• No results found

evenredigheid met de onlichamelijkheid van zijn bestaan. Het was zodanig gesneden, opgevuld en gefatsoeneerd dat het aan het lichaam als het ware alle lichamelijkheid

ontnam. Het vrijwaarde zowel voor schaamte als voor behaagzucht. Het was een pak

dat de sociale moraal handhaafde, dat de overwinning bewees van de tijdgeest over

het lichaam. Terwijl hij nog bezig was de mouwen van zijn overhemd wat op te

trekken opdat het brutale wit van de manchetten niet al te opdringerig zichtbaar zou

zijn, stak zijn moeder het hoofd om de deur.

‘Het ontbijt staat klaar, jongen.’

‘Ik kom, moeder’, antwoordde hij opgewekt. Terwijl hij zijn portefeuille in zijn

binnenzak liet glijden en een schone zakdoek in zijn zak stopte, bleef zij op de drempel

naar hem kijken.

‘Je ziet er netjes uit. Dat pak is een goede koop geweest. Als je het niet wist, zou

je er niet aan zeggen dat het alweer drie jaar oud is.’

‘Dat heb ik zoëven net zo bedacht’, zei hij vrolijk.

‘Het zit nog als nieuw’.

‘Als je netjes op je goed bent, kun je er lang mee toe.’

‘En als je een moeder hebt die er goed voor zorgt’, antwoordde hij met een

vriendelijk tikje tegen haar wang.

‘Het zijn niet alleen mijn goede zorgen’, wierp ze hoofdschuddend tegen. ‘Voor

je vaders kleren deed ik niet minder mijn best dan voor de jouwe maar hij zag er

nooit uit zoals jij er uitziet. Als hij een uur een broek aan had, was de plooi er uit.’

‘Allicht, moeder. Hij had zeebenen. Op het portret

ziet hij er wàt keurig uit in zijn uniform. Burgerkleding stond hem niet. Hij was een

zeeman.’

‘Ik zag hem liever in burger. Een nette betrekking zoals jij nu hebt, was heel wat

beter voor hem geweest dan dat leven op zee.’

‘Hij hield van de zee, moeder.’

‘Wat valt er te houden van de zee...’, zei ze bits.

‘Dat begrijpen alleen mensen die van de zee houden, moeder’, antwoordde hij

vriendelijk.

‘Drinken, ontucht en ontberingen... dat is de zee’, zei ze bitter. ‘Het grootste

gedeelte van het jaar weg. Kinderen die nauwelijks hun vader kennen en een vrouw

die voor alles alleen staat. We hadden een net huis, we hadden nette meubels... Als

hij een betrekking aan de wal had gehad, zou ik nu geen weduwe zijn.’

‘Het is niet zijn schuld, moeder, dat hij is verongelukt.’

‘Hij had zijn schip kunnen verlaten zolang het nog kon. Is een schip meer waard

dan vrouw en kinderen?’

‘Het is niet meer waard, moeder, maar ook niet minder. Hij was stuurman en zijn

schip was in nood. Hij kon niet anders doen dan hij heeft gedaan. Ik ben trots op

hem, moeder.’

‘Je verdedigt hem altijd’, zei ze bitter.

‘Ik verdedig u ook, moeder. Zullen we nu gaan ontbijten?’ Hij sloeg zijn arm om

haar schouder en duwde haar zachtjes naar de keuken waar het ontbijt was gedekt.

‘Vandaag mag u niet mopperen. Vandaag is het een bijzondere dag.’

‘Dat zijn juist de dagen waarop ik je vader het meeste

mis. Als hij in leven was gebleven, hadden we een betere woning gehad dan we nu

hebben. Dan had ik je schoonouders en je meisje behoorlijk kunnen ontvangen. Het

is juist op dagen als deze, dat het moeilijk voor me is niet bitter over hem te spreken.

Het is niet prettig altijd minder te zijn dan anderen.’

‘Als u op uw zoon vertrouwt en nog een klein beetje geduld hebt, dan valt er gauw

helemaal niet meer te mopperen. Tot nu toe hebt u voor mij gezorgd, moeder, maar

nu ben ik groot. Nu zal het niet lang meer duren of ik zorg voor u. Zodra ik op de

andere afdeling word overgeplaatst en opslag krijg, gaan we een huisje zoeken ergens

buiten. Dan gaan we duiven houden en een geit. En een paar vruchtbomen en een

stukje land waar we onze eigen groenten gaan kweken en vooral aardbeien. En als

ik dan getrouwd ben, komen we het weekeind bij u logeren en als de kinderen vacantie

hebben, komen ze u helpen met vruchten-plukken. En...’

‘En wie zal dat betalen?’

‘Het buitenleven is goedkoper dan het leven in de stad.’

‘Ik ben te oud om buiten te gaan leven. Ik heb mijn hele leven in de stad gewoond,

ik zou buiten niet meer aarden.’

‘Maar het is zoveel gezonder buiten, moeder, en zoveel vrijer.’

‘Ik ben in de stad nooit ongezond geweest en aan vrijheid heb ik geen behoefte.

Dat is voor een ander slag dan ik ben.’

‘Ik bedoel niet met vrijheid wat u ermee bedoelt,

der. Ik bedoel dat er buiten geen straten zijn en geen huizen om je heen en geen

lawaai van buren... Denk eens aan, moeder, niet meer op plaveisel te hoeven lopen

maar de aarde onder je voeten te voelen. En 's morgens als je opstaat de zon te zien

opkomen door de ochtendmist en de vogels wakker te horen worden en een koe te

horen loeien... En dan je tuin te wieden en de verse doperwtjes te plukken en tussen

het groen de aardbeien te zien glinsteren. En 's avonds de geur van een houtvuur en

de koelte van de aarde die naar gras ruikt en naar bladeren. En de kikkers te horen

kwaken en de maan te zien opkomen...’

‘Alsof de zon en de maan niet evengoed opkomen boven de stad. Je praat als je

vader, die kon zichzelf ook van alles wijsmaken over de zee. Maar als hij in de stad

was gebleven, was hij nu niet dood geweest.’

‘De zee is gevaarlijk, moeder, maar een stukje grond buiten is niet gevaarlijker

dan de stad.’

‘We hebben het hier best, waarom zouden we veranderen? Het is maar een

eenvoudige woning die we hebben, maar we hebben er nooit kou of honger geleden...

Over een jaar ben je misschien al getrouwd, dan komen er vanzelf veranderingen.

Heb je de ring wel bij je gestoken?’

‘Dacht u dat ik die zou vergeten? Hier zit hij, veilig en wel...’ Hij klopte zich met

de linkerhand op de borst. ‘Hier zit hij, moeder, vlak tegen mijn hart. Voel maar, je

kunt het doosje voelen’.

‘Het is een mooie, zware ring. Laat hem nog eens zien voor je hem weggeeft. Hij

is nu nog van jou.’

‘Hij blijft van mij, moeder. Als we getrouwd zijn, is

Riet uw dochter. De ring gaat niet meer uit de familie.’

‘Laat hem nog eens zien... Ik ben er trots op dat je je meisje zo'n mooie zware ring

hebt kunnen kopen.’

Hij haalde het doosje te voorschijn en overhandigde haar de ring. Ze hield de ring