• No results found

Conclusie: Relationele interruptie en compensatie

In document Contact gezocht (pagina 105-108)

Een theoretisch kader van waaruit de waarde en de betekenis van relationele zorg in de forensische

2.6. De presentiebenadering als zorgethische benadering

3.5.4. Conclusie: Relationele interruptie en compensatie

Het hanteren van het ongewone leven wordt gedaan door het voorstellen, herstellen en handhaven van ‘alledaagsheid’. Erbij zijn en erbij blijven en samen doen, steeds opnieuw. Met als doel ‘er te zijn’. Deze relationele manier van werken kan het patroon waar cliënten vaak mee te maken hebben (meerdere opnames, falen, dientengevolge niet meer willen) onderbreken. Het helpt daarbij als er een ‘cultuur’ is van luchtigheid en een bepaalde losheid. Dan kunnen cliënten zichzelf tonen en hoeven ze niet voortdurend ‘op eieren te lopen’ met angst om het verkeerd te doen en ‘op de kop te krijgen’. De werkers die luchtigheid met serieuze nabijheid en confrontatie combineren, lijken in staat om het spanningsveld dat de opname21 met zich meebrengt te hanteren en hier iets aan toe te

voegen. Door het voortdurend relationeel werken compenseren zij namelijk deze druk. Van daaruit sluiten ze aan bij de ander, bij zijn leven. Cliënten mogen ‘tonen wie ze zijn’ en kunnen zelfgekozen, (kleine) ontwikkelstapjes maken. Of ermee oefenen. Pas dan kun- nen de werkers ‘doen wat nodig is’, het in gesprek brengen en behandelen van de aspecten die van belang zijn.

3.5.5. Discussie

Onderstaand bespreek ik de bevindingen uit deze deelstudie in het licht van eerder onder- zoek naar werkers en op afdelingen in de forensische psychiatrie. Het doel hiervan is niet alleen de presentietheorie als interpretatiekader te gebruiken, maar ook te beschouwen

21 Het gaat hier (dus) om de forensische, psychiatrische en institutionele spanning van gedwongen opname/behandeling (zie bijlage 6), die gemakkelijk geïnterpreteerd kan worden als een discipline- ringsopdracht (leren je aan de normen en regels in de samenleving te houden).

bij welke theoretische perspectieven de resultaten van deze deelstudie aansluiting kunnen vinden.

3.5.5.1. Het leefklimaat en relationeel zorg verlenen

Het begrip leefklimaat of social climate (Boone, Althoff, & Koenraadt, 2016; Doyle, Qu- ayle, & Newman, 2017; Van der Helm, 2011) is in de klinische forensische zorg een gangbaar begrip geworden. Stams en Van der Helm (2017) beschrijven het leefklimaat als de kwaliteit van de sociale en fysieke omgeving in termen van voldoende en noodzakelijke voorwaarden voor lichamelijke en geestelijke gezondheid, welzijn, contact en persoon- lijke groei van de bewoners. Daarbij moeten menselijke waardigheid en mensenrechten, evenals (indien niet beperkt door gerechtelijke maatregelen) hun persoonlijke autonomie in acht genomen worden. Het leefklimaat moet gericht zijn op herstel en succesvolle deel- name aan de samenleving. Dit kan een bijdrage leveren aan vermindering van recidive: be- handelingen gericht op resocialisatie en re-integratie leiden tot minder recidive (Andrews & Bonta, 2010; Wartna, Alberda, & Verweij, 2013). Van der Helm (2011) vond vier fac- toren die bijdragen aan een open leefklimaat: veel ondersteuning, duidelijke kansen voor groei, minimale repressie en een prettige sfeer. Zijn onderzoek liet zien dat dit klimaat kan bijdragen aan een hogere behandelmotivatie, meer empathie, een afname van agressie en een interne locus of control (meer eigen verantwoordelijkheid, meer bereid van fouten te leren en minder laten beïnvloeden door anderen).

Het theoretische concept van het leefklimaat sluit aan bij een aantal thema’s die in dit deelonderzoek zijn gevonden. Het belang van het bieden van (verschillende vormen van) ondersteuning door werkers aan cliënten is naar voren gekomen (paragraaf 3.4.2.). De manier waarop met discipline en grenzen wordt omgegaan (paragraaf 3.4.5.) en de luchtigheid die werkers proberen te creëren (paragraaf 3.4.4.) past in het concept van leefklimaat (minimale repressie en goede sfeer).

3.5.5.2. Relationeel zorg verlenen en de balans tussen ‘beveiligen en zorgen’

We zagen in hoofdstuk 2 dat in de theorieën over forensisch werken de balans tussen de controlerende en bewakende functie enerzijds en de zorgende functie anderzijds expliciet benoemd en als precair beschouwd wordt. Te veel nadruk op de controlerende, beveiligen- de kant van het werk schaadt de kwaliteit van zorg (Boone et al., 2016; Bowring-Lossock, 2006; Doyle & Jones, 2013; Gillespie & Flowers, 2009; Van der Helm, 2011).

We zagen in deze deelstudie hoe relationeel werken een bijdrage levert aan de precaire balans tussen controleren en zorgen door de druk te compenseren. Op die manier kan re- lationeel zorg verlenen de nadruk leggen op de zorgende en ondersteunende component. Door deze manier van zorg verlenen lukt het (de werkers) om betrekkelijk ‘conflictloos’ bij te sturen, gedrag te beïnvloeden en de grenzen die zij aangeven, geaccepteerd te krijgen. Relationeel werken brengt dus vanuit zijn aard een balans aan tussen deze twee conflic- terende functies. Aansluiten bij de persoon, dat als vertrekpunt te nemen voor de zorg, impliceert ook aansluiten als er bijgestuurd of grenzen gesteld moeten worden. Dat op een aangesloten en afgestemde manier doen, maakt dat de grenzen (makkelijker) geaccepteerd

worden. Dan hoeft er geen controlerende, beheersmatige manier van werken toegepast te worden.

3.5.5.3. Interactie tussen werkers en cliënten en de rol van de werkers

Niebieszczanki, Dent en McGowan (2016) vonden dat de persoonlijke eigenschappen en het gedrag van werkers werden gezien als hét instrument om hoop te ondersteunen of te creëren. Wat werkers bieden of doen en waarom ze dat doen is dus wezenlijk en draagt bij (of niet) aan de ondersteuning van de cliënt.

In deze deelstudie is de interactie tussen werkers en cliënten en wat deze interactie tot relationeel zorg verlenen maakt, onder de loep genomen. We hebben gezien dat acceptatie (paragraaf 3.4.1.) en voortdurend aansluiten bij en afstemmen op de cliënt (bijlage 5, de twee werkers) noodzakelijk zijn om de cliënt de gelegenheid te geven zich te ontwikkelen. Ook Gildberg (2012) deed onderzoek naar de interactie tussen werkers en cliënten in de Deense forensische psychiatrie. Hij vond twee vormen van zorg in de interactie tussen werkers en forensische cliënten. De eerste is Trust and Relationship Enabling Care, zorg die vertrouwen en relatie mogelijk maakt. Dit bestaat uit het aangaan en onderhouden van een vertrouwensrelatie door een bij herhaling gereconstrueerd normaal leven door het sa- men doen van dagelijkse gedeelde activiteiten, zonder aan de ziekte te refereren. Het doel hiervan is door de vertrouwensrelatie inzicht te krijgen in de ervaringen en problemen van de patiënt. Vanuit daar kan de tweede vorm van zorg worden toegepast: Behaviour and Perception Corrective Care, waarin medewerkers het gedrag of de perceptie van patiënten proberen te stoppen, vormen en veranderen in de richting van de normen van de mede- werkers en hun perceptie van wat normaal is. De intentie is door deze twee vormen van interactie patiënten te ondersteunen en normaal gedrag te leren. Die manier heeft tot doel dat patiënten minder in verlegenheid worden gebracht als ze gecorrigeerd worden op hun gedrag, en tegelijkertijd hebben de werkers controle en houden ze het veilig door op de hoogte te zijn van potentiële spanningen en conflicten (Gildberg, 2012, p. 152).

In deze deelstudie naar de waarde en betekenis van relationele zorg in de forensische psychiatrie kom ik tot een aanvulling op bovenstaande, waar Gildberg, blijkens zijn kri- tische perspectief, ook naar op zoek was. Hij beschrijft dat, hoewel er altijd een element van dwang blijft in de forensische psychiatrie (vanwege de gedwongen opname), werkers zich de vraag moeten stellen wat ons doel is met de forensische zorg. Als werkers patiënten willen ondersteunen bij hun resocialisatie met zo weinig mogelijk uitgeoefende druk en vijandigheid, dan zal het ongebruikte therapeutische potentieel van de interactie verder ontwikkeld moeten worden, waarbij een shift nodig is naar mogelijkheden in plaats van werken vanuit beperkingen (Gildberg, 2012, p. 153). Mijn onderzoek laat (op basis van eenzelfde methode van dataverzameling, namelijk participerende observatie) zien dat wer- kers een (tijdelijk) baken van hoop en ondersteuning kunnen zijn in een woelig leven. Dat niet aan alles gesleuteld hoeft te worden. Maar, en dat is in aansluiting bij en voortbor- durend op het werk van Gildberg, vanuit het relationele zorg verlenen kan er misschien ontwikkeling ontstaan (subconclusie 3).

In document Contact gezocht (pagina 105-108)