• No results found

Gesprek met Jan-Paul Hendriks, directeur en eigenaar van Novalink, Amersfoort, 03 05-

Literatuurlijst Literatuur:

10. Gesprek met Jan-Paul Hendriks, directeur en eigenaar van Novalink, Amersfoort, 03 05-

Jan-Paul is de oprichter van het bedrijf. Jan-Paul is voorheen werkzaam geweest bij ELQ en Stater. In 2009 is hij actief begonnen met zijn bedrijf. Novalink is een kleine hypothecaire debiteurenbeheerder en heeft ongeveer 10 vaste medewerkers. Novalink heeft de regie over de hypotheekportefeuille van enkele hypotheekverstrekkers als er sprake is van betalingsproblemen en betalingsachterstanden.

Het debiteurenbeheer en bijzonder beheer in Nederland gebeurd volgens Jan-Paul vooral door enkele grotere spelers. De grotere banken hebben hun eigen afdelingen debiteurenbeheer en bijzonder beheer. Daarnaast zijn er Stater (onderdeel van ABN) en Quion die voor vooral kleinere hypotheekverstrekkers verantwoordelijk zijn voor het debiteurenbeheer en bijzonder beheer. Maar deze partijen houden zich overigens ook bezig met het acceptatieproces van hypotheken. Novalink is hierin een kleinere speler die zich vooral richt op het bijzonder beheer.

Het voordeel van een aparte organisatie die bijzonder beheer taken uitvoert i.p.v. een onderdeel van een grote bank is dat er meer aandacht is voor het resultaat van de onderneming. De goede score van de Rabobank in vergelijking met andere grote banken kan volgens hem verklaard worden doordat de Rabobank veel verkoopt vanuit de eigen vestigingen en daardoor minder afhankelijk is van onbenaderbare tussenpersonen.

Jan-Paul is van mening dat het belangrijk is om zo snel mogelijk in actie te komen als iemand een achterstand heeft. De problemen zijn namelijk moeilijker op te lossen als de achterstanden op lopen. Als er vroeg wordt ingegrepen wordt ook het snelst inzichtelijk wat er aan de hand is en waarom er niet betaald wordt. Als het probleem inzichtelijk is kan men met een gepaste oplossing komen. Hij denkt dat veel hypotheekverstrekkers onvoldoende kijken wat het onderliggende probleem is achter een betalingsachterstand. Zo wordt er in zijn ogen vaak te snel gegrepen naar een loonbeslag. Hierbij lijken de problemen voor de hypotheekverstrekker verleden tijd. Maar het loonbeslag heeft vaak tot gevolg dat de financiële situatie van de woningbezitter alleen maar verslechterd en daarmee de hypotheekverstrekker opnieuw in de problemen komt. Jan-Paul is van mening dat een loonbeslag alleen een oplossing biedt als het tijdelijk wordt gebruikt.

Jan-Paul heeft aan mij het traject beschreven dat gevolgd wordt bij een betalingsachterstand (maar in tegenstelling tot de meeste andere hypotheekverstrekkers ook van toepassing is op aankomende schulden voor zover men daarvan op de hoogte is). Het traject bestaat uit een aantal duidelijke stappen die vrijwel allemaal plaatsvinden binnen de eerste maand van de betalingsachterstand. Op de eerste plaats wordt er gekeken wat voor klant het is en welke eventuele geschiedenis die heeft. Daarna wordt er vrijwel direct een herinneringsbrief gestuurd. Als dat niet heeft geholpen wordt de klant een week later gebeld. Eventueel wordt daarbij gevraagd wat de reden van de achterstand is. In bepaalde gevallen kan daarbij al een betalingsregeling getroffen worden. Als mensen niet gemakkelijk traceerbaar zijn worden andere kanalen gebruikt (zoals buren) om ze te benaderen. Als mensen niet willen meewerken, volgt er een aanmaning. Als dit ook niet voldoende is wordt de cliënt ingebreke gesteld. Hierbij wordt de cliënt op de hoogte gesteld van de mogelijke consequenties van het niet betalen (zoals executie en BKR). Daarna volgt er mogelijk een incassobrief met de bijbehorende kosten.

Ongeveer 85% van de betalingsachterstanden wordt door deze werkwijze binnen een maand ingelopen (al dan niet met een langer lopende betalingsregeling). Als dit niet voldoende is volgt een mogelijk loonbeslag. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden op loonbeslag op de hele hypotheekvordering of alleen de achterstand. Meestal heeft het beslag betrekking op de gehele hypotheekvordering. Dit betekent ook dat men er vanuit gaat dat de woning waarschijnlijk verkocht gaat worden. Jan-Paul erkent dat een loonbeslag het onderliggende probleem niet oplost. Na het loonbeslag volgt een mogelijke gedwongen woningverkoop. Dit wordt gedaan als uit analyse blijkt dat de problemen structureel zijn.

De keuze voor wel of geen volmacht in het onderhandse traject is vaak afhankelijk van de vraag of er wel of geen restschuld te verwachten is. Als er een restschuld te verwachten is (wat meestal het geval is) dan wil Novalink door middel van de volmacht regie op de verkoop houden. Dit om te verkomen dat de restschuld groter wordt dan noodzakelijk. Als er geen restschuld verwacht wordt dan gaat Novalink onder bepaalde voorwaarde ook akkoord met een volledig onderhandse verkoop. De gemiddelde opbrengst van een volmachtverkoop schat hij voor zijn bedrijf tussen de 90 en 100% van de marktwaarde. Jan-Paul is bekend met de kritiek op de volmachtverkoop, maar wijst op de wederzijdse belangen die er in de meeste gevallen zijn. Dat het een belemmering vormt voor de schuldhulpverlening is bij de meeste cliënten waarschijnlijk ook niet bekend. Jan-Paul kan zijn cliënten dan ook wijzen op enkele nadelen van het Wsnp traject. Zo zorgt het bijvoorbeeld voor een BKR-notering, hierdoor kan men de eerste acht jaar vrijwel niet aan een hypotheek komen. Ook zou het een aanslag op je privacy zijn omdat bijvoorbeeld je post wordt opengemaakt door iemand anders. Maar in de meeste gevallen blijkt men zelf bereidwillig om de volmacht te tekenen. Als er bijvoorbeeld sprake is van een restschuld en de woning getaxeerd wordt door een makelaar om de woning te verkopen zal een makelaar zich wellicht afvragen waaruit zijn diensten betaald moeten worden. Dit kan bijvoorbeeld al een reden zijn om een volmacht te “moeten” tekenen. Jan- paul herkent zich niet in de situatie dat men geen actie meer onderneemt als de volmacht eenmaal ondertekend is. Hij vindt het in beider belang dat er dan ook zo snel mogelijk verkocht wordt. Jan-Paul zegt dat een volmachtverkoop meer werk kost maar dat het opweegt tegen een executieverkoop. Een getekende volmacht bij Novalink leidt in het overgrote deel van de gevallen ook daadwerkelijk tot een volmachtverkoop.

Omdat Novalink zich gespecialiseerd heeft in het bijzonder beheer heeft men in vergelijking met veel andere hypotheekverstrekkers een klein gedeelte van de portefeuille dat geveild moet worden. Van de 45 verkochte woningen waren er ongeveer veertig die met een volmacht werden verkocht, 4 werden er onderhands geëxecuteerd en een woning werd verkocht op een executieveiling. Jan-Paul denkt dat bij de meeste hypotheekverstrekkers een groter deel van de gedwongen woningverkopen een executieverkoop is. Hij denkt dat bij andere hypotheekverstrekkers ongeveer 25% verkocht wordt in een executietraject. Bij Novalink speelt de onderhandse executie een grotere rol dan een executieveiling. Jan-Paul is van mening dat een executieverkoop vrijwel altijd vermeden kan worden, ook al is er onvoldoende medewerking van de woningbezitter. Hiervoor zijn volgens hem voldoende instrumenten beschikbaar, zoals het beheers- en ontruimingsbeding en het inschakelen van

een makelaar. Dit kan ongeveer € 10.000,- kosten maar weegt volgens hem zeker niet op tegen de lagere opbrengst die op de veiling gerealiseerd wordt. Op deze wijze kan ook in het executietraject gemakkelijk een particuliere koper gevonden worden. De gemiddelde opbrengst van een executieveiling schat Jan-Paul op 70% van de markwaarde. Jan-Paul denkt dat veel andere hypotheekverstrekkers hierbij meer kunnen doen om de opbrengst te verhogen. Verder denkt hij dat we in Nederland ook veel kunnen leren van het buitenland. Hij stelt dat bijvoorbeeld in Engeland veel professioneler met gedwongen woningverkopen wordt omgegaan. En dat het daar veel gebruikelijker is om alle mogelijkheden te benutten om een zo hoog mogelijke opbrengst te verkrijgen. Hij ziet in de nieuwe wetgeving ook veel goede aanknopingspunten om de opbrengsten te vergroten.

Jan-Paul denkt dat in de nabije toekomst de betalingsproblemen bij hypotheken zeker groter worden. Het klopt dat de hypotheken tegenwoordig minder risicovol zijn en dat dus minder voor problemen zorgt. Maar in het verleden zijn er echter te veel tophypotheken verstrekt als men kijkt naar de verhouding met het inkomen en de waarde van de woning. Dit in combinatie met de daling van de woningprijzen zorgt ervoor dat mensen veel sneller geconfronteerd worden met een restschuld. Jan-Paul schat dat de gemiddelde restschuld bij een gedwongen woningverkoop ligt tussen de € 50.000, - en € 66.000, -. Verder ziet Jan-Paul een stijging van de hypotheekrente die voor veel huishoudens problematisch gaat worden. Veel tophypotheken zijn in het verleden gesloten op basis van een laag rentepercentage. Een stijging van de rente vergroot het betalingsrisico. De ontwikkelingen leiden vanwege de financiële buffers van veel eigen woningbezitters pas enige tijd later tot betalingsproblemen. Jan-Paul vindt dat de NHG zijn oorspronkelijke doelstelling voorbijgestreefd is en misschien een te grote rol speelt op de markt. Jan-Paul schat dat er bij ongeveer 50% van zijn portefeuille sprake is van een NHG. De voorwaarden voor borgstelling vindt hij vrij soepel hij kent dan ook gevallen waarin men gaat “scheiden” om in aanmerking te komen voor de borgstelling. Met een verliesdeclaratie kan overigens niet de volledige restschuld worden ingelost. Doordat er rekening gehouden wordt met een annuitaire daling staat de NHG maar garant voor een gedeelte van de restschuld. Dit betekent bv. dat vooral mensen met een aflossingsvrije hypotheek een grote kans hebben om alsnog een restschuld over te houden. Ook dit blijkt onvoldoende bekend te zijn.

11. Gesprek met Jan van der Hulst, Hoofd Gemeentelijke Krediet Bank, Den Haag, 11-05-