• No results found

Het goederenterritorialiteitsbeginsel

DEEL III: SECUNDAIRE SANCTIES EN JURISDICTIE

B. DE PERMISSIEVE RECHTSMACHTSBEGINSELEN

2. Het nationaliteitsbeginsel

2.2. Het goederenterritorialiteitsbeginsel

Het verhaal van de Soviet Pipeline Regulations en de Export Administration Act stopt niet bij de problematiek rond de controletheorie. De VS maakte het zich door de amendementen aan de EAA immers ook mogelijk om jurisdictie uit te oefenen ten opzichte van ondernemingen opgericht in het buitenland doordat zij ofwel verbonden waren met Amerikaanse ondernemingen door licentieovereenkomsten, betalingen van royalty’s of andere betalingen, ofwel goederen hadden gekocht die hun oorsprong hadden in de VS.378 Concreet hield dit in dat ondernemingen de toestemming nodig

hadden van de Verenigde Staten om goederen of technologieën, die zij uit de Verenigde Staten hadden geïmporteerd, te re-exporteren. Daarnaast werd het niet-Amerikaanse ondernemingen ook verboden om vrijelijk goederen te exporteren die zij in eigen land hadden geproduceerd, indien zij bij die productie

373 X, “Extraterritorial Application of the Export Administration Act of 1979 Under International and American

Law”, Michigan Law Review, vol. 81, issue 5, 1983, (1308) 1323.

374 IGH 5 februari 1970, n. 337, “Case Concerning the Barcelona Traction, Light and Power Company, Limited

(Belgium v. Spain)”, 34, para. 41.

375 Ibid., 6, para. 1-3.

376 C. RYNGAERT, “Extraterritorial Export Controls (Secondary Boycotts)”, Chinese Journal of International

Law, vol. 7, 2008, (625) 628.

377 IGH 5 februari 1970, n. 337, “Case Concerning the Barcelona Traction, Light and Power Company, Limited

(Belgium v. Spain) (separate opinion of Jessup)”, 183, para. 39.

378 Europese Unie (EG), “Comments of the European Community on the Amendments of 22 June 1982 to the U.S.

72 gebruik hadden gemaakt van technologie die eerder vanuit de VS werd geïmporteerd.379 Men spreekt in

deze context ook wel over het goederenterritorialiteitsbeginsel (principle of goods-territoriality).380

Net als bij de controletheorie ging de Europese Unie in haar commentaren op de Amerikaanse amendementen in op de legaliteit van deze twee vormen van exportcontroles. En opnieuw wees de Europese Unie de theorie van de VS af. De EU gaf aan dat goederen en technologie geen nationaliteit hebben en dat er bovendien geen internationaalrechtelijke regels zijn die toelaten dat men jurisdictie uitoefent over personen in het buitenland omdat zij die goederen of technologie in hun bezit hebben of controleren.381 Er werd daarbij ook gewezen op verscheidene rechtszaken waar bevestigd werd dat de

Amerikaanse jurisdictie goederen die uit de VS kwamen niet volgt nadat die goederen in het grondgebied van een andere Staat waren terechtgekomen.382 Het is duidelijk dat voor de EU de

extraterritoriale regelgeving van de VS te ver ging:

“The public policy (“ordre public”) of the European community and of its Member States is thus purportedly replaced by U.S. public policy which European companies are forced to carry out within the E.C., if they are not to lose export privileges in the U.S. or to face other sanctions. This is an unacceptable interference in the affairs of the European Community.”383

De rechtsleer volgt de EU in haar redenering. In het internationaal recht zijn er geen regels die de nationaliteit van goederen bepalen, met uitzondering van vliegtuigen en schepen.384 Hetzelfde geldt voor

technologie. De hypothetische situatie waarin goederen wel nationaliteit kunnen hebben, zou ook tot extreem ingewikkelde situaties leiden. Hoe zou men bijvoorbeeld de nationaliteit bepalen van een goed dat gemaakt wordt in Staat A, terwijl alle onderdelen of grondstoffen daarvan afkomstig zijn uit andere Staten?385 De afwijzing van de EU aangaande de vraag of goederen nationaliteit kunnen hebben,

versterkt alleen maar de visie dat dit effectief niet zo is. Bijgevolg kan men zich niet baseren op het

379 X, “Extraterritorial Application of United States Law: The Case of Export Controls”, University of

Pennsylvania Law Review, 1984, (355) 360.; C. FABRE, “Secondary Economic Sanctions”, Current Legal Problems, vol. 69, no. 1, 2016, (259) 274.

380 Ibid.

381 Europese Unie (EG), “Comments of the European Community on the Amendments of 22 June 1982 to the U.S.

Export Regulations”, 12 augustus 1982, 6, §8.

382 Ibid.; Men verwees onder meer naar een Belgische zaak, namelijk Moens v. Ahlers North German Lloyd, 30

R.W. 360 (Tribunal of Commerce Antwerp (1966)).

383 Ibid., 8, §10.

384 X, “Extraterritorial Application of the Export Administration Act of 1979 Under International and American

Law”, Michigan Law Review, vol. 81, issue 5, 1983, (1308) 1326.; Art. 17 Convention on International Civil Aviation, Chicago, 7 december 1944 (vliegtuigen hebben de nationaliteit van de Staat waar ze geregistreerd zijn).; Art. 91 United Nations Convention on the Law of the Sea, 10 december 1982 (schepen hebben de nationaliteit van de Staat onder wiens vlag ze gerechtigd zijn te varen).

385 X, “Extraterritorial Application of the Export Administration Act of 1979 Under International and American

73 nationaliteitsprincipe om de exportcontroles op goederen en exportcontroles op technologie te rechtvaardigen.

Naast bovenstaande exportcontroles, trachtte de Amerikaanse regelgever ook om niet-Amerikaanse ondernemingen op ‘vrijwillige’ basis de Amerikaanse regels te laten naleven. De VS wilde dit bereiken door in de EAA aan te moedigen tot het gebruik van dwangclausules in licentieovereenkomsten die gesloten werden tussen Amerikaanse ondernemingen en buitenlandse ondernemingen.386 Men laat dan

bijvoorbeeld in het contract stipuleren dat re-export van goederen komende uit de VS verboden is zonder voorafgaande toestemming van de VS, of dat toestemming moet bekomen worden indien men goederen wil exporteren die geproduceerd werden met behulp van Amerikaanse technologie.387

De Europese Unie vond deze praktijk niet meer dan verwerpelijk. Een overeenkomst tussen private spelers mag volgens de Unie niet gebruikt worden als middel om het buitenlands beleid te verwezenlijken. Bovendien liet de EU optekenen dat het aanmoedigen van een overheid om zogenaamde submission clauses op te nemen in private overeenkomsten voor haar een misbruik van de contractvrijheid uitmaakt. Men gebruikt de contractvrijheid immers om de limieten die er gelden voor jurisdictie in het internationaal recht te omzeilen.388

In de rechtsleer heerst er verdeeldheid over de vraag naar de legaliteit van deze submission clauses. Zo geeft men enerzijds aan dat een overeenkomst tussen private partijen misschien wel aanleiding kan geven tot Amerikaans optreden, maar enkel voor zover de goederen of partijen in de VS aanwezig zijn of voor zover de derde Staten meewerken met de VS. Behalve in voorgaande situaties, geeft het vrijwillig akkoord gaan om niet te re-exporteren in lijn met de Amerikaanse regelgeving de VS in geen geval het recht om zijn regelgeving extraterritoriaal te handhaven. Daarenboven wordt ook aangegeven dat men niet zomaar kan aanvaarden dat een onderneming, een privépartij, de toestemming kan verlenen aan de VS om jurisdictie uit te oefenen over Amerikaanse goederen buiten het territorium van de VS. Het extraterritoriaal toepassen van wetgeving tast immers de soevereiniteit van de territoriale Staat aan waar de onderneming-contractpartij zich heeft gevestigd, niet die van de onderneming zelf.389

Anderzijds, zijn er ondanks de afwijzing van de EU en de twijfels bij een deel van de rechtsleer,390 ook

386 Europese Unie (EG), “Comments of the European Community on the Amendments of 22 June 1982 to the U.S.

Export Regulations”, 12 augustus 1982, 8, §11.

387 X, “Extraterritorial Application of United States Law: The Case of Export Controls”, University of

Pennsylvania Law Review, 1984, (355) 376.

388 Europese Unie (EG), “Comments of the European Community on the Amendments of 22 June 1982 to the U.S.

Export Regulations”, 12 augustus 1982, 8, §11.

389 X, “Extraterritorial Application of the Export Administration Act of 1979 Under International and American

Law”, Michigan Law Review, vol. 81, issue 5, 1983, (1308) 1324.

390 H. TITTMANN, “Extra-territorial Application to U.S. Export Control Laws on Foreign Subsidiaries of U.S.

Corporations: An American Lawyer's View from Europe”, International Lawyer (ABA), vol. 16, no. 4, 1982, (730) 734.; X, “Extraterritorial Application of the Export Administration Act of 1979 Under International and American Law”, Michigan Law Review, vol. 81, issue 5, 1983, (1308) 1324.

74 stemmen die geen graten zien in deze praktijk. Zo wordt aangegeven dat in het geval de overeenkomst tussen twee ondernemingen expliciet vermeldt dat men toestemming nodig heeft van de VS om te re- exporteren vóór de goederen het Amerikaans grondgebied verlaten en dus op het moment dat de VS jurisdictie kan uitoefen onder het territorialiteitsprincipe, de clausules wettig zijn onder internationaal recht.391 Bovendien wordt opgevoerd dat er geen sprake is van een internationale regel die privépartijen

het verbod oplegt om zich te binden tot hogere normen van regelgeving. Integendeel, die praktijk is zelf veelvoorkomend in het veld van internationale financiële regulering waar financiële actoren, om hun betrouwbaarheid te verhogen, zich vrijwillig houden aan hogere, buitenlandse standaarden, ook al hoeft dat niet in het territorium waarin men actief is. De EU had het met andere woorden niet bij het rechte eind. Als Staten willen vermijden dat hun onderdanen zich vrijwillig binden aan de hogere standaarden van buitenlandse regelgeving, dient men aldus actief in te grijpen door zelf regelgeving aan te nemen die dat voorkomt. In 1996, met het aannemen van de blokkeringsverordening, leek ook de EU die boodschap te hebben begrepen.392