• No results found

Geloofwaardigheid, generaliseerbaarheid en betrouwbaarheid achteraf

In document Contact gezocht (pagina 186-191)

Een theoretisch kader van waaruit de waarde en de betekenis van relationele zorg in de forensische

Fase 5. Check met origineel, kwaliteit, afstemmen en afronden

22 Schuingedrukte teksten zijn citaten uit de interviews Een citaat is een illustratie van het vet afge-

4.6.4. Geloofwaardigheid, generaliseerbaarheid en betrouwbaarheid achteraf

Gedurende dit onderzoek heb ik om de geloofwaardigheid van het onderzoek te vergro- ten, twee technieken toegepast. Er was sprake van negative case analysis, het actief zoeken naar uitzonderingen, gerelateerd aan het inzicht dat in ontwikkeling is (Lincoln & Guba, 1985), doordat er zorgontvangers waren die ontevreden waren met (delen van) de zorg die ze tijdens hun verblijf in de FPK ontvangen hebben. Daarnaast was member checking met betrekking tot de narratieven standaard onderdeel van de onderzoeksprocedure. Alle narratieven zijn overhandigd en besproken met de respondenten. De centrale vraag hierbij was: ‘Drukt dit narratief de kern van jouw verhaal uit?’ Wijzigingen in tekst, die in alle gevallen details betroffen, zijn overgenomen. Daarnaast heb ik in de telefoongesprekken over de narratieven expliciet verzocht akkoord te gaan met de inhoud en integrale presen- tatie ervan.

Ik heb in dit onderzoek rijke, beschrijvende presentatie van de data willen geven, om zo de generaliseerbaarheid te vergroten. Deze beschrijving kan anderen helpen een ver- gelijk te maken met de eigen resultaten en zo beoordelen of het passend en bruikbaar is.

De inhoud en de deugdelijkheid van het werkproces zijn in dit deelonderzoek gecheckt door een tweede onderzoeker. Zij heeft alle geluidsbestanden opnieuw afgeluisterd en daarmee de verbatims gecontroleerd. Tevens heeft ze daarna alle narratieven gelezen en feedback gegeven. Zij had daarmee de rol van kritische meelezer.

Een laatste punt dat geadresseerd moet worden is dat ik, de onderzoeker, medewerker van de FPK ben, en de manier van werken van de FPK is subject van het onderzoek. Het is gemakkelijk om mij in interviews ‘naar de mond te praten’, te zeggen wat ik wil horen. Om dit tegen te gaan, heb ik meerdere technieken ingezet. Ik heb gedurende de interviews bij iedereen gevraagd naar de negatieve ervaringen tijdens hun opname in de FPK en daar heb ik op doorgevraagd. Ook als respondenten heel positief waren over de FPK, stelde ik

hier vragen over en suggereerde ik dat dit ‘toch niet was omdat ik het vroeg?’ Als voorbeeld een fragment uit het interview met Serge (6:499-527):

‘Serge: Ja. Nou, ik ben ook een van de weinigen die nog een paar keer is teruggegaan, want de meesten die gaan niet terug naar een kliniek.

Petra: Ja. Waar ben je geweest, gewoon op de afdeling? Serge: Ja, gewoon op de afdeling. Gewoon op visite. Petra: Ja, leuk.

Serge: Ja.

Petra: En ben je ook wel eens op een kerstmarkt geweest of zo?

Serge: Nou eh, Inforsa had zelf altijd een markt en dat soort dingen, ook voor kleding en dat soort spullen.

Petra: Ja.

Serge: Dus eigenlijk hoef je niet ver te zoeken.

Petra: Nee, maar wat ik bedoel te vragen is: ben jij, toen je al niet meer bij Inforsa was, terug geweest voor zo’n bijeenkomst?

Serge: Nee. In principe niet.

Petra: Dus als je terugging, ging je echt alleen maar naar de afdeling toe? Serge: Ja.

Petra: Om koffie te drinken, of eh…

Serge: Ja, eh, dan nam ik gebak mee en dan, eh… Petra: Zo!

Serge: Ja (lacht). Petra: Beter! Serge: (lacht)

Petra: Ben je ook bij [de andere ggz-instelling] terug geweest?

Serge: Nee. Nee, daar heb ik niet echt zo’n klik mee, om het zo maar te zeggen. Ik heb meer, meer de klik met Inforsa. Dat is heel raar, maar ja.

Petra: Maar dat is dan heel interessant voor mij, dan ga ik toch precies proberen door te vragen… Serge: … waarom…

Petra: Wat nou die klik is, ja.

Serge: Ja, ik weet het niet. Ik vond het gewoon gezelliger daar, de hele sfeer was eh, was wel streng, maar ze waren wel meegaand, om het gewoon zo maar te zeggen. En in [die andere instelling] was het gewoon streng en niet meegaand. Dus dan denk, ja, dan loop je tegen allerlei dingen op en dan word je niet mee geholpen en dan loop je jezelf alleen maar op te vreten en te irriteren en je ken er niks mee. Kijk, en Inforsa zegt: we gaan het oplossen en we gaan het uitzoeken, bijvoorbeeld.’

Daarnaast heb ik me tijdens de interviews vooral terughoudend opgesteld. Ik heb het verhaal van de respondent willen volgen en ik heb me zoveel als mogelijk onthouden van het geven van mijn mening, terwijl ik ondertussen wel aanmoedigend gereageerd heb, om de respondent uit te nodigen om verder te vertellen (‘hmmm, ‘jaja’, ‘aha’, ‘vertel’). Ook in mijn vraagstelling ben ik voorzichtig geweest. Ik probeerde open vragen te stellen, die vooral een verhaal op gang kregen (‘kun je vertellen hoe dat ging?’, ‘hoe keek je daar te-

genaan?’, ‘wat gebeurde er toen?’). Sommige respondenten vroegen mij, als ze een datum niet meer wisten bijvoorbeeld om het in hun dossier op te zoeken. Dat heb ik niet gedaan, deze studie draait om hun verhaal en de details die zij niet meer weten of niet meer willen invullen, horen daar ook bij.

4.7. Tot slot

Deze deelstudie heeft een verdiepend inzicht gegeven in het leven van (ex-)zorgontvangers en de waarde en betekenis van relationele zorg daarin. Bij het uitvoeren van deze deelstu- die heb ik het onderzoeksdesign zoals vooraf opgesteld, kunnen volgen. Door uitgebreid te reflecteren en ook mijn ervaringen gedurende dit onderzoek te bespreken, heb ik ook de ‘bril’ waarmee ik keek, verhelderd. Ondanks de beperkingen geven de resultaten van dit onderzoek de lezer zicht op de (moeilijke) positie die (ex) forensische cliënten in de samenleving hebben.

Na dit deelonderzoek hebben we, toegevoegd aan de klinische praktijk van relationeel zorg verlenen (hoofdstuk 3) ook zicht op de waardering van relationele zorg en contact na behandeling door ex-zorgontvangers. De volgende stap is dat we ook willen weten welke betekenis aan het contact houden na behandeling, als vorm van relationele zorg, door medewerkers gegeven wordt. Daarover gaat hoofdstuk 5.

4.8. Referenties

Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Amsterdam: Boom.

Boertien, D. & Van Rooijen, S. (2011). Ervaringskennis in de ggz: een noodzaak. In S. van Rooijen & J. van Weeghel (Red.), Jaarboek Psychiatrische rehabilitatie 2010-2011 (pp. 35-47). Amsterdam: SWP.

Boevink, W. (2009). Lijfsbehoud, levenskunst en lessen om van te leren. HEE-gesch(r)ift. Utrecht: Trim- bos-instituut.

Boevink, W. (2017). HEE! Over herstel, empowerment en ervaringsdeskundigheid in de psychiatrie. Aca- demisch proefschrift, Universiteit Maastricht. Utrecht: Trimbos-instituut/Freedom First. Boumans, J. (2012). Tussen regie en repressie, een verslag van een verkenning van het concept empo-

werment. Tijdschrift voor Rehabilitatie, 1, 28-43.

Braun, V. & Clarke, V. (2008). Using thematic analysis in psychology. Qualitative Research in Psycho-

logy, 3(2), 77-101. http://dx.doi.org/10.1191/1478088706qp063oa

Castelein, S. (2017). Herstelbevordering bij ernstige psychische aandoeningen: Overstag en vooruit! Ora- tie, Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.

Clandinin, D.J. & Connelly, F.M. (2000). Narrative inquiry: Experience and story in qualitative re-

search. San Francisco, CA: Jossey-Bass.

Clandinin, D.J. & Huber, J. (2010) (3rd edition). Narrative inquiry. In: P. Peterson, E. Baker, & B. McGaw (Eds.), International encyclopedia of education. New York, NY: Elsevier.

Clandinin, D.J., Pushor, D. & Murray Orr, A. (2007). Navigating sites for narrative inquiry. Journal

Clinton, M., Lunney, P., Edwards, H., Weir, D. & Barr, J. (1998). Perceived social support and com- munity adaptation in schizophrenia. Journal of Advanced Nursing, 27, 955-965.

Coffey, M. (2011). Resistance and challenge: competing accounts in aftercare monitoring. Sociology of

Health & Illness, 33(5), 748-760. http://dx.doi.org/10.1111/j.1467-9566.2010.01321.x

Coffey, M. (2012). A risk worth taking? Value differences and alternative risk constructions in ac- counts given by patients and their community workers following conditional discharge from fo- rensic mental health services. Health, Risk & Society, 14(5), 465-482. http://dx.doi.org/10.1080/ 13698575.2012.682976

Corrigan, P.W. & Phelan, S.M. (2004). Social support and recovery in people with serious mental illnesses. Community Mental Health Journal, 40, 513-523.

Creswell, J.W. (2013) (3rd edition). Qualitative inquiry & research design. Choosing among five appro-

aches. Thousand Oaks, CA: Sage.

Elliott, J. (2005). Using narrative in social research. Thousand Oaks, CA: Sage.

Hollway, W. & Jefferson, T. (2000). Doing qualitative research differently: free association, narrative and

the interview method. London, England: Sage.

Landeweer, E., Abma, T., Santegoeds, J. & Widdershoven, G. (2009). Psychiatry in the age of neuro- science: the impact on clinical practice and lives of patients. Poiesis & Praxis, 6, 43-55.

Lauder, W., Sharkey, S. & Mummery, K. (2003). A community survey of loneliness. Journal of Ad-

vanced Nursing, 46, 88-94.

Lincoln, Y.S. & Guba, E.G. (1985). Naturalistic inquiry. Newbury Park, CA: Sage.

Loh, J. (2013). Inquiry into issues of trustworthiness and quality in narrative studies: A perspective.

The Quality Report, 65(18), 1-15.

McCormack, C. (2000). From interview transcript to interpretive story: part 2 – Developing an inter- pretive story. Field Methods, 12(4), 298-315.

Patton, M.Q. (2015) (4th edition). Qualitative research & evaluation methods. Thousand Oaks, CA: Sage.

Slade, M. (2009). Personal recovery and mental illness. Cambridge, MA: Cambridge University Press. Sools, A. (2012). Narratief onderzoek. Kwalon, 17(1), 27-35.

Stel, van der, J.C. (2015). Functioneel herstel en zelfregulatie: opgaven voor cliënten én psychiaters.

Tijdschrift voor Psychiatrie, 57(11), 815-822.

Tilburg, van, T. & De Jong Gierveld, J. (Red.) (2007). Zicht op eenzaamheid. Achtergronden, oorzaken

en aanpak. Assen: Van Gorcum.

Visse, M. (2014). Hermeneutisch narratief analyseren: creëren van mogelijkheden. Kwalon, 19(3), 18-24.

Vrooman, C., Gijsberts, M. & Boelhouwer, J. (Red.) (2014). Verschil in Nederland. Sociaal en cultureel

rapport 2014. SCP-publicatie 2014-33. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Vrooman, J.C. (2016). Meedoen in onzekerheid. Verwachtingen over participatie en protectie. Oratie, Universiteit Utrecht.

Weerman, A. (2016). Ervaringsdeskundige zorg- en dienstverleners. Stigma, verslaving & existentiële

‘Uit het oog, maar niet uit het hart’

De waarde en betekenis van contact na behandeling voor professionals

5.1. Inleiding 190

5.2. Methodologie van dit deelonderzoek 190 5.2.1. Onderzoeksachtergrond en vraagstelling 190

5.2.1.1. Onderzoeksachtergrond 190

5.2.1.2. Vraagstelling van deze deelstudie 191

5.2.2. Onderzoeksdesign 191

5.2.3. Dataverzamelingsmethoden en inclusie 192

5.2.3.1. Deelvraag 1 192

5.2.3.2. Deelvraag 2 193

5.2.4. Ethische aspecten 194

5.2.5. Methode van data-analyse 194 5.2.6. Geldigheid en betrouwbaarheid van dit deelonderzoek 194

5.3. Resultaten en analyse 196

5.3.1. Een schets van de aard en omvang van het contact na behandeling 196

5.3.1.1. Omvang van het contact en contactvormen 196

5.3.1.2. Motieven voor en opvattingen over het houden van contact na behandeling 199

5.3.2. De waarde en betekenis van het houden van contact na behandeling 202

5.3.2.1. Topic 1: waarde van contact na behandeling voor de werkers 203

5.3.2.2. Topic 2: relationele waarde van contact na behandeling 206

5.3.2.3. Topic 3: waarde van contact na behandeling voor de kwaliteit

en de ontwikkeling van de organisatie 208

5.3.2.4. Vertrouwen als voorwaarde 212

5.4. Conclusie en discussie 213

5.5. Sterkte en beperkingen van deze deelstudie 216 5.5.1. Sterkte en beperkingen 216 5.5.2. Geloofwaardigheid, generaliseerbaarheid en betrouwbaarheid achteraf 217

5.6. Tot slot 218

5.1. Inleiding

Het onderzoek naar de waarde en betekenis van relationele zorg heeft als hoofdvraag: wat betekenen relatiegericht werken en het (daardoor vrijwillig) houden van verbinding na behandeling in de forensische psychiatrie voor cliënten en medewerkers van de FPK en wat levert het op in termen van recidive?

In dit hoofdstuk onderzoek ik de derde deelvraag: welke betekenis geven zorgverleners in de forensische psychiatrie aan relationele zorg in de vorm van contact na behandeling?

Om de achtergrond van dit deelonderzoek te plaatsen, resumeer ik in paragraaf 5.2.1. het resultaat van het totale onderzoek tot nu toe. Dan wordt de gekozen methodologie van dit deelonderzoek toegelicht. In paragraaf 5.3. beschrijf ik de resultaten en de ana- lyse van het onderzoek, waarna in paragraaf 5.4. de conclusie en de discussie volgen. In paragraaf 5.5. worden de beperkingen en de sterke kanten van deze studie beschreven. In paragraaf 5.6. geef ik enkele slotopmerkingen over de resultaten en de kwaliteit van dit deelonderzoek.

5.2. Methodologie van dit deelonderzoek

In document Contact gezocht (pagina 186-191)