• No results found

Behandeling in hoger beroep en/of cassatie

In document Criminaliteit en rechtshandhaving 2006 (pagina 43-46)

2.2 De fasen in het strafproces

2.2.2 Behandeling in hoger beroep en/of cassatie

De uitkomst van een strafzaak kan voor zowel de veroordeelde als het OM onbevredigend zijn. Beide partijen kunnen daartegen opkomen met behulp van rechtsmiddelen: verzet (in verstekzaken), hoger beroep en

beroep in cassatie. Veroordeelde en OM kunnen eenmaal in hoger beroep

gaan bij een hogere rechter. Van vonnissen van de rechtbank is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof. Het beroep moet in het algemeen bin-nen veertien dagen na de uitspraak worden ingesteld. De behandeling van de zaak in hoger beroep kan neerkomen op een geheel nieuwe feitelijke behandeling, maar meestal zal het gaan om behandeling van het punt dat partijen verdeeld houdt, zoals de hoogte van de strafmaat. Van de in hoger beroep gewezen uitspraken kunnen de meerderjarige verdachte en het OM weer binnen veertien dagen na de uitspraak in cassatie gaan bij de HR. Cassatie onderscheidt zich van het hoger beroep doordat het niet strekt tot een (geheel) nieuwe behandeling van de zaak. Het dient ertoe vast te stel-len of de aangevalstel-len beslissing wel overeenkomstig het recht is en de in acht te nemen vormen zijn gerespecteerd.34 Met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel inzake het stroomlijnen van hoger beroep35 zullen enkele

33 Dat kan bijvoorbeeld niet het geval zijn als het feit de dader niet kan worden toegerekend wegens een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis of om andere redenen zoals overmacht, noodweer of noodweerexces.

34 Zie verder: Van Dorst (2004), Stamhuis (2004).

wijzigingen in het stelsel van hoger beroep worden doorgevoerd waarbij het aantal en de reikwijdte van de rechtsmiddelen die kunnen worden ingesteld afhankelijk zijn van de aard en het gewicht van de verschil-lende strafzaken. Naast bagatelzaken waarin zal worden volstaan met één rechterlijke instantie, worden de relatief ernstige zaken onderscheiden waar recht gesproken kan worden in drie instanties: eerste aanleg, hoger beroep en cassatie. Ten slotte is er een middencategorie van zaken van beperkte omvang en een relatief gering belang waarin een berechting in twee volledige rechterlijke instanties niet nodig is, en met een verlofstel-sel zal worden gewerkt. Dit houdt in dat na een volledige behandeling in eerste aanleg, de voorzitter van het gerechtshof toetst of een behandeling in hoger beroep in het belang van een goede rechtsbedeling is.

2.2.3 De tenuitvoerlegging

Als voor de verdachte geen hoger beroep of cassatie meer openstaat, is de veroordeling onherroepelijk (definitief) en kan het vonnis ten uitvoer worden gelegd. Alleen gratie kan in een aantal gevallen daar verande-ring in brengen. Artikel 2 van de Gratiewet somt de gronden op waarvoor gratie kan worden verleend. De straffen en maatregelen waarvoor gratie kan worden verzocht, zijn opgenomen in artikel 558 Sv. De veroordeelde heeft overigens geen recht op gratie; gratie is een gunstbetoon, verleend bij koninklijk besluit.

De verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van het strafvonnis ligt bij het OM. Het OM draagt niet zelf zorg voor de feitelijke tenuitvoer-legging van sancties, maar draagt deze op aan verschillende justitiële of particuliere instellingen. Deze instanties onderscheiden zich niet alleen van elkaar naar aard van de te executeren sanctie, maar vaak ook naar leeftijd van de veroordeelde (minder- of meerderjarig). Zo is de verant-woordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van taakstraffen voor minder-jarigen opgedragen aan de Raad voor de Kinderbescherming, terwijl de verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van taakstraffen voor meerderjarigen is opgedragen aan de reclassering.

De tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen wordt steeds overgedragen aan het Ministerie van Justitie (i.c. DJI) die daarmee ook de verantwoordelijkheid overneemt. Vrijheidsbeneming gebeurt in drie soorten van justitiële inrichtingen: penitentiaire inrichtin-gen (gevaninrichtin-genissen en huizen van bewaring), justitiële jeugdinrichtininrichtin-gen en tbs-inrichtingen (tegenwoordig ook aangeduid als: forensisch psychia-trische centra). Het gevangeniswezen kent een groot aantal verschillende

beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen en het wijzigen van de tenlastelegging (stroomlijnen hoger beroep) zoals aangekondigd in de notitie ‘Algemeen kader herziening Wetboek van Strafvordering (Kamerstukken 29 271 nr. 1) Stb 2006/470, Kamerstukken 30 320.

WODC_CenR_9esther2.indd Sec3:44

regimes; de mate van beveiliging varieert van extra beveiligde tot zeer beperkt beveiligde inrichting.

Wanneer een verdachte die tot een gevangenisstraf wordt veroordeeld, voorafgaand aan het vonnis niet preventief was gehecht, zal deze na het onherroepelijk worden van het vonnis worden opgeroepen zich op een bepaalde datum bij een bepaalde zelfmeldinrichting te melden. Tot die datum is sprake van een lopend vonnis. Het parket stuurt het vonnis naar het Landelijk Coördinatiepunt Arrestatiebevelen (LCA) van het CJIB waar wordt onderzocht of de gestrafte oproepbaar is. Wanneer dit niet het geval blijkt te zijn (bijvoorbeeld verblijfplaats onbekend), zal de persoon in kwestie ter arrestatie worden geregistreerd in het opsporingsregister (OPS). Wanneer de gestrafte wél oproepbaar is, krijgt de gestrafte een oproep thuisgestuurd waarin staat vermeld op welke vastgestelde datum hij zich bij een bepaalde inrichting moet melden.

Met het oog op de problematiek van de tekorten aan sanctiecapaciteit is sinds 2003 het zogenoemde ‘elektronisch toezicht’ ingevoerd en sinds 2005, zij het op experimentele basis, de elektronische detentie. De toepas-sing van het elektronisch toezicht kan deel uitmaken van een peniten-tiair programma (artikel 7a Penitenpeniten-tiaire Maatregel) of als bijzondere voorwaarde door de rechter worden opgelegd (Aanwijzing Elektronisch Toezicht). Door middel van het elektronisch toezicht wordt gecontroleerd of de veroordeelde zich binnen of buiten het bereik van een ontvanger bevindt die is opgesteld in diens huis. De reclassering draagt de verant-woordelijkheid voor de uitvoering van het elektronisch toezicht. Elektronische detentie is een vorm van vrijheidsbeneming met de verplichting om doorlopend thuis te zijn. De aanwezigheid wordt met elektronische middelen gecontroleerd. Met elektronische detentie is geëxperimenteerd als executiemodaliteit onder de verantwoordelijkheid van DJI (Post, Tielemans, Woldringh, 2005). Op dit moment is een wets-voorstel in voorbereiding waarmee de elektronische detentie een door de rechter op te leggen hoofdstraf wordt onder de benaming: thuisdetentie.

Vergoeding van schade bij strafvorderlijk optreden

Het Wetboek van Strafvordering kent enkele voorzieningen bij schade die het gevolg is van de strafvorderlijke activiteiten (Kwakman, 2003). In de eerste plaats is er de schadevergoedingsregeling in verband met de voorlopige hechtenis (artikel 89 e.v. Sv). De verdachte die in voorlopige hechtenis heeft gezeten zonder dat er een straf of een maatregel is opge-legd, of voor een feit waarvoor geen voorlopige hechtenis is toegelaten, heeft recht op een vergoeding van geleden schade. Behalve om vermo-gensschade (verlies van inkomsten als gevolg van detentie) kan ook ideële schade vergoed worden. Verder kent het wetboek de proceskostenvergoe-dingsregeling (artikel 591, 591a Sv), de vergoeproceskostenvergoe-dingsregeling voor de kosten bij voeging door een benadeelde partij (artikel 592a Sv) en de

kosten-vergoedingsregeling in verband met bevelen van jusititiële autoriteiten tot uitlevering of overbrenging van voorwerpen (artikel 592 Sv).

In document Criminaliteit en rechtshandhaving 2006 (pagina 43-46)