• No results found

Het Nederlands Forensisch Instituut

In document Criminaliteit en rechtshandhaving 2006 (pagina 135-141)

Het NFI17 maakt deel uit van het Ministerie van Justitie en voert overwe-gend natuurwetenschappelijk georiënteerd onderzoek uit ten behoeve van de waarheidsvinding in het kader van de strafrechtspleging. Concreet gaat het daarbij veelal om de analyse en/of identificatie van een grote verschei-denheid aan sporenmateriaal. Het personeelsbestand, dat medio 2006 totaal 406 fte’s omvat, bestaat voor het overgrote deel uit wetenschappelijk onderzoekers op minimaal HBO-niveau. Het NFI heeft de volgende kern-taken18 gedefinieerd:

1 het uitvoeren van forensisch zaakonderzoek: het NFI voert technisch, medisch-biologisch en natuurwetenschappelijk onderzoek uit op ver-zoek van de zittende magistratuur (ZM), het Openbaar Ministerie (OM),

17 Het Nederlands Forensisch Instituut is in 1999 ontstaan door samengaan van twee instituten, namelijk het Gerechtelijk Laboratorium en het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie.

18 Van de totale formatie van het NFI is circa 80% beschikbaar voor de uitvoering van de drie kerntaken. Tussen de kerntaken bestaat de macroverhouding forensisch zaakonderzoek (70%), R&D (15%) en kennis- en expertisecentrum (15%). Voor de langere termijn moet uit oogpunt van continuïteit altijd voldoende capaciteit beschikbaar zijn voor ‘Research and Development’ en de taak als kennis- en expertisecentrum.

de politie en overige opsporingsinstanties. De resultaten van het onder-zoek en de interpretatie van de bevindingen worden vastgelegd in een rapport en waar nodig door de deskundige ter zitting toegelicht. 2 het bedrijven van research & development: de R&D-activiteiten richten

zich voornamelijk op het ontwikkelen en implementeren van nieuwe methoden en technieken, zowel ten behoeve van het NFI als politie en justitie.

3 het fungeren als forensisch kennis- en expertisecentrum op het gebied van

forensisch onderzoek, en wel als volgt:

– als (nationaal en internationaal) kennis- en informatiecentrum op het gebied van forensisch-technisch en wetenschappelijk onderzoek op de door het NFI bestreken deskundigheidsgebieden;

– door het overdragen van kennis aan en het bevorderen van deskun-digheid bij OM, ZM, politie en overige opsporingsinstanties; – door het leveren van een bijdrage aan de beleidsvoorbereiding en

de toetsing op uitvoerbaarheid van wetgeving op het terrein van de rechtshandhaving en de criminaliteitsbestrijding.

Bij het NFI wordt forensisch onderzoek uitgevoerd op de volgende ter reinen:

– Medisch-biologisch onderzoek

– afdeling pathologie gerechtelijke secties, letselbeschrijving – afdeling biologie biologisch sporenonderzoek,

bloedspoorana-lyse, DNA-typering, DNA-verwantschapsonder-zoek, haaronderzoek

– afdeling toxicologie toxicologisch onderzoek – Chemisch onderzoek

– afdeling chemie verfonderzoek, glasonderzoek, brandonder-zoek, onderzoek van explosieven en explosies, vingerspoordetectie, vezel- en textielonderzoek, handschriftonderzoek, machine- en printer-schriftonderzoek, documentonderzoek, taal-kundige tekstanalyse

– afdeling verdovende drugsonderzoek, onderzoek illegale middelen drugsfabricage

– afdeling milieu bodemonderzoek, water- en meststoffenonder-zoek, onderzoek (afval)stoffen en emissies – Fysisch-elektronisch onderzoek

– afdeling fysische wapen- en munitieonderzoek, onderzoek technologie schotresten, onderzoek kras-, indruk- en

vorm-sporen (werktuigvorm-sporen, schoenvorm-sporen e.d.), technisch en materiaalkundig onderzoek, onderzoek verkeersongevallen, voertuigidenti-ficatie

WODC_CenR_9esther2.indd Sec5:136

– afdeling digitale forensisch ICT-onderzoek, onderzoek open en technologie gesloten systemen, software- en

hardware-onderzoek, cryptografie, datacommunicatie, beeldbewerking en biometrie, spraak- en audio-onderzoek

Per 1 februari 2005 is de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden van kracht geworden. Het aanbod van DNA-profielen van personen die als gevolg van de nieuwe wet in de DNA-databank moesten worden opgenomen is groot. Figuur 4.29 geeft een beeld van de ontwikkeling in het aantal aangevraag-de onaangevraag-derzoeken19 per expertisegebied in de periode 2001 tot en met 2006. Daarin wordt goed zichtbaar welk effect de nieuwe DNA-wet heeft gehad op het aantal aangevraagde onderzoeken. Vooral de sterke toename bij het expertisegebied ‘Biologie’ springt in het oog. Het gaat hierbij veelal om geweldszaken, zoals mishandeling, zedenmisdrijven, moord en doodslag. Ook valt de daling bij het expertisegebied ‘verdovende middelen’ op. Dit is grotendeels het effect van de 100%-controles op risicovluchten op lucht-haven Schiphol.

Figuur 4.29 Bij het NFI aangevraagde onderzoeken per expertise-gebied, 2001-2006 0 5.000 10.000 15.000 20.000 25.000 30.000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Biologie Pathologie en Toxicologie

Verdovende middelen Overig chemisch onderzoek Fysische technologie

Voor de corresponderende cijfers, zie tabel 4.36 in bijlage 4. Bron: NFI/ bewerking CBS

19 Een aanvraag kan meer dan één onderzoekshandeling/analyse voor het NFI betekenen, bijvoorbeeld omdat er verscheidene sporen worden aangeleverd. Daarnaast kan een rechercheonderzoek/ zaakonderzoek meer dan één aanvraag opleveren.

4.4 Resumé

Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de omvang, aard en ontwik-keling van de door de politie geregistreerde criminaliteit. Voor het beantwoorden van de vraag naar de omvang en de ontwikkeling van de criminaliteit is gebruikgemaakt van twee elkaar aanvullende databron-nen: slachtofferenquêtes en registraties van de politie. De gegevens in dit hoofdstuk zijn ontleend aan de CBS Politiestatistiek. Deze statistiek, die is gestart in 1948, is gebaseerd op gegevens uit de registraties van de poli-tie. De gegevens betreffen door de politie opgemaakte processen-verbaal van aangifte en ambtshalve opgemaakte processen-verbaal op grond van eigen opsporingsactiviteiten. In dit hoofdstuk is ook aandacht besteed aan de ontwikkeling van de opgehelderde misdrijven en aan de verdachten die door de politie voor misdrijven zijn gehoord.

Belangrijkste bevindingen

In de afgelopen 25 jaar is het aantal geregistreerde misdrijven in Nederland gestegen van minder dan driekwart miljoen in 1980 naar 1,2 miljoen in 2006. Vanaf 2002 daalt het aantal geregistreerde misdrijven. Het ophelderingspercentage ligt in 2006 op 23%. In 1980 was dat nog 30%. De geregistreerde criminaliteit bestaat voor bijna 60% uit vermo-gensmisdrijven. Eén op de zes geregistreerde misdrijven is een vernieling of openbareordemisdrijf en één op de elf een geweldsmisdrijf. De trend voor vermogensmisdrijven is dalend, die van vernielingen en openbare-ordemisdrijven is stijgend. Het aantal geregistreerde geweldsmisdrijven is de afgelopen 25 jaar weliswaar gestegen, maar lijkt de laatste jaren te stabiliseren. Er bestaat een sterke samenhang tussen de ‘grootte’ of ‘stedelijkheid’ van gemeenten en de hoogte van het criminaliteitscijfer. In gemeenten die meer verstedelijkt zijn of meer inwoners tellen, liggen de criminaliteitscijfers per 1.000 inwoners van 12-79 jaar hoger. De gere-gistreerde criminaliteit, gecorrigeerd voor de bevolkingsomvang, is het hoogst in de gemeente Utrecht.

Het aantal gehoorde verdachten is in de periode 1980-2006 gestegen van 210.000 in 1980 naar 358.000 in 2006. Criminaliteit is nog altijd vooral een ‘mannenzaak’, maar het aandeel gehoorde vrouwelijke verdachten neemt toe. Was in 1980 nog één op de tien gehoorde verdachten een vrouw, in 2006 is dat één op de zeven. Veel gehoorde verdachten zijn ‘jong’. Van alle verdachten komt 24% voor in de categorie 18-24 jaar. ‘De meeste verdach-ten zijn autochtoon. Indien rekening wordt gehouden met de bevol-kingsomvang, blijkt dat van de grootste allochtone bevolkings groepen Antillianen of Arubanen relatief het sterkst zijn vertegenwoordigd, gevolgd door Marokkanen, Surinamers en Turken. Binnen de allochtone bevolking liggen de verdachtenpercentages van de eerste generatie wat hoger dan van de tweede. Voor Marokkanen en Turken geldt echter dat de verdachtenpercentages van de tweede generatie hoger zijn dan die van de

WODC_CenR_9esther2.indd Sec5:138

eerste. Het hoogste verdachtenpercentage heeft de groep mannelijke niet-westerse allochtone verdachten van de tweede generatie. Bij nagenoeg alle herkomstgroepen zijn de verdachtenpercentages van allochtonen met twee allochtone ouders hoger dan die van allochtonen met één allochtone ouder.

Het aantal door de politie gehoorde minderjarige verdachten is toegeno-men van 42.000 in 1980 tot 70.000 in 2006. Vanaf midden jaren negentig is het aantal gehoorde minderjarige verdachten jaarlijks toegenomen, met recent een sterke stijging vanaf 2002. Deze sterke stijging in het aantal gehoorde minderjarigen wordt gesignaleerd bij alle drie onderscheiden delicthoofdcategorieën: vernieling of openbareordemisdrijven, gewelds-misdrijven en vermogensgewelds-misdrijven. Het aantal gehoorde minderjarige meisjes is in de afgelopen 25 jaren verdrievoudigd. Deze sterke toename weerspiegelt zich ook in het aandeel dat meisjesverdachten thans hebben in het totaal. Was in 1980 de verhouding meisje-jongen nog één op tien, in 2006 is dit bijna één op vijf.

De cijfers in dit hoofdstuk beschrijven in beginsel de rechtbankstrafza-ken. Dit zijn zaken die in eerste aanleg de sectoren straf van de rechtbanken behandelen en in de hierna volgende tekst ook wel kortweg zijn aangeduid als ‘strafzaken’.

Er volgen beschrijvingen van de instroom van strafzaken bij de parketten van het OM en van de afdoeningen van strafzaken door het OM en door de rechter in eerste aanleg. Summier komen verder aan de orde het hoger beroep bij de gerechtshoven en het beroep in cassatie bij de Hoge Raad en de schadevergoeding aan ex-verdachten.

De informatie heeft vooral betrekking op de periode 1995-2006, terwijl in mindere mate ook cijfers over de periode tussen 1980 en 1995 zijn opgenomen.1 Paragraaf 5.1 beschrijft de vervolging en berechting zonder onderscheid tussen minderjarigen, meerderjarigen en rechtspersonen. Paragraaf 5.2 belicht de minderjarigen afzonderlijk.

In document Criminaliteit en rechtshandhaving 2006 (pagina 135-141)