• No results found

Volmiddeleeuwse bewoningssporen aan de Veldhoekstraat in Damme/Sijsele

4.2 BEWERKTE BEUK

In de poel werden verder ook resten gevonden van een ontschorste beuken plank. Op de buiten-kant ervan werden duidelijke sporen van bewerking aangetroffen; een reeks diagonale, evenwijdige fijne lijntjes van ca. 5 cm lang, met een duidelijk begin-en eindpunt. Het is niet duidelijk waarvan deze lijntjes afkomstig zijn. Mogelijk zijn het sporen van een ontschorser. Na het kappen van de boom werd

het hout in de regel ontschorst met een dissel (een soort bijl, waarvan het kop dwars op de steel staat). De binnenkant van de plank vertoonde sporen van verbranding.

4.3 OVERIGE

Uit de rest van de vondsten (een eiken stronk uit paalkuil 39 en een eiken stammetje) kon niet veel relevante informatie worden gehaald. De groei-ringen ervan waren breed, hetgeen wijst op open of snelle groeiomstandigheden. In de regel is het zo dat niet bewerkt hout steeds bredere groeringen heeft dan bewerkt hout. Eik met bredere ringen heeft relatief meer laathout, waardoor het zwaarder is, en aangewend werd voor zware palen. Het eiken stammetje vertoonde, evenals de beuken plank, sporen van verbranding. De eiken stronk had onderaan een bewerkte stompe punt.

5 Chronologie van de site

De oudste sporen van menselijke aanwezigheid op de site worden gevormd door de geïsoleerde

vondsten van een klein silexfragmentje en een rand- 33 Hollstein 1980.

I. IN ’T VEN, Y. HOLLEVOET, B. COOREMANS, A. DE GROOTE & K. DEFORCE

Tabel 2:

Inventaris van de houtresten uit poel nr. 120 en paalkuil nr. 39 - site Damme Veldhoekstraat.

Inventory of the wood remains from pound nr. 120 and posthole nr. 39 - site Damme Veldhoekstraat.

Nummer Afmetingen Functie Vorm Schors Houtsoort Groeiringen Spint Ringen Opmerking C,D Code

(cm) (1) (3) dendro

Poel 120

(*) 165 x 20 x 4,5 Radiaalplank S(2) / Quercus sp. 159 / smal kliksysteem D VE-RA-1A,

(zie fig. 11) 2A

B, m

A 40 x 20 ? T / Quercus sp. 23 / breed / C DA-VEA1,

2, m

B 9,5 stammetje R ja Quercus sp. 35 / breed / C DA-VE6A,

B, m

C1 23 x 4 x 4 stuk plank T / Fagus sylvatica bewerkings- /

sporen

C2 42,5 x 10 x 4 stuk plank T / Fagus sylvatica /

C3 / stuk plank T / Fagus sylvatica /

D1 17 x 15 x 6,5 stuk plank S / / /

D2 20 x 13,5 x 4 stuk plank S / / /

Paalkuil 39

(*) 48 x 19 x 13 stronk R / Quercus sp. 28 resten stompe punt /

(*) zonder nummer

(1) vorm: R(ondhout), radiale S(pies), T(angentiaal) (2) radiaalplank met uitholling in de rug

scherf Romeinse terra sigillata (mogelijk van een bord). Het terrein werd vermoedelijk pas in de volle Middeleeuwen als woonplaats in gebruik genomen. De grenzen van de nederzetting konden wegens de geringe breedte van de uitgegraven sleuf niet achter-haald worden. Eén van de mogelijk vroegere spo-ren in de volmiddeleeuwse nederzetting is een gracht die ogenschijnlijk door de huisplattegrond wordt oversneden. Bewijzen hiervoor kunnen ech-ter niet gegeven worden, aangezien de eigenlijke oversnijding zich buiten het bereik van de sleuf moet hebben bevonden. Vermoedelijk was deze gracht echter al gedempt op het moment dat de drieschepige constructie werd opgetrokken. De vrij grote hoeveelheid sterk gefragmenteerd scherven-materiaal en de verbrande leembrokken die kon-den gerecupereerd workon-den uit de gracht zijn dan ook mogelijk afkomstig van de afbraak van een ouder nabijgelegen gebouw. Toch verschillen de aardewerkvormen niet wezenlijk van deze uit andere sporen. Daarom mag men ook de moge-lijkheid niet uit het oog verliezen dat het materiaal bij het optrekken van het bootvormig gebouw als

afval in de gracht is terechtgekomen34. De minder goede opgravingsomstandigheden maakten het ech-ter onmogelijk om verdere informatie over deze vroege fase te bekomen.

Een tweede fase zou dan gevormd worden door de drieschepige boerderij en bijhorende erfgracht rondom. Het geheel werd vervolledigd door enkele poelen die zich in de buurt aftekenen. Bovendien strekte de nederzetting zich waarschijnlijk verder uit in westelijke richting, waar zich mogelijk een zijerf met bijgebouwen bevond. Het einde van de bewoning kan niet nauwkeurig vastgesteld worden,

34 Wouters, Cooremans & Ervynck 1995/1996, 172-174 (met verwijzingen).

10 Eiken radiaalplank uit poel nr. 120.

Radially cleft oak plank from pound nr. 120.

11 Schematische reconstructie van het gebruik van

radiaalplanken.

Schematic reconstruction of the use of radially cleft planks.

Tabel 3:

Resultaten en interpretatie van het dendrochronologisch onderzoek door RING.

Results and interpretation of the dendrochronological analysis by RING.

Dendronaam Kern Spint Wankant n Referentiecurve Datering t %PV p

VE-RA 12 - - - 161 C. Duitsland 891-1051 6,3 63,8 0,0005

Code Einddatering Schatting van het ontbrekend spinthout Veldatum

maar zal gezien het aardewerk waarschijnlijk in het begin van de late Middeleeuwen te situeren zijn. Slechts één gracht bevatte een echt laatmiddeleeuws stuk, nl. een bodemfragment van een volledig geglazuurde kan of kruik met uitgeknepen voetjes. De gracht oversneed het terrein van noord naar zuid. Bewoningssporen uit latere periodes werden echter niet meer waargenomen, zodat kan ver-ondersteld worden dat de nederzetting zich ofwel had verplaatst ofwel om één of andere reden had opgehouden te bestaan. De meest recente sporen tenslotte worden gevormd door een aantal heden-daagse drainagegreppels en perceelsgrachten.

High medieval settlement traces near the Veld-hoekstraat in Damme/Sijsele (Province of West Flanders)

After removing the A-trench near the Veld-hoekstraat, a number of settlement traces from the High Middle Ages came to light. From the numer-ous postholes only one incomplete ground plan for a building could be deduced, that of an east-west orientated three-aisled construction. In the case of the Veldhoekstraat example only the southern part of the construction was preserved. This comprised four roof-supporting posts with matching smaller wall posts, which were position in such a way that the whole building would have looked like a boat. This is probably an example of a small settlement. Such settlements were somewhat isolated in the landscape and arose as a consequence of the pri-vate development of the nearby land. Such a farm is usually called an Einzelhof.

The majority of the finds come from the ditches around the farm, where a large amount of refuse from the settlement was dumped. The collection of earthenware from this site is rather uniform; it consists mainly of ordinary grey ware of presum-ably local or regional production. Pots for cooking and storage along with a few open forms such as

bowls dominate the assemblage. A general analysis of the rim forms suggests a date of 11th and 12th century, although some late medieval characteris-tics can also be distinguished.

Various pits can presumably be interpreted as pools. However, none could be excavated com-pletely, so the precise size remains unclear. An inter-esting find is a well-preserved oak timber from pool 120. The timber proved to be very well suited for dendrochronological analysis. The date was determined as 1051 AD on the German curve. Because there was no sapwood the exact date for cutting down the tree would have been at least twenty years later, after 1071 AD. The dating of the timber confirms a High Middle Ages date for the settlement.

The importance of the site lies in the fact that, up to now, boat-shaped, three-aisled constructions from the High Middle Ages were mainly only found in the sandy areas of the Maas-Demer-Scheldt-region. Evidence for rural habitation in the historical core region of Flanders always seemed to deviate from this pattern, because in these parts almost exclusively rectangular ground plans appeared. Only two other locations in western Flanders (Brugge and Roksem) yielded possible examples of boat-shaped houses.

Archeobotanical research provided some evi-dence for the local vegetation around the pool. The archaeobotanical picture matches the assumption that this particular farm was somewhat isolated in the landscape. This is indeed a distinctly open land-scape, with fields and water meadows as the main vegetation types, and where human and animal presence is clear. The fields and pastures will have been on the higher, drier sandy ridges.

The end of habitation at the Veldhoekstraat can-not be dated precisely, but may have been in the beginning of the Late Middle Ages. Settlement traces from later periods were not found, so the set-tlement may either have been moved or, for some

I. IN ’T VEN, Y. HOLLEVOET, B. COOREMANS, A. DE GROOTE & K. DEFORCE

BIBLIOGRAFIE

ARTSN. 1993: Middeleeuwse boeren op Blixem-bosch bij Eindhoven. In: ROYMANSN. & THEUWSF. (red.), Een en al zand. Twee jaar graven naar het

Brabantse verleden, ’s Hertogenbosch, 106-115.

DE MEULEMEESTER J. & DEWILDE M. 1987: Romeinse en middeleeuwse landelijke bewoning langs de Zeeweg te Roksem (gem. Oudenburg),

Archaeologia Belgica III, 225-231.

DEMEULEMEESTER J. & DEWILDE M. (met een bijdrage van VAN DERPLAETSENP. & ERVYNCKA.) 1991: De Godelievemotte en de middeleeuwse

versterkingen te Gistel, Archeologie in Vlaanderen I, 197-206.

HILLEWAERT B. 1993: Imported pottery in the Bruges Area, Medieval Ceramics 17, 61-67. HILLEWAERT B. & HOLLEVOETY. 1987: Recent archeologisch noodonderzoek in het Brugse haven-gebied, Jaarboek 1985-86, Stad Brugge, Stedelijke

Musea, Brugge, 136-149.

HILLEWAERT B. & HOLLEVOET Y. 1994: Huis-vuil onder het wegdek. Een vroeg-13de-eeuws

aardewerkcomplex uit de Marktstraat te Ouden-burg (prov. West-Vlaanderen), Archeologie in

Vlaan-deren IV, 279-289.

HOLLEVOET Y. 1991: Een vroeg-middeleeuwse nederzetting aan de Hoge Dijken te Roksem (gem. Oudenburg), Archeologie in Vlaanderen I, 181-196. HOLLEVOET Y. 1992a: Een luchtfoto opgegraven. Middeleeuwse landelijke bewoning langs de Meers-beekstraat te Snellegem (gem. Jabbeke, prov. West-Vlaanderen), Archeologie in Vlaanderen II, 227-235.

HOLLEVOET Y. 1992b: Speuren onder het sport-veld. Romeinse en middeleeuwse sporen ten zui-den van de Stedebeek te Ouzui-denburg (prov. West-Vlaanderen), Archeologie in Vlaanderen II, 195-207. HOLLEVOETY. 1994: Opgraven in ’t Zwarte Gat. Een landelijke bewoningskern uit de volle middel-eeuwen te Oostkamp (prov. West-Vlaanderen),

Archeologie in Vlaanderen IV, 205-217.

HOLLEVOETY. & HILLEWAERTB. 1997/1998: Het archeologisch onderzoek achter de voormalige vrouwengevangenis Refuge te Sint-Andries/Brugge (prov. West-Vlaanderen). Nederzettingssporen uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen, Archeologie

in Vlaanderen VI (2002), 191-207.

HOLLSTEINE. 1980: Mitteleuropäische

Eichenchro-nologie, Mainz am Rhein.

KARS H. 1983: Het maalsteenproduktiecentrum bij Mayen in de Eifel, Grondboor en Hamer 3-4, 110-120 (R.O.B. overdrukken 194).

LINDEMANSP. 1952: Geschiedenis van de landbouw

in België, Antwerpen.

MILLE P. 1997: Etnoarchéologie du Bois. Etude d’un coffre daté des Environs de l’An Mil, décou-vert sur le site Lacustre De Charavines (Isère),

Archéologie Médiévale XXVII, Caen, 59-72.

MILNE G. 1992: Timber Building Techniques in

London c. 900-1400, London & Middlesex

Archae-ological Society, Special Paper 15.

THEUWS F., VERHOEVEN A. & VAN REGTEREN ALTENAH.H. 1988: Medieval Settlement at

Dom-melen, Berichten van de Rijksdienst voor het

Oud-heidkundig Bodemonderzoek 38, 229-430.

VAN DIERENDONCK R.M. 1989: Archeologie en historie van een ontginningshoeve: de Kriekeschoor bij Bladel. In: VERHOEVENA. & THEUWSF. (eds.),

Het Kempenprojekt 3. De Middeleeuwen centraal,

Bijdragen tot de studie van het Brabants Heem 33, 15-25.

VANHOUTTES. & PIETERSM. 1999/2000: Arche-ologisch noodonderzoek op het toekomstige bedrij-venterrein Plassendale III (Zandvoorde, stad Oostende, prov. West-Vlaanderen). Interimverslag 2000-2001, Archeologie in Vlaanderen VII (2003), 95-110.

VERHAEGHEF. 1989: La céramique très décorée du Bas Moyen Age en Flandre. In: BLIECK G. (éd.),

Travaux du Groupe de Recherches et d’Etudes sur la Céramique dans le Nord-Pas-de-Calais. Actes du Colloque de Lille (26-27 mars 1988), Nord-Ouest

Archéologie (numéro hors-série), 19-114.

VERHAEGHEF. 1988: Middeleeuwse en latere cera-miek te Brugge. Een inleiding. In: DEWITTEH. (red.), Brugge onder-zocht. Tien jaar

stadsarcheolo-gisch onderzoek, Brugge, 71-114.

VERHAEGHE F. & HILLEWAERT B. (m.m.v. DE GROOTEK. & HOLLEVOETY.) 1991: Aardewerk uit de oude Burgfase. In: DEWITTEH. (red.), De

Brugse Burg. Van grafelijke versterking tot moderne stadskern, Archeo-Brugge 2, Brugge, 149-165.

VERHOEVENA. & VREENEGOORE. 1991: Middel-eeuwse nederzettingen op de zandgronden. In: BIJ-STERVELDA.-J. e.a. (red.), Middeleeuwen in

bewe-ging, ’s Hertogenbosch, 59-76 (ROB-overdrukken

395).

VERHULST A. 1995: Landschap en landbouw in

middeleeuws Vlaanderen, Brussel.

WEEDAE.J., WESTRAR., WESTRAC. & WESTRAT. 1991: Nederlandse ecologische flora. Wilde planten

en hun relaties, deel 4, Deventer.

WOUTERS W., COOREMANS B. & ERVYNCK A. 1995/1996: Landelijke bewoning uit de volle middeleeuwen in Herk-de-Stad (prov. Limburg),

1 Inleiding

1.1 EERDER ONDERZOEK EN WERKORGANISATIE