• No results found

Grenzen: meebewegen, ruimte en de-escaleren

In document Contact gezocht (pagina 157-159)

Een theoretisch kader van waaruit de waarde en de betekenis van relationele zorg in de forensische

Fase 5. Check met origineel, kwaliteit, afstemmen en afronden

22 Schuingedrukte teksten zijn citaten uit de interviews Een citaat is een illustratie van het vet afge-

4.4.3. Terugblik op de behandeling en begeleiding in de FPK

4.4.3.3. Grenzen: meebewegen, ruimte en de-escaleren

Chantal raakt met de ‘Amsterdamse duidelijkheid’ het thema van grenzen stellen en hoe hiermee omgegaan wordt. Eerlijkheid is voor haar belangrijk:

‘Chantal: Ja, ze zeiden gewoon van “dit kan niet of dat kan wel” heel duidelijk. Petra: O ja. Duidelijk zijn.

Chantal: Ja.

Petra: En dan? Hoe doen ze dat dan?

Chantal: Recht in mijn gezicht zeggen wat er aan de hand is.’ (2:693-696)

De manier waarop in de FPK met het thema ‘regels en grenzen’ om wordt gegaan is anders dan de geïnterviewden tot dan toe in instellingen hebben ervaren. Dat gaat ont- spannener, vertelt Thijs: ‘Als je een keer, ik heb meegemaakt, bij sommige, je moest natuurlijk op tijd je bed uit als je de tafel moest dekken. nou, mij lukte dat wel. Maar er waren ook som- migen die lukte dat niet. En dan werd de tafel voor ze gedekt. Dan werd er wel wat van gezegd, maar dan gingen ze niet je dwingen de tafel te dekken. Dan werd de tafel voor je gedekt en dan werd er wat van gezegd en dan de volgende keer moest je het misschien wel doen maar het was ontspannener als bij [andere forensische ggz-instelling]. Bij [die instelling] was het gelijk boos, gelijk maatregelen en gelijk dreigen…’ (1:783-791) Michel heeft ervaren dat de werkers van de FPK toleranter zijn: ‘Ze zijn veel, toleranter… dan andere in vergelijking met andere kli-

nieken zoals eh, [andere forensische instelling]. Daar is meteen dat geweld wordt gebruikt tegen de patiënten en zo. Of meteen medicatie en dingen.’ (3:53-55) De tolerantie licht hij ver- volgens toe door aan te geven dat de werkers in gesprek gaan en blijven en kansen geven: ‘Petra: Maar nou zou ik je toch nog willen vragen, kun je dat tolerant nog wat meer uitwerken voor mij? Kan je dat nog wat meer uitleggen, misschien met voorbeelden? Heb jij zelf dingen ervaren, waarvan je dacht, nu zijn ze tolerant naar mij?

Michel: … Nee, ik had nooit, eh, conflict met hun. Maar ehm, zal maar zeggen er was een jongen was dat even eh, die jongen was harde muziek aan het draaien, en soms zegt de bege- leiding, ja, “ga eerst bij hem de muziek zachter zetten, als de muziek niet zachter wordt gezet, dan gaan we naar hem toe”, weet je, en soms luisterden ze wel, weet je. Ja. (…)

Petra: En je zegt, ze waren tolerant, omdat als er met anderen wat was, hoe deden ze dan? Michel: Dat ze met diegene gaan praten, en dat soort dingen, weet je…

Petra: Praten en? Dat soort dingen, zeg je, wat zijn dat soort dingen?

Michel: Praten en eh, kansen geven. Ja dus eh, er was een jongen daar, Kris, die was echt erg, helemaal de weg kwijt, weet je, maar ze waren erg tolerant naar hem. Dat voor het laatst, dat ik voordat ik daar wegging, ik wist, volgens mij is vandaar weggegaan of, en dingen zo, maar soms, moest ja wel een beetje die Kris, die is wel weggegaan en ik vind hem niet dat hij voor zichzelf goed kan zorgen en dat was terug, hij was al een tijdje daar terug. En dingen zo. Weet je. Maar ja, zo moet je die mensen ook de kans geven.’ (3: 815-820, 844-851)

In veel van de gesprekken die ik had, werd het thema softdrugsgebruik en regels hier- omtrent ter sprake gebracht door de geïnterviewden. De ervaringen komen overeen, Er- win drukt het als volgt uit en zegt: ‘En ook dingen als het gedooggedrag, zo van Inforsa (…). Ze bannen het niet uit, maar ze kijken gewoon de kat uit de boom. Hoe je er op reageert, weet je wel. En dat vind ik meer samengaan met het normale leven dan dat je nergens aan mag komen of zware straffen krijgt als je een keer een joint rookt. Dan kan je beter iemand een keer een joint laten roken om te kijken wat het met hem doet, weet je wel. Dus zogezegd, misschien, zeg maar volgens de forensische mensen of zo denken zij van “goh er wordt een blow gerookt door die mensen dat zat in zijn urine” maar ze kijken wel goed naar je hoe je erop reageert, of je er niet gek van wordt, of je twee drie dagen daarna niet psychotisch wordt, weet ik veel wat, en dat vind ik een stuk meer waard dan dat ze, dan dat ze het verbannen.’ (8:235-244)

De werkers proberen eerder iets te bereiken door mee te bewegen en de-escalerend te werken, dan door ‘de poot stijf te houden’. Dat heeft ook Remy, die de FPK er als een gevangenis vond uitzien en het erg beveiligd vond, ervaren. Hij vertelt dat hij grote moeite had met het fouilleerbeleid als hij op verlof was geweest:‘Toen heb ik, kwam ik met het idee, kwam ik met het idee van, ja, als je me nog één keer gaat fouilleren, dan blijf ik gewoon bin- nen zitten. Ik heb zeker een week, één week à twee weken binnen gezeten, dat, dat ze zeiden: “Remy, waarom ga je niet meer naar buiten?” “Ja, ik ga niet meer naar buiten omdat ik niet meer gefouilleerd wil worden. Ik heb daar geen zin in.” Ik ben niet zo’n grote, zo’n grote, zo’n grote onderzoek dat je gefouilleerd wordt, vond ik maar niks. En toen zeiden ze van: “Ja, kun- nen we dan niet een regeling met jou treffen? Dat wij jou niet fouilleren. We fouilleren om het half jaar, of helemaal niet meer.” Zeg ik: “Ja, als jullie dat doen, dan ga ik misschien weer naar buiten.” Zeggen ze van: “Oké, dan hebben we een deal. Houden wij aan niet meer fouilleren en je mag gewoon naar buiten.”’ (4:48-55)

Het vertrouwen dat hij hiermee kreeg, deed hem goed:

‘Petra: Maar wat vond je er dan van dat ze die deal met je sloten, “we controleren je niet meer”? Remy: Dat vond ik goed.

Petra: En waarom deden ze dat, weet je dat?

Remy: Ja, omdat ze mij het vertrouwen hadden gegeven van: “Ja, hij neemt toch niks mee.” Ik zei tegen hen: “Ik neem niets mee, ik zit hier om, om, om naar snel weer terug naar, naar [woonplaats] te gaan, naar [de ggz-instelling waar ik woon]. En, ik ga niet, ik ga geen dingen meenemen wat mij belemmert dat mijn behandeling daar langer gaat duren dan normaal.” Had ik geen zin in. Ik vond het maar niks. Ik zei echt zo van, ik ga, ik ga, ik zeg tegen jou, ik tref met jou een deal, en dan, en dan, komen we samen, tot een overeenkomst, dat we elkaar respecteren en dat we elkaar niet vernederen met eh, met een behandeling of wat dan ook. Maar dat we gewoon zorgen dat we met jou kunnen samenwerken dat je niet gebruikt, of dat je niet, dat je niet, dingen naar binnen haalt. En dat ging goed! En toen ze dat zeiden, dat ze dat zagen, ze dachten ook bij zichzelf, eigenlijk doet hij niks, hoe kan dat?’ (4:72-81) Serge vertelt over de de-escalerende reactie van werkers als hij boos was: ‘Dan gaan ze effe met je praten van waarom je boos bent, effe een bakkie thee drinken, effe een peukie roken en dat werd dan allemaal een beetje gesust, om het zo maar te zeggen. Dat hielp. Kijk, je kan wel iemand negeren en in zijn kamer opsluiten maar ja, dat, dan loopt die persoon zich alleen maar verder op te vreten en die boosheid blijft bestaan. Kijk en dat zakt ook wel na een dag, maar dat is niet de, de beste aanpak om het zo maar te zeggen.’ (6:750-755). Ook benoemt hij hoe dit hem helpt: ‘Nou, dan kan je er in ieder geval voor uitkomen wat het probleem is. Je wordt niet genegeerd en afgeschoven. Een luisterend oor doet meer wonderen, dan eh, om het zomaar te zeggen dan eh, dan dat je er tegenin gaat.’ (6:767-768)

In document Contact gezocht (pagina 157-159)