• No results found

De geloofwaardigheid, generaliseerbaarheid en betrouwbaarheid achteraf

In document Contact gezocht (pagina 110-116)

Een theoretisch kader van waaruit de waarde en de betekenis van relationele zorg in de forensische

3.6. Sterkte en beperkingen van deze deelstudie

3.6.3. De geloofwaardigheid, generaliseerbaarheid en betrouwbaarheid achteraf

Gedurende dit onderzoek heb ik de volgende technieken toegepast om de geloofwaardig- heid van het onderzoek te vergroten.

Ik heb een reflectieve evaluatie (Creswell, 2013; DeWalt & Dewalt, 2011; Guba & Lincoln, 1989) geschreven waarmee ik inzicht heb willen geven in mijn rol als onderzoe- ker, zodat voor de lezer navolgbaar is hoe mijn voornemens in de praktijk tot uitdrukking kwamen.

Ik heb langer durende betrokkenheid met het te onderzoeken fenomeen gehad (Guba & Lincoln, 1989). De observatieperiode nam twee keer drie maanden in beslag, twee da- gen per week, tussen de vijf en acht uur per dag. In die periode heb ik een realistisch, rijk en genuanceerd beeld kunnen krijgen van het dagelijks leven in deze context: met deze specifieke medewerkers en patiënten.

In dit onderzoek is vooral open geobserveerd met als doel om een beschrijving te kun- nen maken van het werk. Ik was om dit te kunnen doen, bij alle vaste momenten aanwezig (maaltijden, groepsmomenten, koffie- en theedrinken, overleggen) die plaatsvonden. De herhaling daarvan (DeWalt & DeWalt, 2011; Guba & Lincoln, 1989) draagt bij aan het vergroten van de geloofwaardigheid. Sommige bijzondere gebeurtenissen (bijvoorbeeld een begeleide overplaatsing van een cliënt naar een andere instelling of het bezoek aan fa- milie) vonden in de onderzoeksperiode echter maar één keer plaats. Om die reden konden ze niet verder uitgediept worden door het meerdere keren te beleven.

Triangulatie van data door verschillende bronnen, methoden en onderzoekers in te zet- ten (Creswell, 2013; DeWalt & DeWalt, 2011; Guba & Lincoln, 1989). Dit onderzoek is uitgevoerd door één onderzoeker. Tijdens de participerende observatie zijn meerdere ‘bronnen’ gebruikt doordat meerdere medewerkers en cliënten geobserveerd zijn en dit een zekere variatie heeft opgebracht: verschillen in manieren van werken. Er zijn ook meerdere onderzoeksmethoden ingezet: tijdens een focusgroepinterview met geobserveer- de medewerkers zijn de observaties besproken en ter discussie gesteld.

Peer debriefing (Guba & Lincoln, 1989). Gedurende dit onderzoek heb ik met enige regelmaat informeel gereflecteerd op mijn ervaringen met een naaste collega. Kritische bevraging van de eigen rol is gebeurd door het schrijven van de procesverslagen van de participerende observatie, die met de promotor zijn besproken.

Negative case analysis, het actief zoeken naar uitzonderingen, gerelateerd aan het inzicht dat in ontwikkeling is. In deze onderzoeksperiode heeft dit niet plaatsgevonden, ik heb me voornamelijk beziggehouden met het beschrijven. Wel is daarbij vooral de variatie genoteerd. Het uitdelen van medicijnen dat ‘zonder bijzonderheden’ verliep (er wordt om de medicatie gevraagd, die wordt gegeven) is als handeling niet altijd genoteerd in de field notes. Daar waar dit soort momenten in mijn aanwezigheid variatie opleverden (langere contactname, bespreken van andere onderwerpen, ‘gedoe’) is hier wel een beschrijving van gemaakt.

Member checks (Creswell, 2013; DeWalt & DeWalt, 2011; Guba & Lincoln, 1989; Migchelbrink, 2014) zijn in de eerste onderzoeksperiode deels gedaan, als ik twijfelde over de interpretatie van hetgeen ik observeerde. In de tweede onderzoeksperiode is meer gebruikgemaakt van collateral conversation, waarin werkers zelf reflecteren op situaties die zich hebben voorgedaan. Daarnaast zijn delen van het materiaal besproken en bediscus- sieerd in de focusgroepbijeenkomst.

De generaliseerbaarheid van de studie wordt volgens Guba en Lincoln (1989) vergroot door rijke, beschrijvende data, zodat het oordeel over de passendheid of overeenkomst door anderen gemaakt kan worden die de bevindingen elders willen gebruiken. Hoewel deze observatie niet verricht is met het doel te generaliseren, heb ik met uitgebreide en di- verse voorbeelden en illustraties rijke beschrijvende data willen presenteren, zodat de lezer op basis hiervan kan oordelen of deze bruikbaar zijn in een andere situatie.

Guba en Lincoln (1989) stellen dat het werk van de onderzoeker gecheckt moet wor- den door een externe, niet-geïnteresseerde auditor om een oordeel te geven over de deug- delijkheid van het werkproces (dependability) en de inhoud. De rol van kritische meelezer is in dit onderzoek ingenomen door de promotor.

3.7. Tot slot

Al met al heeft deze deelstudie een rijk, genuanceerd beeld van deze forensische praktijk opgebracht. Dat draagt bij aan het verkrijgen van inzicht in hoe relationeel zorg verlenen vorm krijgt in een complexe zorgpraktijk.

Door uitgebreid te reflecteren op de dataverzamelingsmethoden, mijn rol als onder- zoeker kritisch te beschrijven en beschouwen en de manier waarop de dataverzameling en -analyse heeft plaatsgevonden goed te beschrijven, heb ik de totstandkoming van dit beeld en de analyse daarvan navolgbaar willen laten zijn.

Nu zicht is verkregen op de klinische praktijk van relationeel zorg verlenen, zijn de vragen hoe ex-zorgontvangers terugkijken op deze ontvangen relationele zorg en hoe zij

de relationele zorg in de vorm van contact na behandeling (hebben) ervaren, relevant. Daarover gaat hoofdstuk 4.

3.8. Referenties

Andrews, D.A. & Bonta, J. (2010) (5th edition). The psychology of criminal conduct. New Providence, NJ: Anderson Publishing.

Baart, A. (2001, derde vermeerderde druk 2011). Een theorie van de presentie. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.

Baart, A. & Grypdonck, M. (2008). Verpleegkunde en presentie. Den Haag: Boom Lemma. Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Amsterdam: Boom Onderwijs.

Boone, M., Althoff, M. & Koenraadt, F. (2016). Het leefklimaat in justitiële inrichtingen. Den Haag: Boom Juridisch.

Bowring-Lossock, E. (2006). The forensic mental health nurse – A literature review. Journal of Psychi-

atric and Mental Health Nursing, 13, 780-785.

Creswell, J.W. (2013) (3rd edition). Qualitative inquiry & research design. Choosing among five approaches. Thousand Oaks, CA: Sage.

DeWalt, K.M. & DeWalt, B.R. (2011) (2nd edition). Participant observation. A guide for fieldworkers. Plymouth, MA: Altamira Press.

Doyle, M. & Jones, P. (2013). Hodges’ Health Career Model and its role and potential application in forensic mental health nursing. Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing, 20, 631-640. Doyle, P., Quayle, E. & Newman, E. (2017). Social climate in forensic mental health settings: A sys- tematic review of qualitative studies, Aggression and Violent Behavior. http://dx.doi.org/10.1016/j. avb.2017.06.008

Flick, U. (2014) (5th edition). An introduction to qualitative research. Thousand Oaks, CA: Sage. Geertz, C. (1973). Verkregen van http://www/culturalstudiesnow.blogspot.nl/2012/05/clifford-geer-

tzs-thick-description.html

Gildberg, F.A. (2012). Reconstructing normality – interactional characteristics of forensic mental health

nursing. University of Southern Denmark. PhD-thesis.

Gillespie, M. & Flowers, P. (2009). From the old to the new: Is forensic mental health nursing in transition? Journal of Forensic Nursing, 5, 212-219.

Glaser, B.G. (2008). The constant comparative method of qualitative analysis. Grounded Theory Re-

view, 3(7).

Guba, E.G. & Lincoln, Y.S. (1989). Fourth Generation Evaluation. Newbury Park, CA: Sage. Guest, G., Namey, E.E. & Mitchell, M.M. (2012). Collecting qualitative data: A field manual for ap-

plied research. Thousand Oaks, CA: Sage.

Helm, van der, G.H.P. (2011). First do no harm. Ph.D.-thesis. Amsterdam: Vrije Universiteit. Hubert, J. & Hollins, S. (2007). Ethnographic research in closed institutions: ethical issues. Research

Ethics Review, 3(4), 122-126.

Kumar, R. (2014) (4th edition). Research methodology. A step-by-step guide for beginners. Thousand Oaks, CA: Sage.

Mack, N., Woodsong, S., MacQueen, K.M., Guest, G. & Namey, E.E. (2005). Qualitative research

methods: A data collector’s field guide. Research Triangle Park, NC: Family Health International.

Niebieszczanski, R.J., Dent, H. & McGowan, A. (2016). ‘Your personality is the intervention’: a grounded theory of mental health nurses’ beliefs about hope and experiences of fostering hope within a secure setting. The Journal of Forensic Psychiatry & Psychology, 27(3), 419-442. http:// dx.doi.org/10.1080/14789949.2015.1134626

Patton, M.Q. (2015) (4rd edition). Qualitative Research & Evaluation Methods. Thousand Oaks, CA: Sage.

Ros, N., Van der Helm, P., Wissink, I., Stams, G.J. & Schaftenaar, P. (2013). Institutional climate and aggression in a secure psychiatric setting. The Journal of Forensic Psychiatry & Psychology. http:// dx.doi.org/10.1080/14789949.2013.848460

Stams, G.J.J.M. & Van der Helm, P. (2017). What works in residential programs for aggressive and violent youth? Treating youth at risk for aggressive and violent behavior in (secure) residential care. In P. Sturmey (Ed.), The Wiley Handbook on Violence and Aggression. Wiley-Blackwell.

Wartna, B.S.J., Alberda, D.L. & Verweij, S. (2013). Wat werkt in Nederland en wat niet? Den Haag/ Meppel: Boom Lemma Uitgevers.

‘Ik weet zeker dat ze trots op me zijn…’

De waarde en betekenis van relationele zorg voor ex-zorgontvangers

4.1. Inleiding 114

4.2. Methodologie van dit deelonderzoek 114

4.2.1. Onderzoeksdoel 114

4.2.2. Onderzoeksdesign: narratief onderzoek 115 4.2.3. Dataverzamelingsmethode en inclusie 116

4.2.3.1. Dataverzameling 116

4.2.3.2. Topics dataverzameling 116

4.2.3.3. Inclusie 117

4.2.4. Ethische aspecten 118 4.2.5. Methode van data-analyse 119

4.2.5.1. De totstandkoming van de narratieven 119

4.2.5.2. Thematische analyse 120

4.2.6. Geldigheid en betrouwbaarheid van dit deelonderzoek 120

4.3. De narratieven 121

4.4. Analyse 146

4.4.1. Introductie 146

4.4.2. Eerdere zorgervaringen, voorafgaande aan de FPK 147

4.4.2.1. Fragmentatie 147

4.4.2.2. Eer, teleurstelling en onrecht 148

4.4.2.3. Overzicht en boomstructuur ‘ervaringen met zorgtrajecten’, voorafgaand aan de FPK 150

4.4.3. Terugblik op de behandeling en begeleiding in de FPK 154

4.4.3.1. Het ongewone leven wordt gewoon gemaakt 154

4.4.3.2. Amsterdam 156

4.4.3.3. Grenzen: meebewegen, ruimte en de-escaleren 156

4.4.3.4. Het effect van de fysieke omgeving 158

4.4.3.5. Overzicht en boomstructuur ‘ervaringen bij FPK Inforsa’ 159

4.4.4. Persoonlijke en sociale ontwikkeling: wat brengt je verder in het leven? 163

4.4.4.1. Herstel 163

4.4.4.2. Kijk op ziekte en medicatie 165

4.4.4.3. Toekomstperspectief: een eigen plek, samen met iemand en iets omhanden 168

4.4.4.4. Overzicht en boomstructuur ‘persoonlijke en sociale ontwikkeling’ 169

4.4.5. Contact na behandeling 173

4.4.5.1. Bezoekjes en telefoontjes 173

4.4.5.2. Initiatief 174

4.4.5.3. Inhoud en ervaring 175

4.1. Inleiding

In dit deelonderzoek staat de volgende onderzoeksvraag centraal: wat betekent relationele zorg tijdens de opname en bij het houden van contact na behandeling voor (ex-)cliënten (wat is de waarde/opbrengst voor hen)?

Het onderzoeksdesign en de methodologie van de dataverzameling en data-analyse worden in paragraaf 4.2. toegelicht. Daarna volgen de resultaten van het onderzoek en een analyse hiervan. De presentatie van de resultaten vindt plaats in de vorm van negen ‘por- tretten’, de narratieven die ik heb samengesteld op basis van de interviews (paragraaf 4.3.). Dit is een vorm van narratieve analyse. Daarnaast is op basis van het ruwe materiaal een thematische analyse gemaakt. Die is opgenomen in paragraaf 4.4. Na de conclusies van deze deelstudie en de discussie (paragraaf 4.5.), volgt een uitgebreide terugblik op dit deelonderzoek, met een reflectie op mijn rol als onderzoeker, mijn ervaringen en de be- perkingen van deze studie.

4.2. Methodologie van dit deelonderzoek

4.2.1. Onderzoeksdoel

In deze multiple-casestudy (Verschuren & Doorewaard, 2007) zal een deel van het le- vensverhaal en de zorggeschiedenis van de zorgontvanger centraal staan. Het draait dus om de ervaring: het is de ervaring die geleefd is en in deze studie verteld en herverteld zal worden. Deze ervaringen zijn persoonlijk en gevormd door tijd, persoonlijke en sociale omstandigheden en spelen zich af op verschillende plekken. Om de waarde en betekenis van relationele zorg te begrijpen, moet deze zorg geplaatst worden in de biografie en de eerdere zorgervaringen van de zorgontvanger. Daarmee hoop ik meer zicht te geven op de betekenis van het geleefde leven en meer specifiek de betekenis van de zorg(geschiedenis) voor de zorgontvanger. Dat werpt licht op de waardering van relationele zorg.

In dit deelonderzoek wil ik antwoord geven op de vraag wat de relationele manier van werken tijdens de opname en bij het houden van contact na behandeling voor zorgont-

4.4.5.5. Betekenis van het houden van contact 177

4.4.5.6. Overzicht en boomstructuur ‘betekenis contact na behandeling’ 177

4.5. Conclusie en discussie 179

4.6. Sterkte en beperkingen van deze deelstudie 182 4.6.1. Evaluatie van het onderzoeksproces: reflectie op mijn rol als onderzoeker 182 4.6.2. Op pad – de ervaringen van de onderzoeker 183

4.6.3. Beperkingen 184

4.6.4. Geloofwaardigheid, generaliseerbaarheid en betrouwbaarheid achteraf 185

4.7. Tot slot 187

vangers betekent en dan met name in de context van het leven en de eerdere hulpverle- ningsgeschiedenis van betrokkene. Het deelonderzoek kent twee doelen. Het eerste doel is het leveren van een bijdrage aan inzichten in de praktijk, omdat de studie poogt een gedetailleerd beeld te geven van de ervaring met de zorg en de betekenis van zorg vanuit de biografieën van de zorgontvangers. Het tweede, bijkomende, doel is het geven van een ‘stem’ aan de zorgontvanger om in zijn woorden en taal zijn verhaal te vertellen. Dit perspectief is tot op heden onderbelicht in de forensische zorg. Er is betrekkelijk weinig onderzoek naar gedaan. Ook het beïnvloeden van beleid door het geven van een stem aan en in beeld brengen van de zorgontvanger, is in de forensische zorg nog geen gemeengoed. Vanuit de ggz en kennisinstituten worden op dit gebied wel vernieuwende onderzoeken gedaan en (beleids)publicaties geschreven (bijvoorbeeld Boertien & Van Rooijen, 2011; Boevink, 2009; Boevink, 2017; Boumans, 2012; Weerman, 2016).

In document Contact gezocht (pagina 110-116)