• No results found

Analyse 1 Introductie

In document Contact gezocht (pagina 147-151)

Een theoretisch kader van waaruit de waarde en de betekenis van relationele zorg in de forensische

Fase 5. Check met origineel, kwaliteit, afstemmen en afronden

4.4. Analyse 1 Introductie

Ik ontmoet Chantal (31), Thijs (40), Michel (39), Serge (32) en Erwin (38) bij hen thuis, op de plekken waar ze nu wonen. Ze hebben allemaal een zelfstandig huurhuis. Hemels- breed woont Serge het dichtst bij Amsterdam, op ruim 30 kilometer afstand. Chantal woont het verst weg: haar geboortegrond en huidige woonplaats is hemelsbreed ruim 100 kilometer van Amsterdam verwijderd. Alleen zij woont in een dorp. De anderen wonen

in middelgrote tot grote steden. Alle woningen waar ik kwam, waren gelijkvloers en niet groot (twee/driekamerappartementen): bijvoorbeeld als onderdeel van een portiekflat.

Remy (35) woont weer op een van de afdelingen van de instelling waar hij zestien jaar voorafgaand aan zijn opname in de FPK ook woonde. Joeri (38) verblijft in een andere forensische kliniek en Nick (39) spreek ik in een Penitentiaire Inrichting. Hij is daar nu een paar maanden als ‘time-out’ vanwege terugkerend drugsgebruik. Tijdens het interview vertelt hij dat hij een week later weer terug mag naar de FPK. Tot zijn tevredenheid: ‘Kijk, ik heb een maatregel. Ik heb geen gevangenisstraf. Als ik heb drugs gebruikt, als ik terug- val heb meegemaakt, ik vind niet leuk dat ik gewoon als een kameel in PI […] opgesloten, je wordt gewoon gestraft. In de kliniek krijg je gewoon behandeling, krijg je zorg. Krijg je gewoon, gewoon, ja gewoon zorg, begeleiding, alles. Maar hier, PI […], is bewaarders. Ze kunnen de deur open maken en ze kunnen de deur dicht doen.’ (5:388-392)

In de instellingen werd de locatie van het interview indien mogelijk bepaald door de respondent. Het interview met Joeri vond plaats in een sociaal café op het terrein van de instelling. Remy en Nick hadden geen keuze waar het interview plaats had. Medewerkers bepaalden dat deze moesten plaatsvinden in respectievelijk een vergaderruimte en in (de bezoekkamer van) de gevangenis waar Nick op dat moment gedetineerd was.

Ik ken Michel, Nick, Joeri en Remy uit de twee observatieperiodes. Michel, Joeri en Nick kennen mij ook nog. Remy kan zich mij niet meer herinneren. Chantal, Thijs, Serge en Erwin ontmoet ik voor het eerst. Na het interview met Erwin werd ik door hem gebeld. Hij deed het aanbod dat ik ook zijn ouders mag interviewen. Van dat aanbod heb ik ge- bruikgemaakt om ook het perspectief van naasten in beeld te krijgen. Het interview met de ouders is verwerkt tot narratief, maar niet in onderstaande analyse meegenomen. Het narratief van de ouders heeft de functie het beeld van de zorgontvangers en hun (naaste) omgeving te verdiepen.

De nu volgende analyse is zoveel als mogelijk chronologisch opgebouwd, net als de narratieven van de geïnterviewden. De thema’s die naar voren komen zijn te onderschei- den in de hoofdgroepen eerdere zorgervaringen, een terugblik op de behandeling bij de FPK, persoonlijke en sociale ontwikkeling en de ervaringen met betrekking tot het hou- den van contact na de behandeling.

4.4.2. Eerdere zorgervaringen, voorafgaande aan de FPK

4.4.2.1. Fragmentatie

Behalve Serge heeft iedereen die ik interview, voorafgaand aan de opname in de FPK, eerdere zorgervaringen. Voor Michel geldt dat er ‘maar’ één eerdere opname was. Die was strafrechtelijk en in een forensische kliniek. Alle anderen vertellen mij over zorg- geschiedenissen die één tot twee decennia in beslag nemen. Ze behelsden tochten langs verschillende instellingen, soms van jongs af aan (zoals het verhaal van Chantal) of vonden binnen één instelling plaats. In dat geval waren het omzwervingen over verschillende af- delingen. Remy zegt: ‘Ik loop hier zestien jaar al op het terrein.’ Hij vertelt over afdelingen voor langdurige zorg, intensieve zorg, high care. Helemaal helder wordt het, betreffende die instelling waar hij al lang woont, niet:

‘Dan wordt het verder vervolgd. Het is TBS …behandel, tbs. Nou ja. Er is een tbs-plaats hier. Afdeling. Volgens mij is die van tbs komen. Je hebt mensen die van acuut komen. Die van hier naar de, naar de naar de separeer gaan. Die helemaal nog in de beginfase zitten, die helemaal gek zijn. En op de F is het zeg maar van. Zo acuut, jullie noemen ze UC. Unitcare. Unitcare. Zeg maar de separeer. En F intensieve behandeling. En waar ik zit is open behandeling. AB is open. I is open behandeling. Wij werken toe naar huis.’ (4:393-397)

4.4.2.2. Eer, teleurstelling en onrecht

Een thema dat in een aantal gesprekken naar voren komt als het gaat om de zorg die mensen in hun leven ontvangen hebben, is ‘eer’. Hun eergevoel lijkt aangetast, er wordt gesproken over teleurstelling, vernedering en onrecht.

Institutionele en systemische uitsluiting

Op het niveau van instituties en systemen ervaren geïnterviewden uitsluiting en niet meer ‘meetellen’. Zoals Nick, die vertelt: ‘Ik heb ook, Petra, dat is ook heel belangrijk, ik heb ook onschuldig vastgezeten. Dat weet mijn advocaat ook. Ik heb vrijspraak gekregen. Eh, wat ik wil daarmee zeggen, je kan in Nederland dingen meemaken, bijvoorbeeld vastzitten, gewoon ook psychiatrie meemaken, ook als je gelijk hebt, gewoon onterecht, kan je meemaken.’ (5:305-308) Thijs en Serge ‘besluiten’ door hun ervaringen hun bijdrage aan de samenleving beperkt te houden. Thijs, die vertelde hoe moeilijk hij het ermee had dat hij niet meer kan werken omdat werken belangrijk is als sociale norm in de streek waar hij vandaan komt, zegt: ‘Al- leen ik hoef niet te werken. Ik ga ook niet meer werken. Dat ben ik niet van plan. Ze hebben mij zoveel onrecht aangedaan. Ik ga voor deze maatschappij helemaal niks meer betekenen, behalve dan mezelf zijn...’ (1:898-890)

Serge, die moeilijk aan werk komt, uit zich, gevraagd naar zijn huidige dagbesteding, kri- tisch omdat hij zich benadeeld voelt:

Petra: ‘En doe je iets van vrijwilligerswerk of andere dagbesteding?’

Serge: ‘Eh, nee. Nee, in principe ben ik ook gigantisch tegen. Nou ja, alleen maar omdat de feit ik heb jarenlang uitkering opbouw gedaan en ze hebben me nooit de uitkering gegeven waar ik recht op heb. En dat is gewoon, nou ja, puntje bij paaltje teruggerekend van die 2,5 jaar waar ik recht op een uitkering had, 60.000 euro geweest. Dus ja, dan is, dan ben je ook niet meer gemotiveerd om weer aan het werk te gaan of zo (onverstaanbaar) om het zo maar te zeggen. Laat ze nou maar eerst even een tijdje uitzoeken en nou ga ik gewoon mijn eigen gang of hoe ik het wil, want het heb me nou al gewoon genoeg geld gekost.’ (6:966-972)

Erwin is er op een andere manier duidelijk over. Het niveau van werk bevalt hem aller- minst: ‘Ik vind eerlijk gezegd, ja, wat denk je wel, dat ik altijd die kloteklusjes moet doen voor iedereen. Daar ben ik wel klaar mee gewoon, weet je wel. Ik had vroeger de beste banen. Dus ja, het wordt moeilijk, weet je wel.’ (8:156-158)

Eer en teleurstelling in concrete zorgsituaties

Het thema ‘eer’ komt ook naar voren in zeer concrete zorgsituaties. Een voorbeeld hiervan is de manier waarop door werkers omgegaan wordt met hun kantoor op de afdeling en

het effect op de cliënt. Thijs vermeldt vormen van vernedering: ‘Die [regionale ggz] waren ook moeilijk aanspreekbaar, hoor! Die zaten de hele dag achter hun computer in hun hok. En als je dan wat kwam vragen moest je eerst effe wachten en dat soort dingen… alsof ze iets heel belangrijks constant aan het doen waren. Ja, als je lang moet staan terwijl hun de grootste lol hebben en koffie aan het drinken zijn en taart aan het eten, ja... En jij bent dan verplicht je medicijnen te halen, ja dan, dan voel je je, dan willen ze je klein laten voelen of, dan voel je je kleiner als dat je bent en dat is niet tof. Omdat je van hun medicatie moet en je moet erop wachten…’ (1:794-804)

Serge vergelijkt met betrekking tot ‘het kantoor’ zijn ervaringen in twee instellingen. Hij laat zien dat het voor hem belangrijk is dat het afgestemd is op zijn persoon, in plaats van dat alles over één kam geschoren wordt: ‘Nou ja, kijk, dan had je weer geen shag of wat dan ook, dan kon je [bij Inforsa] altijd wel weer een sigaretje van hun krijgen of wat dan ook en het was niet echt van. Ja, dat was ook in [die andere instelling], daar mocht je niet in het kantoor komen. Dan ik denk van, ja er lopen gerust wel gevaarlijke mensen tussen die niet in het kantoor mogen komen, okay, dat snap ik, maar ik ben niet gevaarlijk. Dus bij Inforsa ook, kom maar gezellig even in het kantoor zitten om een bakkie koffie te doen en dat soort dingen. En dan word je gewoon behandeld als, als een mens. En niet als een nummer en in een hokje gedouwd.’ (6:603-608)

Erwin is, na jaren zorg, erg teleurgesteld in de ggz. Hij heeft voorafgaand aan zijn de- lict geprobeerd hulp te krijgen. Dat is niet gelukt. ‘Ik heb het echt gezocht. Ik heb met een watervergiftiging gelegen, psychotisch, alles door mekaar, ik heb het zelf op moeten lossen. Ik stel nu zelf mijn pillen in, gewoon omdat ik niet meer op de psychiater ga wachten. Ik, ik, ik ben nu zover dat ik zoiets heb van “ik word mijn eigen dokter”, want de reguliere zorg, nou, vergeet het maar gewoon. Ze spuiten je plat en als je als een dood vogeltje elke dag gewoon op je bank zit, dan vinden ze het goed. Maar voor de rest doen ze geen, nee, ik ben er niet over te spreken, het spijt me. Ik krijg niet de hulp die ik nodig heb, vind ik.’ (8:256-265) Ook de afschaling van zorg gedurende zijn forensische traject ervoer hij als niet op maat.

‘Erwin: Want ik bedoel, ik kwam uit de FPA en ik een keer had ik pas een keer in de twee weken een afspraak. En ik had wat geld op mijn rekening, voor hetzelfde geld was ik een gek geweest, had ik een ons speed gekocht voor weet ik veel wat.

Petra: Dus je zegt “die overgang was groot, van helemaal FPA naar één keer in de twee weken een afspraak”?

Erwin: … Ja, ik kon het wel aan, maar het is wel heel bizar, maar, weet je wel. Het ene moment sta je nog 24 uur elke dag onder controle en het andere moment heb je je sleutel en “Ik komt over twee weken langs een half uurtje”. En dat is het. En dan bel je de crisisdienst of dan bel je de FPA op: “Ja, ik ben zo gestrest, ik kan niet naar buiten, ik geloof dat ik even gek word.” En dan krijg je zo’n advies aan de telefoon van “Ja, nou moet je even een kopje koffie drinken en ga even televisiekijken” op zondagochtend 11 uur ’s ochtends. Ja maar dat, dat, dat werkt toch niet. Ze doen geen anamnese, helemaal niks. Er wordt niet gevraagd “Heb je iets gebruikt, wat heb je gegeten, heb je geslapen?” Nee, ze komen gewoon met een kutadvies en ze wimpelen je af. En daar heb je helemaal niks aan gewoon.’ (8:244-254)

4.4.2.3. Overzicht en boomstructuur ‘ervaringen met zorgtrajecten’, voorafgaand aan de FPK

In onderstaande tabel werk ik per zorgontvanger de thema’s van deze paragraaf uit in labels en voorbeelden (citaten).22

Topic: Ervaringen met zorg(trajecten)

Overkoepelende

thema’s Naam Labels Citaat (behorend bij het vetgedrukt label)22 Sociale en

institutionele uitsluiting

Chantal Zorg is iatrogeen, je wordt er niet altijd beter van.

P: Ik heb de indruk dat je op heel veel verschillende plekken bent geweest? C: Ja. P: Hoe was dat? C: Ja, ook wel moeilijk. P: Wat vond je daar moeilijk aan? C: … Die verplichtingen die ze je allemaal opleggen. De hele dag eh... bezig zijn… P: Verschilt dat dan, de verplichtingen? C: Ja. Ja… Ik ben soms ook heel bang voor andere mensen, zeg maar, om onder de mensen te komen. (2:853-857)

Langdurige versnipperde zorggeschiedenis

Thijs Door ziekte niet meer meedoen en meetellen in samenleving

Ik ga voor deze maatschappij helemaal niks meer betekenen, behalve dan mezelf zijn. (1:899-900)

Geen overeenstemming over problemen met zorginstellingen: fuik medisch perspectief Michel Effect van

beheersmatige manier van bejegening

Die vorige keer het psychiatrische rapport gemaakt heeft, maar die mensen zeggen dat ze weten niet zeker dat hij komt, maar ze geven een beetje mijn telefoonnummer, dus ik hoop dat niet iemand komt die mij niet kent, weet je, en zegt, ja, hij gaat hij kan niet een jaar zeggen. Maar weet je, maar eh, ik wil wel dat eh, goeie advies geven zo. P: En waarom heb je dan liever iemand die je kent? M: Ja, omdat hij vorige keer is bij mij gekomen en ja, hij is, eh… hij wou me met zes maanden verlengen maar dat kijken hoe het zelf gaat, hoe eh ontwikkelen, hoe ik me zelf voel, hoe het gaat zo, dus ik wil niet dat iemand opnieuw, weet je, misschien met andere, ja… (3:692-698)

Gevolgen van discontinuïteit van zorgverleners

In document Contact gezocht (pagina 147-151)