• No results found

E-health interventies (versie 2013)

In document Depressie (pagina 73-76)

7. Behandeling Eerste-stap interventies (versie 2013)

7.6 E-health interventies (versie 2013)

Richtlijntekst:

VERSIE 2013

De richtlijntekst in deze paragraaf omvat geen verdere inleiding.

Aanbevelingen: VERSIE 2013

Bij patiënten die zich aanmelden met een lichte depressie (niet-suïcidaal,

niet-psychotisch), met een eerste episode die korter dan 3 maanden bestaat, dienen e-health interventies te worden overwogen als eerste-stap interventie.

Als na een periode van 3 maanden met een e-health interventie geen of onvoldoende effect blijkt, dient een andere interventie overwogen te worden.

Bij patiënten die zich aanmelden met een lichte depressie (niet-suïcidaal,

niet-psychotisch), met een eerste episode die langer dan 3 maanden bestaat of een recidief, dient overwogen te worden een e-health interventie toe te voegen aan de basisinterventies.

Bij patiënten die zich aanmelden met een (matig) ernstige depressie (niet-suïcidaal, niet-psychotisch), met een eerste episode, dient overwogen te worden een e-health interventie toe te voegen aan de basisinterventies.

Wetenschappelijke onderbouwing: VERSIE 2013

E-health wordt gedefinieerd als het gebruik van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en met name internettechnologie om de gezondheidszorg te ondersteunen of te verbeteren. Afhankelijk van de doelstelling kunnen e-health interventies ingezet worden als een zelfstandige interventie, een interventie ter overbrugging van de wachttijd op een reguliere interventie, een onderdeel van een reguliere interventie, of een opstap naar een zwaardere interventie (Riper et al., 2007).

Christensen en haar medewerkers (Christensen, e.a., 2004; Christensen, e.a., 2006a; Christensen, e.a., 2006b; Christensen, e.a., 2006c; Griffiths, e.a., 2004) ontwikkelden een online-programma voor depressie en vonden dat de toevoeging van dit programma aan een individuele of groepsbehandeling met CGT een gunstig effect had, maar het programma op zich, zonder CGT, had echter een beperkt effect. Uit deze studies blijkt dat internetprogramma's kunnen worden ontwikkeld die de positieve resultaten van een gangbare behandeling kunnen versterken.

In een meta-analyse integreren Spek et al. (2007a) de uitkomsten van 12 gerandomiseerde, gecontroleerde trials. De meta-analyse bevat studies naar internet-based interventies voor klachten van angststoornissen en depressie. Van de 12 studies waren 5 studies gericht op depressie. De mate van contact met een therapeut of therapeutisch geschoolde assistent varieerde per studie. De internet-based interventies gericht op

depressieve klachten hadden een kleine effect size (d= 0.27) en een significante heterogeniteit. Bij angststoornissen werd een groter effect gevonden (d= 0.96). Dit verschil in effectiviteit wordt mogelijk verklaard door het verschil in contact met de therapeut.

Bij de interventies (angst en depressie samengevoegd) zonder therapeutische ondersteuning was de effectsize 0.24 en bij de interventies (angst en depressie samengevoegd) met therapeutische ondersteuning was de effectsize 1.00. Uit dit onderzoekt blijkt dat internet-based interventies, met name de interventies waarbij er contact is met een therapeut, effectief zijn. Vanwege de grote mate van verschil in de geïncludeerde studies wat betreft de patiëntkenmerken en de aangeboden interventies is verder onderzoek nodig.

In een RCT hebben Spek et al. (2007b) de effectiviteit van internet-based CGT voor subklinische depressie bij mensen ouder dan 50 jaar onderzocht. Bij deze interventie is geen therapeutische ondersteuning aanwezig. Een significant effect werd gevonden ten aanzien van de wachtlijst-controlegroep (p=0.04 en d= 0.55). Ten aanzien van de controlegroep die een groeps-CGT-interventie had ontvangen werd geen significant verschil gevonden in verbetering gemeten met de BDI. Na een jaar laten deelnemers aan deze internet-based interventie significant meer verbetering zien dan de wachtlijst-controlegroep (Spek et al., 2008). Er is geen verschil met de groeps-CGT-interventie, alhoewel een niet-significante trend naar een betere uitkomst van de internet-based interventie wijst.

Van Straten et al. (2008) onderzochten in een RCT de effectiviteit van een internet-based interventie (een cursus van 4 weken) op het verminderen van klachten van depressie, angst en werkgerelateerde stress. Deelnemers ontvingen lesmateriaal, waaronder oefeningen om te leren hoe je oplosbare problemen op een gestructureerde manier kunt benaderen. Bij deze interventie was geen sprake van therapeutische

ondersteuning, maar deelnemers ontvingen wel feedback op de door hen gehanteerde probleemoplossende strategieën in de oefeningen die werden afgerond. De internet-based interventie had een significant effect op symptomen van depressie, angst en werkgerelateerde stress. Voor de patiënten die de interventie afronden, was de interventie het meest effectief voor depressieve klachten. Daarnaast bleek dat patiënten met een hoge baseline-score het meest baat hadden bij de interventie.

Literatuur

Christensen, H., Griffiths, K.M., Britliffe, A.E., Groves, C. (2004). A comparison of changes in anxiety and depression symptoms of spontaneous users and trial participants of a cognitive behaviour website. Journal of medical Internet Reseearch, 6 ,e46.doi: 10.2196/jmir.6.4.e46.

Christensen, H., Griffiths, K.,Groves, C., Korten, A. (2006a) Free range users and hit wonders: community users of an internet-based cognitive behavour therapy program. Australian and New Zealand Journal of

Psychiatry,40, 59-62.

Christensen, H., Leach, L.S.,Barney,L.,Mackinnon, A.J., Griffiths, K.M. ((2006b). The effect of web based depression interventions on self reported help seeking: a randomized controil trial. BMC Psychiatry, 6, 13. Christensen, H., Griffiths, K.M., Mackinnon, A.J., Brittliffe, K. (2006c). Online randomized control trial of brief and full cognitive behaviour therapy for depression. Psychological Medicine, 36, 1-10.

Griffiths, K.M., Christensen, H., Jorm, A.F., Evans, K., Groves, C. (2004). Effetc of web-based depression literacy and cognitive -behaviour therapy interventions on stigmatising attitudes to depression. British Journal of Psychiatry, 185, 342349.

Spek V, Cuijpers P, Nykliček I, Riper H, Keyzer J, Pop V. Internet-based cognitive behaviour therapy for symptoms of depression and anxiety: a meta-analyse. Psychol. Med. 2007a, 37 (3):319-328.

Spek V, Nykliček I, Smits N, Cuijpers P, Riper H, Keyzer J, Pop V. Internet-based cognitive behavioural therapy for subthreshold depression in people over 50 years old: a randomized controlled clinical trial. Psychol. Med. 2007b, 37 (12): 1797-806.

Spek V, Cuijpers P, Nykliček I, Smits N, Riper H, Keyzer J, Pop V. One year follow-up results of a randomized controlled clinical trial on internet-based cognitive behavioural therapy for subthreshold depression in people over 50 years old. Psychol. Med. 2008, 38 (5): 635-9.

Straten A van, Cuijpers P, Smits N. Effectiveness of a web-based self-help intervention for symptoms of depression, anxiety, and stress: randomized controlled trial. J Med Internet Res. 2008 Mar 25;10(1):e7. Riper H, Smit F, Van der Zanden R, Conijn B, Kramer J, Mutsaers K. E-mental Health High Tech, High Touch, High Trust: Programmeringsstudie E-mental Health in opdracht van het ministerie van VWS. 2007

Trimbos-instituut, Utrecht.

Conclusies: VERSIE 2013

Niveau 1

Het is aangetoond dat e-health interventies bij patiënten met een depressieve stoornis op zich een gering effect hebben op het verminderen van de

symptomen van depressie, maar wel nuttig zijn als ondersteuning van individuele en groepstherapie en het aantal benodigde sessies kunnen reduceren.

A2 Christensen et al. (2006b) A2 Christensen e.a. (2006c)

Niveau 1

Het is aangetoond dat e-health interventies bij mensen met depressieve klachten (subklinische depressie) deze klachten kunnen verminderen.

A1 Spek, 2007a A2 Van Straten, 2008

Niveau 2

Het is waarschijnlijk dat de effectiviteit van e-health interventies voor de behandeling van depressieve klachten (subklinische depressie) mede bepaald wordt door de mate waarin therapeutische ondersteuning aanwezig is.

A2 Spek, 2007b

Overige overwegingen: VERSIE 2013

De besproken interventies zijn allen gericht op het verminderen van depressieve klachten, waarbij niet per se sprake is van een klinische depressie. Bij studies van Spek et al. (2007b en 2008), is het hebben van een klinische depressie zelfs een exclusiecriterium. De Richtlijnwerkgroep heeft besloten toch een uitspraak te doen over e-health interventies op basis van bovenstaande studies, maar is zich daarbij bewust van de beperking ten aanzien van de generaliseerbaarheid naar de doelgroep van deze richtlijn. De

Richtlijnwerkgroep is van mening dat e-health interventies een plaats hebben in de behandeling van depressie.

In document Depressie (pagina 73-76)