• No results found

HET GRAFVELD IN EEN RUIMER KADER Het plaatsen van dit grafveld in een ruimer

Wim De Clercq 1

3.4 HET GRAFVELD IN EEN RUIMER KADER Het plaatsen van dit grafveld in een ruimer

onderzoekskader is vrij moelijk vermits in Oost- en West-Vlaanderen tot op vandaag relatief weinig graf-velden (volledig) werden onderzocht, laat staan vol-ledig gepubliceerd. Wél valt het op dat door het grootschalige noodonderzoek dat sinds enkele jaren gevoerd wordt, de kijk op de plaats die voor de doden in het landschap werd voorzien, aan wijziging onderhevig is. Immers, naast de klassieke grafvelden waarbij vaak vele tientallen graven in een dichte groep samen in een daartoe voorbestemde zone werden aangelegd (bvb. Waasmunster-Pontrave, Oudenburg, Sint-Denijs-Westrem), moet er steeds meer worden rekening gehouden met kleine groep-jes van bijzettingen of zelfs totaal geïsoleerde gra-ven48. Deze laatste komen vaak voor in off-site milieu of in randzone’s van nederzettingen. Dit onderscheid tussen graf-veld en veld-graf kan wijzen op welbepaalde sociale verhoudingen die tot uit-drukking gebracht worden in een funeraire discre-pantie. Anderzijds kan ook een sterk ritueel geladen perceptie van het landschap een rol gespeeld heb-ben, waarin bepaalde elementen zoals bv. de aanwe-zigheid van een oudere begraafplaats of enkele ritu-eel geladen ankerpunten in het landschap een aanzet konden betekenen tot het begraven van een dode. Het voorkomen van aarden grafmonumenten is in de regio en in Zandig-Vlaanderen in het alge-meen niet bepaald een veel voorkomend gegeven, dit in tegenstelling tot Zuid-Nederland en de Maas-Demer-Schelde-regio waar dit type van graf-structuur en grafveld een ruimere verspreiding en intensiteit kende49. In de grote begraafplaatsen van Waasmunster-Pontrave en Sint-Denijs-Westrem komen funeraire greppelstructuren zelfs niet voor en ook bij talloze andere werfcontroles kwamen tot op heden bijna geen vergelijkbare structuren aan het licht. Uitzonderingen zijn de Gallo-Romeinse funeraire aarden monumenten in Oudenburg50, Brugge51 en Ursel52. Een monument uit Gent, gedateerd in de IJzertijd53kan op basis van het a-typische handgemaakte materiaal even goed in de Romeinse tijd gedateerd worden. De grachtstruc-turen in Sijsele (dit boek) situeren zich in funerair milieu doch wijken vormelijk sterk af van de omgrachte monumenten.

In de Kempische zandgronden zijn naast vier-kante ook ronde grachtmonumenten bekend. Bij noodonderzoek in Poppel kwamen beide soorten greppelstructuren voor. Ze dateren uit de 1ste en de 2e eeuw54.

Zowel de omvang als de vierkante of rechthoe-kige vorm van de monumenten kan variëren. Zeer

48 De Clercq 2000, 1-42.

49 Gerritsen 2003, Hfdstk 4.2.

50 Hollevoet 1993.

51 Cordemans & Hillewaert 2001.

52 Bungeneers et al. 1987.

53 Vanmoerkerke 1985.

54 Annaert 1998; Verhaert et al. 2001/2002.

opvallend is overigens dat alle tot op heden gepubliceerde vierkante omgrachte structuren in noordelijk Zandig-Vlaanderen gekenmerkt worden door een ingang in het zuiden. Dit was zo bij beide monumenten in Oostwinkel, maar ook in Ouden-burg, Brugge en Ursel werd een zuidelijke toegang geregistreerd. Het minder zeker gedateerd monu-ment van Gent-Hoge Weg bezat eveneens een zuidelijke toegang. Verder zijn er nog twee voor-alsnog ongepubliceerde monumenten uit de regio Brugge55. Ook deze exemplaren bezaten elk een toegang in het zuiden. In hoeverre deze waarne-ming een significant gegeven is bij Gallo-Romeinse vierkante grafmonumenten in noordelijk Zandig-Vlaanderen is voorlopig een onopgeloste vraag. Daar is het beschikbaar staal aan monumenten momenteel te klein voor. Hét is wel opvallend dat alle acht tot op heden gekende voorbeelden het-zelfde patroon opleveren. Het is dan ook een vast-stelling die verdere aandacht verdient en misschien kan wijzen op één of ander ritueel concept. Ander-zijds werd in het Kempische grafveld te Poppel geen overheersende voorkeur voor plaatsing van ingangen in grafmonumenten opgemerkt56.

Het voorkomen van vierkante of rechthoekige omgrachte zone’s met funerair en/of ritueel geladen betekenis kan in noordelijk Zandig-Vlaanderen overigens teruggevoerd worden tot de IJzertijd57. De oudste tot op heden gekende voorbeelden stam-men uit Destelbergen58, waar vierkante grafmonu-menten uit de vroege IJzertijd (Ha C) werden opgegraven. Religieuze monumenten uit de late IJzertijd werden ondermeer in Kemzeke59en in de regio rond Oostwinkel in Ursel60, Knesselare61en Aalter62opgegraven63.

4 Besluit

De Gallo-Romeinse begraafplaats Oostwinkel-Leischoot bood na de kleinschalige opgravingen in Ursel de kans om in het gebied tussen Gent en Brugge een wat ruimer inzicht te krijgen in het grafgebruik tijdens de 1ste eeuw van onze jaar-telling in ruraal milieu. De twee grafmonumenten, de brandrestengraven en hun bijgaven (fig. 13) duiden op een maatschappij met sterke veranke-ring in pré-Romeinse (funeraire) tradities. In hoeverre er op lokaal vlak echter een verband bestaat tussen de begraafplaats en de 250 m verderop gelegen nederzettingssporen blijft een open vraag. Gelijktijdigheid is mogelijk en aanne-melijk, maar vooralsnog niet bewezen. Immers, noch het grafveld, noch de nederzetting werden volledig onderzocht. Dit brengt ons natuurlijk bij één van de negatieve aspecten van lineaire opgra-vingsprojecten: een hoge ruimtelijke variabiliteit in de aard en de verspreiding van de sporen zonder een duidelijk inzicht in de specifieke positie die de opgegraven sporen innemen in het geheel. Niettemin dient ook deze factor gerelativeerd te

worden. De opgravingen op de VTN-leiding waren immers grootschaliger dan vele opgravingen ooit waren in de regio’s die door de leiding werden doorsneden. Het zijn projecten die vooral dankbaar zijn om de regionale densiteit aan sites en hun eventuele relatie tot bodemsoorten te evalueren, maar ze zijn evenzeer van belang om een regionale onderzoeksdynamiek op gang te brengen of om een eerste inzicht te krijgen in zones die voorheen quasi

terra incognita waren, zoals bijvoorbeeld de regio

tussen Brugge en Gent.

A Roman period cemetery at Oostwinkel-Leischoot (Zomergem, prov. of East-Flanders)

The Roman period cemetery at Oostwinkel was found on a sandy ridge, at the base of the tertiary clayish deposit of the cuesta Oedelem-Zomergem. Settlement remains were found in its immediate vicinity. The cemetery itself consisted of two funer-ary monuments, in and around which sixteen buri-als were arranged. The monuments consisted of a quadrangular ditch configuration with an entrance to the south. In the enclosed area one, and in the other monument two, graves were found. In the

55 Pers. mededeling B. Hillewaert, Dienst Stadsarcheologie Brugge.

56 Annaert 1998, 26: Verhaert et al. 2000/2001, 207.

57 Bourgeois & Nenquin 1996; Vermeulen & Bourgeois 2000.

58 De Laet et al. 1986, 22.

59 Bourgeois 1991.

60 Bourgeois et al. 1989.

61 Vermeulen & Hageman 1997, 29-33.

62 Bourgeois & Rommelaere 1991.

63 We achtten een gedetailleerde uiteenzetting over de relatie tussen vierkante funeraire en/of religieuze monumenten uit de late IJzertijd en de Romeinse tijd hier niet opportuun. Bredere beschouwingen hieromtrent komen onder andere aan bod bij Slofstra & Van Der Sanden (1987) en Creemers & Van Impe (1992).

W. DE CLERCQ

13 Het aardewerk uit het grafveld, sterk inheems getint.

latter case, the graves each yielded a terra nigra (Bel-gic) beaker. A razor was also found in one grave. The other burials were arranged around the mon-uments. These all contained funeral pyre remains (mostly charcoal, some burnt bone and some burnt grave goods). The grave goods were not burnt and were deposited in or under the layer of pyre remains. These goods consisted mainly of handmade

pottery, although some terra nigra beakers and wheel thrown pottery was noticed. In one grave, an iron fibula was found, in another a razor, which seems to have originally been wrapped in cloth. All the datable finds date this cemetery in the 1st cen-tury AD. Both the type and content of the graves point to the strong native nature of the society that was buried here.

BIBLIOGRAFIE

ANNAERTR. 1998: Graven onder de plaggenbodem.

Vroeg-Romeins grafveld in de ruilverkaveling Poppel.

In: Romeinendag. 1 april 1998, Brussel, 25-26. BASTIENJ.M. & DEMOLONP. 1975: Villa et cime-tière du Ier siècle après J.-C. à Noyelles-Godault (Pas-de-Calais), Septentrion 5, 1-36.

BAUTERSL., BRAECKMANK., JAMÉEW., ROGGEM. & VERMEULENF. 1997: Zingem-Huise. Brand-restengraven uit de Romeinse tijd,

Monumenten-zorg & Cultuurpatrimonium. Jaarverslag 1996, Gent,

127-129.

BOURGEOIS J. 1991: Enclos et nécropole du second

âge du fer à Kemzeke (Stekene, Flandre orientale). Rapport provisoire des fouilles 1988, Scholae

Archa-eologicae 12, Gent.

BOURGEOISJ. & NENQUINJ. 1996: Les enclos cir-culaires, allongés et quadrangulaires en Flandre découverts par les fouilles et les prospections aérien-nes. Contribution à la connaissance des âges des métaux. In: GROENENM. (dir.), La préhistoire

au quotidien. Mélanges offerts à Pierre Bonenfant,

42-72.

BOURGEOIS J. & ROMMELAERE J. 1991: Bijdrage tot de kennis van het Meetjesland in de metaal-tijden. De opgravingen te Ursel (1985-1989) en Aalter (1989-1990), Appeltjes van het Meetjesland.

Jaarboek van het Heemkundig Genootschap Meetjes-land 42, 59-88.

BOURGEOIS J., SEMEY J. & VANMOERKERKE J. 1989: Ursel. Rapport provisoire des fouilles

1986-1987. Tombelle de l’âge du bronze et monuments avec nécropole de l’âge du fer, Scholae Archaeologicae 11,

Gent.

BUNGENEERSJ., DELCOURTA. & ROMMELAEREJ. 1987: Excavations at Ursel (East-Flanders)

1985-1986. Prehistoric occupation and Roman cemetery,

Scholae Archaeologicae 7, Gent.

CORDEMANS K. & HILLEWAERT B. 2001: Een eeuwenoude begraafplaats te Sint-Andries/Brugge (W.-Vl.), Lunula. Archaeologia Protohistorica IX, 8-10.

CORDIE-HACKENBERGR. & HAFFNERA. 1991: Das

keltisch-römische Gräberfeld von Wederath-Belginum. 4, Trierer Grabungen und Forschungen Band VI, 4.

CORDIE-HACKENBERGR. & HAFFNERA. 1995: Das

keltisch-römische Gräberfeld von Wederath-Belginum. 5, Trierer Grabungen und Forschungen Band VI, 5.

CREEMERSG. & VANIMPEL. 1992: De inheems-Romeinse begraafplaats van Wijshagen Plokrooi (gem. Meeuwen-Gruitrode, Prov. Limburg). Interimverslag, Archeologie in Vlaanderen II, 41-53. DECLERCQW. 2000: Een blik op een decennium archeologisch onderzoek op Gallo-Romeinse vind-plaatsen in Oost-Vlaanderen. In: Opnieuw een decennium Oost-Vlaamse archeologie: terug- en vooruitblik, VOBOV-Info 52, 35-47.

DEGROOTEK., BASTIAENS J., DECLERCQW., DEFORCEK. & VANDENBRUAENEM. 1999/2000: Het klein Gallo-Romeins grafveld van Huise ’t Peerdeken (Zingem, prov. oost-Vlaanderen). Een multidisciplinaire analyse, Archeologie in Vlaanderen VII, 31-62.

DELAETS.J., VANDOORSELAERA., SPITAELSP. & THOEN H. 1972: La nécropole gallo-romaine de

Blicquy (Hainaut-Belgique), Dissertationes

Archae-ologicae Gandenses XIV, Brugge.

DELAETS.J., THOEN H. & BOURGEOISJ. 1986:

Les fouilles du séminaire d’Archéologie de la Rijks-universiteit te Gent à Destelbergen-Eenbeekeinde et l’histoire la plus ancienne de la région de Gent (Gand). I. La période préhistorique, Dissertationes

Archaeo-logicae Gandenses XXIII, Brugge.

DERUX. 1996: La céramique Belge dans le nord de

la Gaule. Caractérisation, chronologie, phénomènes culturels et économiques, Louvain-La-Neuve.

FLEURYB. 1986: Late Iron Age Chronology in the light of New Material from the Aisne-valley (Nor-thern France), Institute of Archaeology, Bulletin 23, 29-46.

GERRITSENF. 2003: Local identities. Landscape and

region, Amsterdam Archaeological Studies 9,

Amster-dam.

HAFFNERA. 1971: Das keltisch-römische Gräberfeld

von Wederath-Belginum, 1, Trierer Grabungen und

Forschungen Band VI, 1.

HAWKES C.F.C. & HULLM.R. 1947:

Camulodu-num, Reports of the Research Comittee of the

Society of Antiquaries in London, 14.

HOSDEZ C. & JACQUESA. 1989: La nécropole à

incinérations de Baralle (Pas-de-Calais), Nord-Ouest

Archéologie 2.

HOLLEVOETY. 1993: Ver(r)assingen in een verka-veling. Romeins grafveld te Oudenburg (prov. West-Vlaanderen). Interimverslag, Archeologie in

Vlaanderen III, 207-216.

JACQUES A. & ROSSIGNOL P. 2001: Pratiques et rituels après la mort en Artois à l’époque laté-nienne. Comparaisons avec le début de l’époque Gallo-Romaine. In: GEOFFROY J.-F. & BARBÉH. (red.), Les nécropoles à incinération en Gaule

Belgi-que: synthèses régionales et méthodologie, Revue du

Nord, Hors Série 8, 29-61.

KRAUBED., DUCHNIEWSKIB. & GELDMACHERN. 2000: Zur Entwicklung eines regionalen Siedlungs-zentrums von der Frühlatènezeit bis in spätrömische Zeit im nördlichen Treverergebiet. Ausgrabungs-ergebnisse in Wallendorf, Kr. Bitburg-Prüm. In: HAFFNERA. &VONSCHNURBEINS. (eds.), Kelten,

Germanen, Römer im Mittelgebirgsraum zwischen Luxemburg und Thüringen. Archäologische und naturwissenschaftliche Forshungen zum Kulturwandel unter der Einwirkung Roms in den Jahrhunderten um Christi Geburt, Akten des Internationalen

Kol-loquiums zum DFG- Schwerpunkt-programm “Romanisierung” in Trier vom 28 bis 30 Septem-ber 1998, Bonn.

LANGOHRR. & FECHNERK. 1993: The digging and filling of Iron Age monument ditches in the sandy area of north-west Belgium: the pedological and palaeo-environmental approach, Lunula 1, 45-49. LEVA Ch. & COENE G. 1969: Het Gallo-Romeins

grafveld aan de Molenstraat te Kortrijk,

Archaeolo-gia Belgica 114.

MARIËN M.E. 1971: Rasoir Romain découvert dans la grotte de Han (Han-sur-Lesse), Helinium XI, 213-227.

MARIËNM.E. 1973: A propos de Rasoirs Romains,

Helinium XIII, 71-78.

PEARCEJ. 1998: From death to deposition: the sequence

of ritual in cremation burials of the Roman period.

In: FORCEY C., HAWTHORNEJ. & WITCHERR.

(eds.), Proceedings of the Seventh Annual Theo-retical Roman Archaeology Conference 1997 Not-tingham, 99-111.

PEARCEJ. 2001: Placed with the dead: depostional practice in burial and other contexts in southern Britain in the first and second century AD. In: GEOFFROYJ.-F. & BARBÉH. (red.), Les nécropoles

à incinération en Gaule Belgique: synthèses régiona-les et méthodologie, Revue du Nord, Hors Série 8,

155-164.

PLUMIERJ. 1986: Tumuli Belgo-Romains de la

Hes-baye Occidentale: Séron, Hanret, Bois de Buis, Pen-teville, Namen.

RIHAE. 1987: Die Römischen Fibeln aus Augst und

Kaiseraugst, Die Neufunde Seit 1975, Forschungen

in Augst 18.

ROGER F. 1983: Tombes à incinération. Avion, Méricourt, lesn, Rouvroy, Gouy-Servins. Ier-IIe siè-cles, Bulletin de la Commission Départementale

d’Histoire et d’Archéologie du Pas-de-Calais XI, 2,

248-258.

ROGGEM. & VANDOORSELAERA. 1976: De Gallo-Romeinse nederzetting op de Tomberg in Beveren-Leie, De Leiegouw XVIII, 353-400.

ROOSENS H. & LUX G.V. 1970: Een

Gallo-Romeinse tumulus te Eben-Emael Kanne,

Archaeo-logia Belgica 121.

SLOFSTRAJ. & VANDERSANDENW. 1987: Rurale cultusplaatsen uit de Romeinse tijd in het Maas-Demer-Schelde-gebied, Annalecta Praehistorica

Leidensia 20, 125-168.

STEADI.M. & RIGBYV. 1989: Verulamium. The

King Harry Lane site, English Heritage

Archaeolo-gical Report 12.

STRIEWEK. 1996: Studien zur Nauheimer Fibel und

ähnlichen Formen der Spätlatènezeit, Internationale

Archäologie 29.

THOENH. & VAN DOORSELAER A. 1980: Het

Gallo-Romeinse grafveld van Emelgem, Westvlaamse

Archaeologicae, Monografieën I, Kortrijk. TUFFREAU-LIBRE M. 2001: Les assemblages céra-miques dans les nécropoles gallo-romaines. In: GEOFFROYJ.-F. & BARBÉH. (red.), Les nécropoles

à incinération en Gaule Belgique: synthèses régiona-les et méthodologie, Revue du Nord, Hors Série 8,

179-187.

VANMOERKERKEJ. 1985 (m.m.v. CUYPERSE., DEL-SAUX M-A., RAVESCHOT P. & VERBRUGGEN C.): Vierkante grafstructuur uit de IJzertijd aan de Hoge-weg, Stadsarcheologie 9/2, 42-51.

VERHAERT A., ANNAERT R., LANGOHR R., COOREMANS B., BASTIAENS J., DEFORCE K., ERVYNCK A. & DESENDER K. 2001/2002: Een inheems-Romeinse begraafplaats te Klein-Ravels,

Archeologie in Vlaanderen VIII, 165-218.

VERMEULENF. 1992: Tussen Leie en Schelde.

Arche-ologische inventarisatie en studie van de Romeinse bewoning in het zuiden van de Vlaamse Zandstreek,

Archeologische Inventaris Vlaanderen, Buitenge-wone Reeks, 1, Gent.

VERMEULENF. & BOURGEOISJ. 2000: Continuity of prehistoric burial sites in the Roman Landscape of Sandy Flanders. In: PEARCEJ., MILLETM. & STRUCK M. (eds.), Burial, Society and Context in

the Roman World, 127-142.

VERMEULENF. & HAGEMANB. 1997: Een rituele omheining uit de late IJzertijd te Knesselare (O.-Vl.), Lunula. Archaeologia Protohistorica V, 29-33.

WERNERJ. 1955: Die Nauheimer Fibeln, Jahrbuch des Römisch-Germanischen Zentral Museum Mainz 2, 170-195.

WILLEMS W.J.H. 1987: Burial analysis: a new approach to an old problem, Berichten van de

Rijks-dienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 28,

1 Situering, werkomstandigheden en algemene structuur

De site is gelegen op een zandrug, aan de buitenbocht van een grote meander in het Schelde-alluvium (fig. 1). De eerste sporen werden ontdekt

toen voorafgaandelijk aan de onderboring van de weg N445 een werkput werd aangelegd die aan weerszijden waren voorzien van bronbemaling. Deze uitgraving gebeurde voor het eigenlijk werfverloop goed en wel aanving en zonder arche-ologische begeleiding. De put werd dan ook tot ca. 80 cm diep uitgegraven, een diepte die té groot was voor archeologische doeleinden. Later bleek immers een volledige wand van een Romeins gebouw te zijn weggeschept, met uitzondering van de diepst bewaarde paal. In de put kwam echter ook een waterput aan het licht. Deze bevond zich voor het grootste deel in het verdiepte gedeelte en een aan-zuig voor de bronbemaling bleek zelfs gedeeltelijk door de put heen te zijn geboord. De afgraving van het omgevende terrein gebeurde wél onder archeo-logische begeleiding. Daarbij kwamen vooral palen en windvallen aan het licht. De meerderheid van palen bevatte geen vondsten zodat een correcte datering werd verhinderd. Opvallend is het voor-komen van 3 windvallen in het zuidelijke deel van de opgravingszone. Enkele schaarse Romeinse vondsten uit hun opvulling suggereren hun Romeinse of post-Romeinse ouderdom. Tot de belangrijkste structurele eenheden op het terrein behoren echter een waterput en een houtbouw-constructie met potstal.

1 Universiteit Gent, Vakgroep Archeologie & Oude Geschiedenis van Europa, Blandijnberg 2, 9000 Gent.

2 Provincie Oost-Vlaanderen, Dienst Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium, PAC Het Zuid - W. Wilsonplein 2, 9000 Gent.

3 Vaderlandstraat 140, 9000 Gent.

4 Stad Tongeren, Maastrichterstraat 10, 3700 Tongeren.

Een lijn door het landschap II, 155-176

Een waterput uit de vroege IJzertijd en een gebouw