• No results found

5.13 Evaluatie van de habitatgeschiktheid in de Vleterbeek

6.2.3 Evaluatie herintroducties

Colazzo et al. (1997) evalueerden herintroducties van kopvoorn door bevissing van in totaal 134 trajecten in de stroomgebieden van de Kleine en Grote Nete. Om een totaalbeeld te krijgen van de verspreiding werden ook nog gegevens bekeken van 50 bevissingen in het kader van andere projecten. In het stroomgebied van de Grote Nete werden 92 trajecten bevist in de hoofdloop en 20 in de zijlopen. In het stroomgebied van de Kleine Nete werden 16 trajecten bevist in de hoofdstroom en 6 in de Daalmansloop. Bemonsteringen gebeurden tussen 19 april 1996 en 27 november 1996 (Tabel 129).

Coeck et al. (2000) evalueerden herintroducties in het Demerbekken door bevissing van 3 trajecten in de Grote Gete. Er werden geen kopvoorns teruggevonden. In de Grote Nete werden populatiedynamische aspecten meer in detail bestudeerd door jaarlijkse bevissing van 3 trajecten en een uitgebreide groeistudie van een steekproef uit de populatie (Tabel 129).

In 2008 werden 22 trajecten van 500m bevist in negen waterlopen waar kopvoorn werd uitgezet (Tabel 129). In zes van deze waterlopen was de soort nog aanwezig. In drie waterlopen werd natuurlijke reproductie vastgesteld, namelijk in de Itterbeek, de Grote Nete en de Zwalm (Van den Neucker et al., 2009).

In 2009 werden 17 trajecten van 500m bevist in zes waterlopen waar kopvoorn werd uitgezet (Tabel 129). In vijf van deze waterlopen werden kopvoorns gevangen. Net als in 2008, werd natuurlijke reproductie vastgesteld in de Grote Nete. In de Vleterbeek werden geen kopvoorns aangetroffen.

154 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling, kwabaal en beekforel in 2009.

www.inbo.be

Tabel 129. Overzicht evaluatiebevissingen kopvoorn, uitgevoerd door het INBO.

Waterloop Datum Aantal Lengte Vangst

trajecten trajecten (m) kopvoorn

Grote Nete april-juni 1996 92 100 (30-350) ja

Scherpenbergloop juli 1996 1 100 ja

Molse Nete juli-augustus 1996 3 100 ja

Zeeploop juni 1996 2 100 ja

Heiloop juni 1996 2 100 ja

Asbeek juni 1996 4 100-120 ja

Asbeek november 1996 4 100 ja

Asdonkbeek november 1996 1 100 nee

Visbeek juni 1996 1 100 nee

Kleine Hoofdgracht juli 1996 1 100 nee

Zweilingsloop augustus 1996 1 100 nee

Kleine Nete oktober 1996 16 100 ja

Daalmansloop oktober 1996 6 100 ja

Grote Gete juli 1997 3 60-100 nee

Grote Nete april, juni 1997 3 300-500 ja

Grote Nete februari, mei, juli 1998 3 300-500 ja

Grote Nete september 1998 1 500 ja

Grote Nete januari 2000 1 500 ja

Abeek september-oktober 2008 3 500 ja

Itterbeek september 2008 1 500 ja

Bosbeek februari-april 2008 4 500 nee

Grote Nete februari 2008 4 500 ja

Laan oktober 2008 2 500 ja

IJse september 2008 2 500 ja

Maarkebeek maart-april 2008 4 500 nee

Zwalm oktober 2008 1 500 ja

Vleterbeek september 2008 1 500 nee

Abeek september 2009 3 500 ja

Bosbeek september-november 2009 4 500 ja

Grote Nete augustus 2009 4 500 ja

Laan september 2009 2 500 ja

IJse september 2009 2 500 ja

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling, kwabaal en beekforel in 2009.

155

6.3 Serpeling

6.3.1 Evaluatie waterlopen ten behoeve van herintroductie

Habitatgebruik en habitatpreferentie van serpeling werden onderzocht door Dillen et al. (2006). Aan de hand van deze gegevens werden habitatgeschiktheidsmodellen opgesteld. Op basis van de modellen voor 0+ en 1+ serpelingen werden in 2005 voor 12 verschillende waterlopen telkens 2 trajecten van 500m geëvalueerd: Bosbeek, Zwarte Beek, Velpe, Itterbeek, IJse, Maarkebeek, Nederaalbeek, Warmbeek, Zwarte Nete, Desselse Nete, Grote Nete en Vleterbeek/Poperingevaart.

In 2008 werden habitatgegevens verzameld in 1 tot 4 trajecten van elk 500m in de Abeek, Demer, Velpe, Herk, Prinsenloop (Limburg), Molenbeek-Bollaak (Antwerpen), Laan, Molenbeek (Vlaams-Brabant), Sassegembeek, Terkleppebeek (Oost-Vlaanderen), Handzamevaart, Rivierbeek en Kasteelbeek (West-Vlaanderen) (Van den Neucker et al., 2009).

In 2010 werden habitatgegevens verzameld in 1 tot 3 trajecten in de Bosbeek, Demer, Itterbeek (Limburg), Grote Nete (Antwerpen), Molenbeek-Dormaalse beek, Vloedgracht (Vlaams-Brabant), Dorenbosbeek, Sassegembeek, Terkleppebeek (Oost-Vlaanderen), Heidebeek en Vleterbeek (West-Vlaanderen). De trajecten waren telkens 500m lang, behalve in de Sassegembeek (200m) en de Terkleppebeek (300m).

6.3.2 Uitgevoerde herintroducties

In de provincie Limburg vinden er minstens sinds eind 2000 herhaaldelijk uitzettingen van serpeling plaats. Deze uitzettingen gebeurden in de Abeek, Bosbeek, Demer, Dommel, Gete, Gielisbeek, Herk, Itterbeek, Warmbeek, Witbeek, Velpe, Zwart Water en Zwarte Beek. Sinds 2006 wordt de soort uitgezet in de IJse en de Laan (Vlaams-Brabant) en de Maarkebeek (Oost-Vlaanderen) (Van den Neucker et al., 2009). In 2009 werden serpelingen uitgezet in de Abeek, Bosbeek, Demer, Dommel, Gete, Herk, Prinsenloop, Itterbeek, Velpe, Warmbeek, Witbeek (Limburg), IJse, Laan, Nellebeek (Vlaams-Brabant) en Maarkebeek (Oost-Vlaanderen). Een gedetailleerd overzicht van de serpelinguitzettingen wordt gegeven in Tabel 2 (paragraaf 2.2.2).

6.3.3 Evaluatie herintroducties

Een controle-bevissing van de Maarkebeek werd uitgevoerd door het ANB in november 2006. In maart 2007 werd de Maarkebeek opnieuw bevist door het Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek in het kader van het project ‘Vismigratie in het bekken van de Maarkebeek’. Tijdens beide bevissingen werden serpelingen teruggevangen.

In 2008 werden 20 trajecten bevist in zes waterlopen waar serpeling werd uitgezet en in de Grote Nete, waar nog een geheel natuurlijke populatie voorkomt (Tabel 130). Overleving van serpelingen werd vastgesteld in vijf van de zes geëvalueerde waterlopen waar de soort werd

156 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling, kwabaal en beekforel in 2009.

www.inbo.be

uitgezet. Ook in de Grote Nete, waar nog een geheel natuurlijke populatie aanwezig is en waar nooit serpelingen uitgezet werden, werd de soort gevangen en kon het voorkomen van natuurlijke reproductie bevestigd worden. Daarnaast kon enkel in de Abeek met zekerheid natuurlijke reproductie vastgesteld worden, waar een natuurlijke populatie werd aangevuld met gekweekte dieren (Van den Neucker et al., 2009).

In 2009 werden 11 trajecten van 500m bevist in vier waterlopen waar serpeling werd uitgezet. Daarnaast werden vier trajecten van 500m bevist in de Grote Nete, die een natuurlijke serpelingpopulatie bevat (Tabel 130). In al deze waterlopen werd serpeling gevangen. Voor het eerst kon met zekerheid natuurlijke reproductie van serpeling worden vastgesteld in de Bosbeek. In de Abeek kon het voorkomen van natuurlijke reproductie worden bevestigd.

Tabel 130. Overzicht evaluatiebevissingen serpeling, uitgevoerd door het INBO.

Waterloop Datum Aantal Lengte Vangst

trajecten trajecten (m) serpeling

Abeek september-oktober 2008 3 500 ja

Itterbeek september 2008 1 500 nee

Bosbeek februari-april 2008 4 500 ja

Grote Nete februari 2008 4 500 ja

Laan oktober 2008 2 500 ja

IJse september 2008 2 500 ja

Maarkebeek maart-april 2008 4 500 ja

Abeek september 2009 3 500 ja

Bosbeek september-november 2009 4 500 ja

Grote Nete augustus 2009 4 500 ja

Laan september 2009 2 500 ja

IJse september 2009 2 500 ja

6.4 Kwabaal

6.4.1 Evaluatie waterlopen ten behoeve van herintroductie

Habitatgebruik en habitatpreferentie van kwabaal werden bestudeerd door Dillen et al. (2005a). De mobiliteit en migraties werden bestudeerd met behulp van radiotelemetrie en fuiken. Daarnaast werd ook het habitatgebruik van larven en juvenielen onderzocht, alsmede het thermisch habitat en de vereiste waterkwaliteit. Aan de hand van deze gegevens werden habitatgeschiktheidsmodellen opgesteld voor adulte en subadulte kwabalen en voor 0+ kwabalen. Op basis van deze modellen werden 8 verschillende waterlopen geëvalueerd (juni-juli 2004): Grote Nete, Abeek, Bosbeek, Zwarte Beek, Velpe, Itterbeek, IJse en Zwalm. In 2008 werden habitatgegevens verzameld in 1 tot 4 trajecten van elk 500m in de Abeek, Demer, Velpe, Herk, Prinsenloop (Limburg), Molenbeek-Bollaak (Antwerpen), Laan, Molenbeek (Vlaams-Brabant), Sassegembeek, Terkleppebeek (Oost-Vlaanderen),

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling, kwabaal en beekforel in 2009.

157

Handzamevaart, Rivierbeek en Kasteelbeek (West-Vlaanderen) (Van den Neucker et al., 2009).

In 2010 werden habitatgegevens verzameld in 1 tot 3 trajecten in de Bosbeek, Demer, Itterbeek (Limburg), Grote Nete (Antwerpen), Molenbeek-Dormaalse beek, Vloedgracht (Vlaams-Brabant), Dorenbosbeek, Sassegembeek, Terkleppebeek (Oost-Vlaanderen), Heidebeek en Vleterbeek (West-Vlaanderen). De trajecten waren telkens 500m lang, behalve in de Sassegembeek (200m) en de Terkleppebeek (300m).

6.4.2 Uitgevoerde herintroducties

Herintroducties van kwabaal werden in 2005 uitgevoerd in het stroomgebied van de Grote Nete (Antwerpen). Sinds 2005 werd de soort uitgezet in de Bosbeek, Kleine Beek en Kreeftenbeek en sinds 2006 ook in de Abeek en de Gielisbeek (Limburg). In 2006 vond een herintroductie plaats in de Maarkebeek (Oost-Vlaanderen). In 2007 vonden uitzettingen van juveniele kwabalen plaats in de Abeek, Bosbeek, Grote Nete en IJse. Voor de evaluatiebevissingen in 2008, werden kwabaallarven uitgezet in het Meer van Rotselaar (Van den Neucker et al., 2009). In 2009 werden kwabalen uitgezet in de Abeek, Bosbeek (Limburg), Grote Nete (Antwerpen), IJse, Meer van Rotselaar (Vlaams-Brabant) en Pauwelsbeek Vlaanderen). In 2010 volgde nog een uitzetting in de Maarkebeek (Oost-Vlaanderen). Een gedetailleerd overzicht van de kwabaaluitzettingen wordt gegeven in Tabel 3 (paragraaf 2.2.3).

6.4.3 Evaluatie herintroducties

Coeck et al. (2006) evalueerden de uitzetting van kwabaallarven (ongeveer 3 maanden na uitzetting) en één-zomerige kwabalen (2 maanden na uitzetting in de Bosbeek; 2 maanden en 6 maanden na uitzetting in de Grote Nete).

Een controle-bevissing van de Maarkebeek werd uitgevoerd door het ANB in november 2006. In maart 2007 werd de Maarkebeek opnieuw bevist door het Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek in het kader van het project ‘Vismigratie in het bekken van de Maarkebeek’. Bij beide bevissingen werden enkele kwabalen gevangen.

In 2008 werden 17 trajecten bevist in vijf waterlopen waarin kwabaal werd uitgezet. Ook de paaigracht en ongeveer twee derde van de oever van het Meer van Rotselaar werd bevist (Tabel 131). Uit de evaluatiebevissingen bleek dat de herintroducties van kwabaal lijken aan te slaan in de Abeek, Bosbeek, Grote Nete en IJse. In het Meer van Rotselaar en de Maarkebeek werd geen overleving vastgesteld (Van den Neucker et al., 2009).

In 2009 werden 15 trajecten van 500m bevist in vijf waterlopen waar kwabaal werd uitgezet (Tabel 131). In vier van deze waterlopen werd kwabaal gevangen. In de Pauwelsbeek werden geen kwabalen aangetroffen.

158 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling, kwabaal en beekforel in 2009.

www.inbo.be

Tabel 131. Overzicht evaluatiebevissingen kwabaal, uitgevoerd door het INBO.

Waterloop Datum Aantal Lengte Vangst

trajecten trajecten (m) kwabaal

Abeek september-oktober 2008 3 500 ja

Bosbeek februari-april 2008 4 500 ja

Grote Nete februari 2008 4 500 ja

IJse september 2008 2 500 ja

Meer van Rotselaar september 2008 n.v.t. n.v.t. nee

Maarkebeek maart-april 2008 4 500 nee

Abeek september 2009 3 500 ja

Bosbeek september-november 2009 4 500 ja

Grote Nete augustus 2009 4 500 ja

Pauwelsbeek september 2009 2 500 nee

IJse september 2009 2 500 ja