• No results found

HOOFDSTUK 3: HET FISCALE REGIME VOOR BELEGGINGSINSTELLINGEN IN LUXEMBURG

3.3 DE WETTELIJKE REGELING VAN GEREGULEERDE BELEGGINGSINSTELLINGEN

3.3.3 Gereguleerde investeringsfondsen

3.3.3.1 Undertaking for Collective Investments in Transferable Securities (UCITS)

Een UCITS valt onder de Richtlijn van de Europese Commissie van 13 juli 2009 inzake collectieve beleggingen100, en is in 2010 via de wetswijziging in Luxemburg in de nationale wet verankerd. Het enige

doel van de UCITS is de collectieve belegging in effecten en/ of in andere financiële activa faciliteren. Het vermogen waaruit dit wordt belegd moet zijn herkomst hebben van het brede publiek en werkt volgens het beginsel van de risicospreiding. Een belangrijke voorwaarde van de UCITS is de hoge

98 Fort & Jost 2018, paragraaf 2.04

99 Lamotte & Wantz, IFA 2019 Cahiers, Luxembourg, pp. 553- 557 100 Richtlijn van de Europese Commissie, 2009/65/EC

liquiditeit van de beleggingen. Deze dienen te waarborgen dat de achterliggende aandeelhouder op ieder gewenst moment zijn participatie kan intrekken. Met deze eisen valt een UCITS onder de gereguleerde beleggingsinstellingen van Luxemburg.101

Voor dit regime moet een generaal onderscheid worden gemaakt in de belastingheffing van de beleggingsinstelling enerzijds en de belastingheffing van de achterliggende aandeelhouders anderzijds. Uiteraard zijn er meer smaken denkbaar inzake de belastingheffing van intermediairs van de beleggingsinstellingen en gedurende overnames van UCITS. Vanwege het bereik van dit onderzoek wordt van deze provisionele regimes gedistantieerd en wordt louter de fiscale behandeling van de beleggingsinstelling zelf en de achterliggende particulieren behandeld.

Het regime voor de UCITS staat naast de SICAV en de SICAF ook open voor de contractuele samenwerkingsovereenkomst van de FCP. De SICAV/ SICAF worden voor de belastingwetgeving aangemerkt als inwoner van Luxemburg, maar kennen geen onderworpenheid aan de impôt sur le revenu des collectivités.102 Dit is de Luxemburgse equivalentie van de vennootschapsbelasting. Daarnaast zijn UCITS ook niet onderworpen aan de regionale heffingen van de impôt commercial communal103of de impôt sur la fortune.104 Laatstgenoemde fungeert als een vermogensbelasting. Ook

zijn dividenden van de SICAV/ SICAF vrijgesteld van de dividendbelasting. Praktisch houdt dit in dat de SICAV/ SICAF is vrijgesteld van algemene beginselen van belastingheffing. Daarentegen is de SICAV/ SICAF wel onderworpen aan de jaarlijkse taxe d’abonnement.105

Verdere regulering van deze groep beleggingsinstellingen is geregeld in de artikelen 172 tot en met 179 van de UCI wet. Artikel 174 lid 1 van de Luxemburgse UCI wet wijst op een belastingheffing van 0,05% inzake de jaarlijkse taxe d’abonnement.106 Deze wordt berekend over de nettowaarde van het

kapitaal van de collectieve beleggingsinstelling dat heeft te gelden op de laatste dag van elk fiscaal kwartaal. Het dient dan ook op kwartaalbasis te worden afgedragen.

Een vermindering tot 0,01% kan worden gerekend ingeval het object waarin wordt belegd een financieel instrument is of een afgeleid instrument van een kredietinstelling.107 Daarnaast bestaat een algehele vrijstelling van de taxe d’abonnement indien er sprake is van een stapelstructuur en er al belastingheffing op een lager niveau heeft plaatsgevonden. Ook vindt er geen heffing plaats bij pensioenfondsen of gelijkwaardige beleggingsinstellingen die ten doel hebben om de werknemers pensioenuitkeringen te verstrekken.108 Tot slot vindt er vrijstelling plaats voor institutionele investeerders

of handel in beursgenoteerde aandelen.109 Men moet bedenken dat dit betrekking heeft op het gros van de beleggingsinstellingen.

Het complexe regime voor de beleggingsinstelling in Luxemburg kent de grootste distinctie in gereguleerde beleggingsinstellingen enerzijds en non-gereguleerde beleggingsinstellingen anderzijds. Naast het onderscheid tussen belastingheffing op het niveau tussen de belegging sinstelling en de

101 Artikel 2 la loi modifiée du 17 décembre 2010 concernant les organismes de placement collectif 102 Artt 159 e.v. l’impôt sur le revenu 1967

103 La loi modifiée du 1er décembre 1936 concernant l’impôt commercial 104 L’impôt sur la fortune du 16 octobre 1934

105 Lamotte & Wantz, IFA 2019 Cahiers, Luxembourg, pp. 549-550

106 Artikel 173 la loi modifiée du 17 décembre 2010 concernant les organismes de placement collectif 107 Artikel 174 la loi modifiée du 17 décembre 2010 concernant les organismes de placement collectif 108 Fort & Jost 2018, paragraaf 2.04

aandeelhouders is het van wezenlijk belang of het een gereguleerde beleggingsinstelling betreft. Een generale vrijstelling van de belastingheffingsregels is een fiscale tegemoetkoming voor gereguleerde beleggingsinstellingen. Elke vorm van inkomen en positieve waardeveranderingen is volledig vrijgesteld. Een uitzondering hierop vormt de taxe d’abonnement. Non-gereguleerde beleggingsinstellingen zijn ook vrijgesteld van belastingheffing inzake het inkomen en kapitaal, maar kunnen onderworpe n zijn aan andere beginselen van belastingheffing.

3.3.3.2 De beleggingseis

Het type beleggingen van de SICAV/ SICAF is afhankelijk van de statuten van de instelling. Op grond van de wetgeving staat het de SICAV/ SICAF vrij om te investeren in overdraagbare effecten in de vorm van aandelen, obligaties of vergelijkbare producten. Ook financiële instrument in de vorm van derivaten, bankdeposito’s en cash is toegestaan. Het houden van aandelen in andere beleggingsinstellingen is tevens ook toegestaan, indien deze kwalificeren voor het regime dat geldt voor de gereguleerde beleggingsinstelling.

Voor de bescherming van de investeerder inzake de uitkoop van de beleggingsinstelling is vereist dat alle beleggingen liquide middelen moeten betreffen. Liquiditeit kan bij beleggingen in onroerende zaken, waardevolle metalen en opties die beschikking over onroerende zaken/ waardevolle metalen garanderen niet worden gewaarborgd. Hierdoor geldt een verbod in beleggingen die betrekking hebben op deze objecten.110 Een SICAV/ SICAF mag wel beschikken over (onroerende) zaken die noodzakelijk

zijn voor de uitoefening van de eigen werkzaamheden. Gedacht kan worden aan het bedrijfspand waaruit deze opereert.111

3.3.3.3 Het beginsel van risicospreiding

Bij beleggen van vermogen kunnen twee situaties voordoen, die aan elkaar gelijkgesteld dienen te worden. Allereerst zou de particuliere belegger zelf rechtstreeks in aandelen kunnen beleggen. De tweede situatie is dat collectief vermogen gebundeld kan worden, en er via een collectief beleggingslichaam wordt belegd. Voor de particuliere belegger zou het niet mo gen uitmaken of hij rechtstreeks in vermogensobjecten belegt of hij dat via een collectief beleggingsmiddel doet. Onder de wens om de fiscale neutraliteit van de collectieve beleggingsinstellingen enerzijds en de particuliere belegger anderzijds te waarborgen geldt volgens het regime voor de gereguleerde beleggingsinstelling het beginsel van risicospreiding. Deze schrijft diversificatie van de investeringsportfolio voor en beschermt de achterliggende aandeelhouder.112

De voorschriften van de risicospreidingseis zijn vastgelegd in artikel 4 3 van de wetswijziging van 17 december 2010. Het eerste lid van dit artikel spreekt over een maximale participatie van 10% in eenzelfde lichaam in effecten of geldmarktinstrumenten. Ook mag een collectieve beleggingsinstelling niet meer dan 20% van zijn eigen activa in eenzelfde lichaam beleggen. Voor beleggingen in overheidslichamen geldt een versoepeling tot 35% van de totale activa.113 Op grond van de richtlijnen

110 Artikel 1 lid 2 La loi modifiée du 17 décembre 2010 concernant les organismes de placement collectif voor de eisen omtrent de liquiditeit en artikel 50 van dezelfde wet voor de definitie van objecten die onder liquide middelen vallen

111 Artikel 50 lid 3 van de wetswijzing van 17 december 2010 inzake UCITS 112 Riasetto 2018, paragraaf 1.04[B]

van de Europese Commissie114 is 5% in de maximale participatie voorgeschreven. Lidstaten hebben de

mogelijkheid gekregen om dit belang uit te breiden naar 10%. Luxemburg heeft de versoepeling van 10% toegepast in de nationale wetgeving. Op het moment dat een collectieve beleggingsinstelling een meer dan 5% van zijn activa in obligaties van een instelling, mag deze belegging niet meer dan 80% van de totale waarde van de geïnvesteerde instelling bedragen. Daarnaast zijn investeringen in een andere gereguleerde collectieve beleggingsinstelling beperkt tot 20% van de waarde van de totale activa. Dit is om misbruik en eindeloze structureringen te voorkomen. Investeringen in andere beleggingsinstellingen die niet de status van de gereguleerde collectieve beleggingsinstelling hebben verkregen zijn gelimiteerd tot 30% van de activa.115 Voor een overzichtelijke weergave wordt tevens

verwezen naar bijlage 1.