recht te praten. Een voorbeeld van zelfrechtvaardiging, waarbij de waarderingen worden vertekend is het onderzoek van Van Vugt e.a. (in druk), waarbij alleenrijders de voordelen die nauw verbonden waren met het alleenrijden (flexibiliteit) belangrijker gingen vinden en de voordelen van carpoolen minder belangrijk (gezelligheid, kosten). Dit onderscheid is van belang, omdat het voor mensen waarschijnlijk makkelijker is om waarderingen aan te passen dan overtuigingen;

de behoefte van mensen om zichzelf te zien als een consistent wezen wordt immers ten dele beperkt door de realiteit. Onderzoek naar zelfdienende vertekening steunt deze gedachtengang (Dunning, Meyerowitz, & Holzberg, 1989; Van Lange, 1991).

Aan de hand van de laatstgenoemde twee hoofdcategorieën kunnen er vier verschillende categorieën van zelfrechtvaardiging worden onderscheiden. Dit zijn:

(1) Individueel-cognitieve zelfrechtvaardiging, waarbij overtuigingen worden veranderd;

(2) Individueel-cognitieve zelfrechtvaardiging, waarbij waarderingen worden veranderd;

(3) Sociaal-cognitieve zelfrechtvaardiging, waarbij overtuigingen worden veranderd;

(4) Sociaal-cognitieve zelfrechtvaardiging, waarbij waarderingen worden veranderd;

Tot nu toe zijn de processen van zelfrechtvaardiging beschreven als iets wat moet worden voorkomen.

Het is echter goed te benadrukken dat zelfrechtvaardiging ook in de goede richting kan werken en het selectief autogebruik kan bevorderen. Net zoals een automobilist probeert redenen te verzinnen voor zijn autogebruik kan iemand die met het openbaar vervoer reist zijn keuze gaan rechtvaardigen.

Het is dus zaak om mensen ertoe te bewegen één keer de stap te zetten om met een alternatief vervoermiddel te reizen (bijvoorbeeld door het geven van een dienstfiets, of het verstrekken van

strippenkaarten), waarna mensen hun keuze voor zichzelf recht zullen praten.Het is dan wel van

belang dat de eerste ervaringen met het alternatief vervoer positief zijn. In tabel l staat van ieder van de vier categorieën een voorbeeld.

29

Categorieën van zelfrechtvaardiging

Tabel l: Voorbeelden van vier verschillende categorieën van zelfrechtvaardiging bij automobilisten.

Individueel-Cognitief Sociaal-Cognitief

Overtuigingen "Ik kan niet anders" "Anderen moeten eerst maar stoppen met autorijden."_______________

Waarderingen "Reizen met het openbaar vervoer is een ramp voor mij."

"Anderen vinden het belangrijk dat ik au-to rijd."

Er werd geprobeerd de negen uitingsvormen van zelfrechtvaardiging in te delen aan de hand van deze twee hoofdcategorieën (individueel-cognitief versus sociaal-cognitief en overtuigingen versus waarderingen). Het resultaat hiervan is te zien in tabel 2. De meeste uitingsvormen zijn goed in te delen op de twee hoofdcategorieën. 'Hulpeloosheid' kan daarentegen onder beide dimensies worden geschaard, namelijk individueel-cognitief: "De mensheid is gedoemd ten onder te gaan"

en sociaal-cognitief: "Mijn bijdrage is slechts een druppel op de gloeiende plaat".

Tabel 2: Een indeling van uitingsvormen van zelfrechtvaardiging in de vier verschillende categorieën.____

Individueel-Cognitief Sociaal-Cognitief

Waarderingen - Opwaarderen individuele voordelen auto

• Bagatelliseren nadelen auto_______

- Sociale Norm

Tot slot willen we een aanzet maken tot een voorspelling van welke vormen van zelfrechtvaardiging onder welke omstandigheden naar voren komen. Hierbij is het onderscheid tussen zelfrechtvaardiging als gevolg van morele dissonantie en als gevolg van hedonistische dissonantie (Keiman & Baron, 1974) van belang. Het is waarschijnlijk dat beide soorten dissonantie verschillende vormen van zelfrechtvaardiging met zich meebrengen. Morele dissonantie komt voort uit het besef dat men zich immoreel heeft gedragen. Automobilisten die het idee hebben door hun autogebruik schade te hebben toegebracht aan het milieu kunnen hieronder worden geschaard. In principe kan bij deze vorm van dissonantie elke categorie van zelfrechtvaardiging naar voren komen. Men kan zich beroepen op zowel individueel-cognitieve uitingsvormen ("In mijn situatie is het niet mogelijk om anders dan met de auto naar het werk te gaan") als op sociaal-cognitieve uitingsvormen ("De techniek vindt er wel een oplossing voor"). De voorbeelden uit tabel l zijn dan ook allen toe te

30

Categorieën van zelfrechtvaardiging

passen op uitingsvormen ten gevolge van morele dissonantie.

Van hedonistische dissonantie is sprake wanneer mensen zich onnozel of dom voelen, omdat zij bijvoorbeeld iets gedaan hebben wat niet de verstandigste keuze was. Dit kan bij auto-mobilisten ontstaan wanneer blijkt dat reizen met het openbaar vervoer eigenlijk sneller en/of goedkoper is. Bij hedonistische dissonantie zullen waarschijnlijk alleen individueel-cognitieve uitingsvormen worden gebruikt. Iemand die wordt geconfronteerd met informatie, waaruit blijkt dat de keuze voor de auto in zijn situatie eigenlijk zeer onhandig is (b.v. door files of parkeerproble-men) zal zijn gedrag niet rechtvaardigen door te zeggen dat hij wel minder autorijdt dan anderen ('Illusoire superioriteit'). Mensen zullen eerder geneigd zijn hun gedrag te rechtvaardigen door hun attitude bij te stellen ('onderwaarderen/opwaarderen'), door het probleem te ontkennen ('de auto is sneller') en/of door aan te geven dat er geen andere mogelijkheid is ('waargenomen ge-dragscontrole'). De enige sociaal-cognitieve uitingsvorm van zelfrechtvaardiging die ook naar voren zou kunnen komen bij hedonistische dissonantie is de 'sociale norm'. Omdat anderen vinden dat er met de auto moet worden gereisd heeft men eigenlijk geen vrije keuze tussen de verschillende vervoermiddelen ("Ik moet van mijn baas met de auto naar mijn werk komen, dus heb ik die langere reistijden maar te slikken").

Uit het bovenstaande komt dus de voorspelling naar voren dat er slechts enkele uitingsvormen van zelfrechtvaardiging zijn die hedonistische dissonantie kunnen reduceren, terwijl alle uitingsvormen in potentie morele dissonantie kunnen reduceren.

31