paywall op de website is
3.2 Het kwalitatieve interview
3.2.2 Gang van zaken afgenomen interviews
Deze gesprekken duurden tussen de 43 en 59 minuten. Alle interviews zijn integraal
opgenomen en direct na opname getranscribeerd. Door de gesprekken letterlijk uit te werken is het mogelijk de antwoorden van de respondenten met elkaar te vergelijken en om respondenten eventueel te citeren.
Ik heb voor dit onderzoek in totaal elf personen (N=11) geïnterviewd. McCracken (1998) stelt dat er doorgaans minimaal 9 personen (n=9) geïnterviewd moeten worden om door te gaan als ‘voldoende in de meeste gevallen’. Voldoende moet in dit geval opgevat worden als voldoende om een betrouwbaar en representatief beeld van de werkelijkheid te geven.
3.2.3 Respondenten
Omdat mijn onderzoek een recente ontwikkeling betreft ben ik voorafgaand aan het benaderen van respondenten op zoek gegaan naar een informant die me bij zou kunnen praten over technische mogelijkheden en stand van zaken op het gebied van nieuws-apps. Ik heb deze informant gevonden in de persoon van Dirk-Jan Huizingh. Huizingh is oprichter en directeur van Peperzaken; een bedrijf dat apps ontwikkelt en zich deels heeft gespecialiseerd in apps voor mediabedrijven (waaronder NU.nl en alle regionale omroepen). In deze hoedanigheid is Huizingh medeverantwoordelijk geweest voor de ontwikkeling van de apps voor meer dan 15 nieuwsredacties. Dit interview heeft me inzicht gegeven in de technische mogelijkheden die er zijn binnen een app. Bovendien bleek uit het gesprek dat er vaak veel verschillende soorten professionals binnen een nieuwsorganisatie verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van een app: soms is dat iemand met een marketing-achtergrond, soms iemand met technische kennis en in weer andere gevallen is het de leidinggevende van de internetafdeling die
verantwoordelijk is, aldus Huizingh.
Na mijn gesprek met Huizingh heb ik nieuwsorganisaties van de reeds op kwaliteit onderzochte apps benaderd per e-mail met de vraag: ‘ik ben op zoek naar de persoon die verantwoordelijk is geweest voor de ontwikkeling van uw app’. Op deze manier is het mogelijk dat de functies binnen hun respectievelijke bedrijven van mijn respondenten uiteenlopend zijn. Dit staat een vergelijkende analysemethode niet in de weg, want alle respondenten zeggen van zichzelf binnen hun redacties of bedrijf de verantwoordelijke te zijn over dit onderwerp. De benaderde nieuwsorganisaties zijn geselecteerd op diversiteit: ik wilde in ieder geval de grootste spelers op de Nederlandse nieuwsmarkt betrekken in mijn onderzoek en heb er bewust voor gekozen de
nadruk te leggen op kranten. Voor de volledigheid heb ik ook een aantal nieuwsorganisaties benaderd die hoofdzakelijk multimediaal werken, waaronder een aantal omroepen en een nieuwssite.
Geen van de benaderde respondenten heeft deelname aan het onderzoek geweigerd. Een overzicht van de respondenten is te vinden in tabel 3.9. Een beknopte beschrijving van de respondenten staat daaronder.
Naam respondent Nieuwsorganisatie Functie respondent Datum interview
James Tjan NOS Project manager new media 15-5-2012
Rob de Spa Wegener Media Directeur redactionele ontwikkeling
30-5-2012
Evert van Dijk DVHN Adjunct-hoofdredacteur 21-5-2012
Erik Hoogeboom RTV Noord Medewerker nieuwe media 29-5-2012
Dirk-jan Huizingh Peperzaken Directeur 16-5-2012
Brechtje de Leij NU.nl Product manager mobile 6-2-2013
Mireille Derks RTL Nieuws Hoofd online 4-2-2013
Krijn Haasnoot De Telegraaf Product manager mobile & tablets
29-8-2013
Laurens Verhagen De Persgroep Hoofdredacteur online 4-2-2013
Han-Menno Depeweg
NRC Uitgever digitaal 29-8-2012
Tabel 3.9: overzicht van respondenten
James Tjan is product manager new media en was bij de NOS verantwoordelijk voor het ontwikkelen van de native apps voor iOs en Android. Tevens gaf hij leiding aan het team van ontwikkelaars.
Evert van Dijk is adjunct-hoofdredacteur bij Dagblad van het Noorden en heeft de app die concern-dochter De Leeuwarder Courant heeft ontwikkeld afgesteld op de wensen van het Dagblad en heeft de verantwoordelijkheid over de in de app geplaatste content.
Erik Hoogeboom is medewerker nieuwe media voor RTV Noord en was als projectleider betrokken bij de ontwikkeling van de ‘regio-app’: een project waarbij elf regionale omroepen een samenwerking zijn aangegaan met als doel een app te laten ontwikkelen.
Rob de Spa is directeur redactionele ontwikkeling bij Wegener Media en in die hoedanigheid onder andere verantwoordelijk voor de koers van het onlinebeleid van zes regionale dagbladen. Onder zijn leiding startte Wegener met het initiatief ‘online first’.
Marten van Vliet is coördinator van FD.nl en BNR.nl, de websites van de FD Mediagroep. In die functie zat hij de vergadering voor met de partij die de nieuwe app voor het Financieel Dagblad zal ontwikkelen.
Brechtje de Leij is binnen Sanoma Media verantwoordelijk voor de mobiele strategie & development van het nieuwscluster. Voor NU.nl is zij product manager mobile. In die functie is zij verantwoordelijk voor het beleid dat NU.nl voert ten opzichte van haar apps en mobile sites. Mireille Derks is chef internet bij RTL nieuws. In die functie heeft zij de dagelijkse leiding over de internetredactie van RTL nieuws en is zij verantwoordelijk voor alle content. Bij de
ontwikkeling van de iPad app van RTL, RTL364 was Derks projectleider.
Krijn Haasnoot is medeverantwoordelijk voor de ontwikkeling van apps en mobiele websites voor Telegraaf.nl. Op het moment van interviewen had hij juist een speciale verkiezingen-app gelanceerd en was hij druk met een geheel nieuwe versie van de app van de Telegraaf. Laurens Verhagen is hoofdredacteur van volkskrant.nl, ad.nl en demorgen.be. Hij is in die functie verantwoordelijk voor het redactioneel beleid van die titels.
Han-Menno Depeweg is uitgever digitaal voor NRC. Hij is met name op het commerciële vlak verantwoordelijk voor de digitale uitgaven van NRC.
3.2.4 Analysemethode
De analyse van de interviews is gebaseerd op de methode van Hennie Boeije (2005). Het doel van dit deel van het onderzoek is een beschrijving te geven van hoe de verschillende
nieuwsorganisaties zijn omgegaan met de ontwikkeling van hun nieuwsapp en waarom die keuzes zijn gemaakt. Boeije waarschuwt voor de methodologische valkuil alleen fundamenteel onderzoek (dat alleen de vraag ‘hoe’ beantwoord’) te doen met kwalitatieve interviews. Om tot een praktijkgericht onderzoek te komen, een onderzoek dat niet alleen de vraag ‘hoe’ maar ook de vraag ‘waarom’ behandelt, heb ik er voor gekozen na de thematische ordening van mijn resultaten ook een typologie te formuleren, die de resultaten duidt.
Boeije geeft een stappenplan (‘de onderzoeksslang’) met te nemen stappen in kwalitatief onderzoek. Voor dit onderzoek zijn deze stappen op versimpelde wijze overgenomen en gebruikt:
Open coderen
Eerst zijn de interviews gefragmenteerd. Dit betekent dat ik de interviews heb onderverdeeld in passages die over hetzelfde thema gaan. Bij de verdeling zullen de fragmenten over hetzelfde onderwerp moeten gaan zoals Boeije stelt. Daarna zijn de interviewtranscripten gecodeerd (toekennen van trefwoorden). Aan de hand van de interviews werd bekeken of er meer hoofd- en subcodes konden worden gebruikt.
Structuren
Boeijes methode schrijft voor dat hierna de van codes voorziene fragmenten aan elkaar gekoppeld worden waardoor een thematische ordening ontstaat. Ik heb er voor gekozen hier iets van af te wijken en de thematische ordening aan te houden zoals ik die in mijn theoretische uitgangspunten (hoofdstuk 2) gebruikt heb. De hoofdvragen uit dat hoofdstuk vormen in mijn analysemethode het raamwerk waarin ik mijn gegevens gestructureerd heb.
Selectief coderen
Het doel van selectief coderen is verdere structuur aanbrengen in de veelheid van hoofd- en subcodes In deze fase heb ik de al van codes voorziene fragmenten nogmaals gelezen. Ditmaal heb ik meer gelet de details, nuances en betekenissen die in het onderzoeksmateriaal
verscholen zaten. Ik heb relaties tussen de verschillende categorieën aangebracht en heb om dat te onderstrepen en illustreren enkele treffende passages geselecteerd om te gebruiken als citaat.
Constante vergelijking
Vervolgens heb ik de fragmenten met dezelfde codes naast elkaar gelegd en met elkaar vergeleken. In deze fase (de constante vergelijking) levert volgens Boeije enerzijds beschrijvingen op over het onderzoeksveld en anderzijds criteria waarmee het
onderzoeksmateriaal gestructureerd met elkaar kan worden vergeleken. Door deze vergelijking toe te passen kon ik overeenkomsten of verschillen tussen de respondenten aanwijzen en daarmee algemeenheden induceren over de vraag hoe nieuwsapps ontwikkelt worden.