• No results found

Fysieke inspanning, lichamelijke activiteit (versie 2013)

In document Depressie (pagina 68-70)

7. Behandeling Eerste-stap interventies (versie 2013)

7.3 Fysieke inspanning, lichamelijke activiteit (versie 2013)

VERSIE 2013

De richtlijntekst in deze paragraaf omvat geen verdere inleiding.

Aanbevelingen: VERSIE 2013

Het is aanbevolen dat depressieve patiënten (niet-suïcidaal, niet-psychotisch) vanaf de eerste stap in de behandeling fysieke inspanning of lichamelijke activiteit verrichten. Het is aanbevolen, ter motivering en om regelmaat te bevorderen, de fysieke inspanning of lichamelijke activiteit aan te passen aan de leeftijd, belangstelling en fysieke

belastbaarheid van de patiënt.

Bij patiënten die zich aanmelden met een lichte depressie (niet-suïcidaal,

niet-psychotisch), met een eerste episode die korter dan 3 maanden bestaat, dient fysieke inspanning of lichamelijke activiteit te worden overwogen als eerste-stap interventie. Als na een periode van 3 maanden met fysieke inspanning of lichamelijke activiteit geen of onvoldoende effect blijkt, dient een andere interventie overwogen te worden.

Bij patiënten die zich aanmelden met een lichte depressie (niet-suïcidaal,

niet-psychotisch), met een eerste episode die langer dan 3 maanden bestaat of een recidief, dient overwogen te worden fysieke inspanning of lichamelijke activiteit toe te voegen aan de basisinterventies.

Bij patiënten die zich aanmelden met een (matig) ernstige depressie (niet-suïcidaal, niet-psychotisch), met een eerste episode of een recidief, dient overwogen te worden fysieke inspanning of lichamelijke activiteit toe te voegen aan de basisinterventies.

Wetenschappelijke onderbouwing: VERSIE 2013

Tijdens het bewegen gebruikt het lichaam verschillende energiesystemen, aëroob en anaëroob. Aërobe training (bijvoorbeeld fietsen, hardlopen of zwemmen) is zo langdurig of intensief dat de hartslag en ademhaling tijdelijk verhoogd zijn; hiermee verbeteren het cardiovasculaire systeem, algehele kracht en uithoudingsvermogen. Anaërobe training (bijvoorbeeld gewichtheffen of krachttraining in een fitness

programma) is minder lang of minder intensief waardoor de hartslag niet continu verhoogd is; hiermee kunnen spierkracht en lenigheid worden vergroot.

De werkzaamheid van fysieke inspanning of lichamelijke activiteit (anders dan Running-therapie, zie paragraaf 7.4) is in verschillende studies bij depressieve ouderen (50+) aangetoond (McNeil e.a., 1991; Singh e.a.,

1997; Blumenthal e.a., 1999; Babyak e.a., 2000; Mather e.a., 2002). De studie van McNeil e.a. (1991) laat zien dat zowel wandelen als het hebben van sociale contacten een antidepressieve werking heeft, maar dat wandelen effectiever is ten aanzien van de somatische symptomen van de depressie. Singh e.a. (1997) lieten zien dat krachttraining effectiever is dan uitsluitend het geven van aandacht (de 'placebo'-conditie).

Blumenthal e.a. (1999) toonden aan dat een programma met aërobe fysieke inspanning (bestaande uit wandelen/running) na 16 weken training even effectief is als uitsluitend medicamenteuze behandeling of als medicamenteuze behandeling gecombineerd met aërobe fysieke inspanning (hoewel medicatie alleen een snellere respons geeft). Zes maanden na beëindiging van het onderzoek bleken patiënten in de aërobe trainingsgroep minder terugval te vertonen dan patiënten in de andere groepen, vooral wanneer de training zelfstandig werd voortgezet (Babyak e.a., 2000). Mather e.a. (2002) lieten zien dat een gevarieerd

bewegingsprogramma na 10 weken 30% reductie van symptomen geeft bij meer dan de helft van een groep oudere patiënten bij wie medicamenteuze therapie geen effect had. De in de onderzoeken genoemde duur van de behandeling varieert van 6 tot 16 weken, met een frequentie van 2 tot 3 keer per week (20 tot 60 minuten per sessie). Er is geen dosis-responsrelatie aangetoond (Dunn e.a., 2001). Ook is geen verschil in werkzaamheid aangetoond bij een individueel aanbod versus een groepsaanbod (Fremont &

WilcoxonCraighead, 1987). Er is geen duidelijk verschil in het effect tussen aërobe en anäerobe fysieke inspanning (Doyne e.a., 1987; Martinsen e.a., 1989; Ossip-Klein e.a., 1989).

In een tweetal meta-analyses (North e.a., 1990; Craft & Landers 1998) wordt geconcludeerd dat ‘exercise' een significante reductie van depressieve symptomen bewerkstelligt, maar veel onderzoeken hebben

methodologische tekortkomingen (Lawlor & Hopker, 2001). Literatuur

Babyak, M., Blumenthal, J.A., Herman, S. (2000). Exercise treatment for major depression: maintenance of therapeutic benefit at 10 months. Psychosomatic Medicine, 62, 633-638.

Blumenthal, J.A., Babyak, M.A., Moore, K.A., e.a. (1999). Effects of exercise training on older patients with major depression. Archives of Internal Medicine, 159, 2349-2356.

Craft, L.L., & Landers, D.M. (1998). The effect of exercise on clinical depression and depression resulting from mental illness: A meta-analysis. Journal of Sport and Exercise Psychology, 20, 339-357.

Doyne, E.J., Ossip-Klein, D.J., Bowman, E.D., e.a. (1987). Running versus weight lifting in the treatment of depression. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 55, 748-754.

Dunn, A.L., Trivedi, M.H., & O‟Neal, A.H. (2001). Physical activity dose-response effects on outcomes of depression and anxiety. Medicine and Science in Sports and Exercise, 33(Suppl. 6), S587-97.

Fremont, J., & WilcoxonCraighead, L. (1987). Aerobic exercise and cognitive therapy in the treatment of dysphoric moods. Cognitive therapy and Research, 11, 241-251.

Lawlor, D.A., & Hopker, S.W. (2001). The effectiveness of exercise as an intervention in the management of depression: systematic review and meta-regression analysis of randomised controlled trials. British Medical

Journal, 322, 763-767.

Martinsen, E.W., Hoffart, A., Solberg, O.Y. (1989). Comparing aerobic with nonaerobic forms of exercise in the treatment of clinical depression: a randomized trial. Comprehensive Psychiatry, 30, 324-331.

Mather, A.S., Rodriguez, C., Gothrie, M.F.(2002). Effects of exercise on depressive symptoms in older adults with poorly responsive depressive disorder: randomised controlled trial. British Journal of Psychiatry, 180, 411-415.

McNeil, J.K., LeBlanc, J.M., & Joyner, M. (1991). The effect of exercise on depressive symptoms in the moderately depressed elderly. Psychology and Aging, 6, 487-488.

North, T.C., McCullagh, P., & Tran, Z.V. (1990). Effect of exercise on depression. In K. B. Pandolf & J.O. Holloszy (Red.), Exercise and Sport Sciences Reviews. Vol. 18 (pp. 379-415). Baltimore: Williams & Wilkins. Ossip-Klein, D.J., Doyne, E.J., Bowman, E.D., e.a. (1989). Effects of running or weight lifting on self-concept in clinically depressed women. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 57, 158-161.

Singh, N.A., Clements, K.M., & Fiatarone, M.A. (1997). A randomized controlled trial of progressive resistance training in depressed elders. Journal of Gerontology: Medical Sciences 52A, M27-M35.

Conclusies: VERSIE 2013

Niveau 1 Het is aangetoond dat verschillende vormen van fysieke inspanning en lichamelijke activiteit, zoals wandelen, fietsen zwemmen of krachttraining, een positief effect hebben op het verminderen van depressieve klachten.

A1 Crafer & Landers, 1998 A2 McNeil e.a., 1991 A2 Singh e.a., 1997 A2 Blumenthal e.a., 1999 A2 Babyak e.a., 2000 A2 Mather e.a., 2002

Niveau 1 De aanbiedingsvorm heeft geen invloed op de werkzaamheid van fysieke inspanning of lichamelijke activiteit.

A2 Doyne e.a., 1987 A2 Martinsen e.a., 1989 A2 Ossip-Klein e.a., 1989

Overige overwegingen: VERSIE 2013

Motiveren van de patiënt is een belangrijk aspect voor de start en het welslagen van fysieke inspanning en lichamelijke activiteit. Rekening dient te worden gehouden met de fysieke gesteldheid van de patiënt in verband met de belastbaarheid.

In document Depressie (pagina 68-70)