• No results found

FUNCTIONEREN VAN ABD’ERS

In document Kwaliteit van mobiliteit (pagina 162-165)

VI Deelstudie 3: Formele procesaanpak ABD

VIII: Deelstudie 5: Effecten aanpak ABD

5.5. FUNCTIONEREN VAN ABD’ERS

Uit een vergelijking van MTO’s op departement van de afgelopen 3 jaar blijkt dat het gemiddelde rapportcijfer dat ambtenaren geven voor leidinggeven binnen het departement schommelt tussen 6,5 (OCW, 2018) en 7,1 (AZ, 2019). Dit betreft een algemene beoordeling van het leidinggeven en kan dus ook betrekking hebben op leidinggevenden die niet in de ABD-doelgroep zitten (lager dan schaal 15). Er is geen onderscheid te maken tussen ABD’ers en niet-ABD’ers. Er zijn tevens specifieke vragen in de MTO’s over bepaalde aspecten van leidinggeven gesteld, zoals de bijdrage van de leidinggevende aan het werkplezier, de mate van transparantie of de mate waarin prioriteiten worden gesteld. Departementen verschillen in grote mate welke van dergelijke specifieke vragen gesteld worden en een algemene, rijksbrede uitspraak per onderwerp is zodoende niet mogelijk.

Tabel I in de appendix van deze deelstudie geeft een overzicht van de scores op specifieke vragen met betrekking tot leidinggeven.

Het BZK WERKonderzoek 2019 (voorheen Personeels- en Mobiliteitsonderzoek) laat vergelijkbare bevindingen zien (Vrielink & de Groot, 2020). Hieruit blijkt dat ruim 70 procent van de respondenten werkzaam bij de Rijksoverheid vindt dat hun leidinggevende rekening houdt met hun persoonlijke wensen. Ruim de helft van de respondenten is tevens positief over hun leidinggevende als het gaat om zaken als het stimuleren van samenwerking, het goede voorbeeld geven, ethisch gedrag voorleven en ontwikkelondersteuning bieden. Echter, respondenten zijn minder positief als het gaat om de mate waarin leidinggevenden inspirerend zijn en slechts 20 procent van de respondenten vindt dat hun leidinggevende hen duidelijk maakt wat ze moeten doen om voor hun inspanningen beloond te worden. Een samengevoegde score op basis van alle vragen over leidinggevenden geeft een beeld over de kwaliteitsinschatting van leidinggevenden door medewerkers. Omgerekend naar een rapportcijfer komt deze totaalscore uit op een 6,4.

Een nadere analyse van de bevindingen van het WERKonderzoek voor respondenten werkzaam bij de Rijksoverheid laat zien dat leiderschap de belangrijkste determinant is van overheidsprestaties (Vrielink & de Groot, 2020). Belangrijk om hierbij te vermelden is dat overheidsprestaties in dit geval zijn gemeten als percepties van legitieme, effectieve en efficiënte teamprestaties en dat de analyse gebaseerd is op cross-sectionele data (2019).

5.6. CONCLUSIE

1. (Laag 1) De ABD als MD-stelsel

In 2019 heeft de ABD een groot aantal benoemingen gerealiseerd (251). Dit is circa 18% van de totale ABD-doelgroep in 2019, wat een gangbaar percentage benoemingen blijkt te zijn gedurende de geschiedenis van de ABD. Zo’n 10% van de ABD-posities was op 31/12/2019 niet of tijdelijk gevuld (dit percentage wordt voor een deel gevormd door lopende vacatureprocessen of reorganisaties en dergelijke). Voor het grootste deel van de posities heeft de ABD (tijdelijke) ambtelijke managers kunnen leveren.

Het is lastig conclusies te trekken over de mate waarin de ABD-doelgroep verandert qua samenstelling en of de ambities om een meer diverse ABD te bewerkstelligen, worden behaald. Dit heeft onder andere te maken met een wisselend gebruik van indicatoren voor de samenstelling van de ABD-doelgroep en verschillende definities en indelingen die gebruikt worden voor indicatoren als leeftijd. Alleen de man-vrouw verhouding laat een duidelijke verandering zien: uit een vergelijking in de periode 1995-2019 blijkt dat dit gestaag in balans komt.

Hoewel de instroom van buiten de Rijksoverheid in 2019 licht is gestegen ten opzichte van 2018 laat de langjarige vergelijking zien dat de externe instroom in 2015 zijn hoogtepunt bereikte met bijna een kwart externe instroom en daarna weer is gedaald naar de huidige 18%. In hoeverre de functieverblijftijd verandert is lastig te zeggen omdat deze informatie alleen beschikbaar is voor de periode 2015-2019. Hoewel er in die periode niet van een dalende dan wel stijgende dan wel zich stabiliserende trend sprake lijkt te zijn, laten de meest recente cijfers over 2018 en 2019 een dalende functieverblijftijd zien. Hierbij dient te worden opgemerkt dat dit geen cijfers voor de totale ABD-doelgroep betreffen maar alleen gemiddelden voor de ABD’ers die in het desbetreffende jaar van functie zijn veranderd. Op basis van de beperkte informatie lijkt het dat ABD’ers op dit moment de zittingstermijn van 7 jaar op een functie bij lange na niet halen.

De (hoge) tevredenheid van deelnemers aan diverse onderdelen en programma’s van het ABD-ontwikkelaanbod laat zien dat het MD-stelsel voorziet in de leerbehoeften en ontwikkeling van ABD’ers.

2. (Laag 2) Verzameling van leidende ambtelijke managers 3. (Laag 3) Een beroepsgroep van ambtelijke managers

4. (Laag 4) Een institutioneel mechanisme de Rijksoverheid te verbeteren

In hoeverre ABD’ers als individu en als beroepsgroep goed functioneren (naar welbevinden van betrokken stakeholders), en in hoeverre de ABD daar middels haar MD-activiteiten aan bijdraagt, is niet voldoende vast te stellen op basis van de beschikbare informatie (lagen 2 en 3). Hetzelfde geldt voor de mate waarin de ABD bijdraagt aan de kwaliteit van de Rijksoverheid als geheel (laag 4). Wel hebben we een tweetal indicaties die een voorzichtig positief beeld laten zien:

Ten eerste, deelnemers aan en betrokken stakeholders van het Kandidatenprogramma geven gemiddeld genomen aan dat het KP bijdraagt aan betere prestaties van deelnemers. Ook deelnemers van APP’s ervaren dat het programma bijdraagt aan hun functioneren. Deze (zelf)beoordelingen geven enig inzicht in de mate waarin het ABD-ontwikkelaanbod bijdraagt aan het functioneren van ABD’ers.

Ten tweede, in deelstudie 3 is uitgelegd hoe de schouw- en beoordelingsprocessen zijn ingericht en in deelstudie 4 wordt door betrokkenen gereflecteerd op deze processen. Inzicht in de (algemene) uitkomsten van dergelijke processen voor de ABD-doelgroep, dus feitelijke informatie over het functioneren van ABD’ers blijkt lastig te verkrijgen. Wel geven de voldoende beoordeling (rapportcijfer tussen 6,5 en 7,1) in de MTO’s over leidinggeven binnen departementen en in het rijksbrede WERKonderzoek 2019 (rapportcijfer 6,4) een indicatie voor de werknemerstevredenheid over het functioneren van leidinggevenden binnen de rijksdienst. Het WERKonderzoek 2019 laat tevens zien dat leiderschap een van de belangrijkste determinanten van overheidsprestaties is.

Echter, zowel de MTO’s als het WERKonderzoek rapporteren over leidinggevenden rijksbreed, dus ook leidinggevenden die geen onderdeel zijn van de ABD. Bureau ABD monitort dit zelf verder niet, waardoor de ambitie om een ‘bijdrage [te] leveren aan de kwaliteit van de Rijksdienst’ niet goed hard te maken is.

In document Kwaliteit van mobiliteit (pagina 162-165)