• No results found

De forensisch psychiatrische centra, FPC’s (tbs-sector)

In document Criminaliteit en rechtshandhaving 2006 (pagina 190-195)

6.1 Het gevangeniswezen, de FPC’s (tbs-sector) en de justitiële jeugdinrichtingen

6.1.2 De forensisch psychiatrische centra, FPC’s (tbs-sector)

Er bestaan twee soorten terbeschikkingstelling (tbs): tbs zonder bevel tot verpleging en tbs met bevel tot verpleging. Bij tbs zonder bevel tot verple-ging (bestaat sinds 1988) blijft opname in een tbs-kliniek achterwege. De maatregel, die in 1988 werd ingevoerd, had aanvankelijk de hoedanigheid van tbs met aanwijzing, maar is in 1998 vervangen door tbs met voor-waarden. Een van de mogelijke voorwaarden die de rechter kan opleggen, is het gebruik van medicijnen.

WODC_CenR_9esther2.indd Sec7:190

Tbs met aanwijzing is sinds de invoering van deze maatregel tot en met 1997 weinig toegepast. Volgens onderzoek dat door de commissie-Fokkens is verricht, is de belangrijkste reden hiervoor het ontbreken in de praktijk van mogelijkheden tot ingrijpen bij het niet-opvolgen van de aanwijzing of bij toenemende gevaarsdreiging. Tbs met aanwijzing kon in zulke gevallen niet zonder meer worden omgezet in tbs met verpleging. De toe-nemende toepassing (zie tabel 6.10 in bijlage 4) van tbs zonder verpleging vanaf 1998 tot en met 2004 is toe te schrijven aan de invoering van de maatregel tbs met voorwaarden. Deze als onderdeel van de zogenoemde ‘Wet Fokkens’ ingevoerde maatregel heeft namelijk ruimere mogelijkhe-den om tbs zonder verpleging om te zetten in tbs met verpleging. Na 2004 is weer een afname te zien van het aantal tbs-opleggingen zonder verple-ging: in 2006 zijn dit 63 gevallen, in 2004 waren dit er 74. Bij de uitvoering van de maatregel en het toezicht op de naleving van de voorwaarden heeft de reclassering een belangrijke rol.

Het vervolg van deze paragraaf heeft betrekking op tbs met verpleging. Tbs met verpleging wordt ten uitvoer gelegd in een justitiële inrichting of in een inrichting die valt onder de geestelijke gezondheidszorg. Tot 1999 waren de meeste inrichtingen gespecialiseerd in een bepaald soort behandeling. Plaatsing in een bepaalde inrichting gebeurde na selectie door het Dr. F.S. Meijers Instituut, waar de terbeschikkinggestelde door-gaans ter observatie werd opgenomen. Uit doelmatigheidsoverwegingen richten de inrichtingen zich vanaf eind 1999 op een breder aanbod van tbs-gestelden, waarbij de inrichtingen slechts op enkele punten van elkaar verschillen, namelijk de mate van beveiliging, het al of niet voorhanden zijn van capaciteit voor vrouwen en de mogelijkheid om zwakbegaaf-den en zwaar psychotische patiënten te behandelen. Ook zijn er enkele inrichtingen aangewezen voor tbs-gestelden bij wie na meerdere mislukte behandelpogingen weinig uitzicht meer bestaat op een succesvolle behandeling (‘longstay’-inrichtingen). Tbs-gestelden worden nog maar op een paar criteria beoordeeld en vervolgens min of meer aselect aan de geschikte inrichtingen toegewezen.

In de tbs-klinieken verblijft ook een beperkt aantal personen aan wie geen tbs is opgelegd, voornamelijk gedetineerden die door ernstige psychische stoornissen niet langer in het gevangeniswezen te handhaven zijn.

Ontwikkeling van instroom, uitstroom en capaciteit

Figuur 6.5 laat zien dat het aantal tbs-opleggingen al lange tijd aanzien-lijk hoger is dan het aantal beëindigingen. Dit al jaren durende verschil tussen in- en uitstroom heeft ervoor gezorgd dat het aantal lopende tbs-maatregelen van 1995 tot 2006 bijna twee keer zoveel is in 2006 als in 1995 (zie figuur 6.6).

Figuur 6.5 In- en uitstroom van tbr/tbs 0 50 100 150 200 250 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006* Opleggingen Beëindigingen

* De opleggingen in 2006 betreffen een voorlopig cijfer. Deze cijfers kunnen nog veranderen / toene-men als gevolg van naijleffect.

Voor de corresponderende cijfers, zie tabel 6.10 in bijlage 4. Bron: DJI

Figuur 6.6 Lopende tbs-maatregelen

0 500 1.000 1.500 2.000 2.500 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Voor de corresponderende cijfers, zie tabel 6.10 in bijlage 4.

Bron: DJI

Sinds de inwerkingtreding van de Wet Fokkens (1997) kan, ingeval tbs in combinatie met een gevangenisstraf is opgelegd, in beginsel na het uitzit-ten van een derde van de strafduur van de gevangenisstraf plaatsing in een tbs-inrichting plaatsvinden. Formeel begint de tbs na twee derde van de strafduur. Wanneer men dan nog niet is geplaatst, krijgt men de status

WODC_CenR_9esther2.indd Sec7:192

van (tbs-)passant. Hoewel de behandelcapaciteit in de forensisch psychia-trische centra, fpc’s, (voorheen tbs-kliniek genoemd) fors is uitgebreid, van 650 plaatsen in 1995 tot 1.738 plaatsen in 2006, is er nog altijd sprake van een tekort. Het gevolg van het tekort is de passantenproblematiek. Tbs-passanten zijn personen die na de aanvang van de termijn van terbe-schikkingstelling verblijven in een huis van bewaring of een gevangenis, in afwachting op de daadwerkelijke plaatsing in een tbs-inrichting. Het gemiddelde aantal passanten in 2006 is afgenomen tot 146, het jaar daar-voor waren er nog 214 passanten. De gemiddelde wachttijd groeide licht in de periode 1995 -1997 van ongeveer tien maanden tot een jaar. Vervolgens daalde de wachttijd weer tot acht maanden in 2006 (tabel 6.11). Volgens de Beginselenwet Terbeschikkinggestelden (1997) moet een tbs’er binnen zes maanden nadat de termijn is gaan lopen, worden geplaatst. Een tbs-passant heeft recht op een vergoeding vanaf zes maanden na de ingangs-datum van de tbs. De vergoeding bedraagt € 350 per maand. Dit bedrag wordt per drie maanden verhoogd met € 125. De tbs-gestelde krijgt de vergoeding pas op het moment dat de plaatsing gerealiseerd is.

De gemiddelde intramurale behandelduur is sinds 1995 toegenomen (zie tabel 6.12). De behandelduur van de personen die zijn uitgestroomd in het jaar 1995 kwam uit op gemiddeld 4,9 jaar, terwijl de behandelduur van het uitstroomcohort 2006 gemiddeld 7,4 jaar bedroeg. De berekeningswijze van de gemiddelde behandelduur van een uitstroomcohort is gelijk aan het rekenkundige gemiddelde van de duur van alle beëindigde behandelingen in een jaar, inclusief justitiabelen die zijn doorgestroomd naar proefverlof en/of voorwaardelijke beëindigingen. Aan deze eenvoudige berekenings-wijze kleeft echter wel een bezwaar. Omdat de behandeltermijn van een tbs-gestelde pas kan worden vastgesteld bij beëindiging van zijn tbs-maatregel of bij aanvang van zijn proefverlof, blijft met deze trendanalyse buiten beeld dat het aantal tbs-gestelden dat naar verwachting niet of voorlopig niet vrij-komt, eveneens is toegenomen (o.a. de longstay-populatie).

Een andere manier voor het berekenen van de gemiddelde behandelduur gaat niet uit van uitstroomcohorten, maar van instroomcohorten, dus bere-kend over alle mensen die in een bepaald jaar instromen. Hoe recenter het instroomjaar, hoe meer behandelingen er op het meetmoment nog lopen en hoe moeilijker deze gemiddelde behandelduur te voorspellen is. Maar voor de wat oudere instroomjaren kan een deel van de berekening worden gebaseerd op gegevens van patiënten die daadwerkelijk zijn uitgestroomd en behoeft alleen voor het deel dat niet is uitgestroomd een schatting te worden gemaakt. Na het schatten van deze duur kan vervolgens de totale gemiddelde behandelduur worden geraamd voor een geheel instroom-cohort. Er zijn vele methoden waarmee men dergelijke schattingen kan maken. Op basis van deze berekeningen voorspelt DJI voor de personen die in de periode 1995-2000 zijn ingestroomd, een gemiddelde behandelduur die een paar jaar langer is dan de gemiddelde behandelduur van de meest recente uitstroomcohorten.

Kenmerken van de tbs-populatie

Het Dr. F.S. Meijers Instituut heeft vanaf 1995 een bestand met gedetail-leerde gegevens over de bevolking van de tbs-inrichtingen bijgehouden. Het op deze gegevens gebaseerde rapport ‘De Terbeschikkingstelling in Maat en Getal’ (Van Emmerik, 2001) presenteert een uitgebreide beschrij-ving van de tbs-populatie in de periode 1995-2000.

Deze kenmerken zijn over het algemeen redelijk constant in de periode 1995- 20052 (zie tabel 6.13 in bijlage 4).

Op basis van gegevens die door DJI bij de FPC’s worden verzameld (meting 2005), kan de tbs-populatie als volgt worden gekenschetst: het merendeel is man (94%), de gemiddelde leeftijd is 37 jaar, 73% is in Nederland gebo-ren, 74% is nooit gehuwd geweest, 85% heeft niet meer dan buitengewoon of lager onderwijs genoten, 65% was verslaafd ten tijde van het delict, en 63% was al eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf. Opmerkelijk is het feit dat 4% van de tbs-populatie al een keer eerder was veroordeeld tot tbs met verpleging. In de jaren negentig schommelde dit percentage rond 8%. Dit duidt erop dat men in de loop der tijd voorzichtiger is geworden met het beëindigen van de tbs-maatregel. Dit zou wellicht mede een verklaring zijn voor de oplopende gemiddelde behandelduur.

Bij alle tbs-gestelden in 2005 is sprake van een agressieve component in het gepleegde delict, waarvan 32% met een seksuele component. Het aantal tbs-gestelden waarbij sprake was van een vermogenscomponent is toegenomen. In 2005 is dit percentage 39%, in 2000 was dit percentage nog 30%. Bij 13% van de tbs-populatie was brandstichting (mede) aanlei-ding voor de tbs.

Beëindiging van de tbs-maatregel

Tbs met bevel tot verpleging wordt voor twee jaar opgelegd. De maatregel kan in de meeste gevallen3 door de rechter worden verlengd op vordering van de officier van justitie, na zwaarwegend advies van de behandel-inrichting. Wanneer de rechter in afwijking van het advies van de behan-delaars de tbs niet verlengt of de officier van justitie tegen het advies van de behandelaars geen vordering doet, wordt gesproken van een contraire beëindiging.

Vanaf de invoering van de Wet Fokkens in oktober 1997 is voorwaardelijke beëindiging van de tbs door de rechter mogelijk. Hierbij wordt de behan-deling gestopt terwijl de tbs doorloopt, en bestaat de mogelijkheid voor een nieuwe last tot verpleging als niet aan de voorwaarden wordt voldaan

2 Voor 2006 waren een aantal achtergrondkenmerken nog niet bekend, vandaar dat de beschrijving van de tbs-populatie is gericht op het jaar 2005.

3 Verlenging is mogelijk ‘als de veiligheid van anderen of algemene veiligheid van personen of goederen dat eist’ (artikel 38d lid 2 Sr). Bovendien mag de totale duur van de tbs niet langer worden dan vier jaar, tenzij betrokkene is veroordeeld vanwege bepaalde omschreven (seksuele) geweldsmisdrijven (artikel 38e Sr).

WODC_CenR_9esther2.indd Sec7:194

of als ernstig gevaar voor recidive ontstaat. De reclassering is belast met de begeleiding van de tbs-gestelde en het toezicht op de naleving van de voorwaarden.

In document Criminaliteit en rechtshandhaving 2006 (pagina 190-195)