• No results found

Enkele specifieke besluiten nader belicht

In document Handboek Wkpb-beheer (pagina 51-56)

5 Processen: aanlevering, registratie en beheer

5.11 Enkele specifieke besluiten nader belicht

De Wkpb regelt de landelijke ontsluiting van publiekrechtelijke beperkingen en is hiermee

‘volgend’ op de vakwetten die aan de beperkingen ten grondslag liggen. Volgend wil echter niet zeggen dat de Wkpb geen keuze laat bij het ter inschrijving aanbieden van beperkingen. Zo zijn de

werkingsgebieden vaak niet in beton gegoten en geldt voor sommige beperkingen een maximale werkingsduur die bij inschrijving al meegenomen kan worden.

Onderstaand worden enkele specifieke besluiten behandeld die tot vragen kunnen leiden als zij ter inschrijving worden aangeboden.

5.11.1 Huisvestingswet 2014

De artikelen 4 en 22 regelen voor gemeenten het vergunningsstelsel inzake splitsing in appartementsrechten.

Deze beperking geeft gemeenten de mogelijkheid om woningsplitsing tegen te gaan. Vaak heeft de beperking betrekking op grote hoeveelheden objecten. Ook gelden soms aanvullende

voorwaarden: bijvoorbeeld alleen voor panden van voor 1940. Voor de komst van de BRK-PB werden deze beperkingen vastgelegd met kadastrale percelen als werkingsgebieden. In steden als Amsterdam kon het aantal werkingsgebieden hierdoor tot vele tienduizenden oplopen. Het zal duidelijk dat dit de beheersbaarheid niet ten goede komt als (bijvoorbeeld door sloop) een dergelijk werkingsgebied dient te worden aangepast. In de BRK-PB zijn, behalve percelen en panden (waar zich het beschreven probleem eveneens voordoet), ook ‘woonplaats’ en ‘handmatig ingetekende geometrie’ (contour) toegestaan als werkingsgebied. Deze hebben weliswaar als nadeel dat ook objecten die strikt genomen niet beperkt zijn (bijvoorbeeld nieuwbouw) ‘belast’

worden, maar uit het besluit wordt dan duidelijk dat de beperking niet voor deze objecten geldt.

Hier wordt een evenwicht gezocht tussen beheersbaarheid en kenbaarheid.

5.11.2 Gemeentewet

Artikel 149 regelt de aanwijzing van een onroerende zaak als beschermd monument.

Veel gemeenten hebben monumenten aangewezen met behulp van een verzamelbesluit (ook wel massabesluit genoemd). Dit is een besluit waarin vele, zo niet alle monumenten binnen de gemeente middels één besluit zijn aangewezen. Dit lijkt praktisch omdat het College van B&W of een daartoe gemandateerd/gemachtigd ambtenaar slechts één besluit hoeft te nemen, maar in de Wkpb-praktijk kan dit leiden tot beheerproblemen en bij afnemers van beperkingeninformatie tot onduidelijkheid of rechtsonzekerheid. Dit speelt vooral als het besluit als één beperking wordt ingeschreven en later wijzigingen op het oorspronkelijke besluit worden doorgevoerd. Het verzamelbesluit is het startpunt van het Wkpb-proces, maar het is bepaald niet noodzakelijk om die als één beperking te behandelen. Wij adviseren om beperkingen individueel in te schrijven (waarbij één beperking uiteraard wel kan bestaan uit meerdere samenhangende objecten, bijvoorbeeld een hoofdgebouw met twee bijgebouwen). Het verzamelbesluit dient dan als brondocument. Dit document kan natuurlijk hetzelfde brondocument zijn waarmee ook een andere beperking wordt ‘onderbouwd’. Dit is niet ongebruikelijk bij basisregistraties: kijk naar de BAG waar drie panden en vijf verblijfsobjecten uit hetzelfde brondocument (de verleende vergunning) kunnen voortkomen. Een eventuele redengevende beschrijving kan bij een monumentaanwijzing als bijlage bij het verzamelbesluit zijn opgenomen. De redengevende beschrijving van alle aangewezen monumenten behoeven niet per se te worden opgenomen, het dient de kenbaarheid als alleen de redengevende beschrijving van het object waar de beperking op

betrekking heeft als bijlage wordt opgenomen. Zie ook paragraaf 7.3 over het beheer en raadplegen van beperkingen die voortkomen uit verzamelbesluiten.

Sommige bronhouders hebben de neiging om beperkingen die tegen het aanwijzen van een monument ‘aanschurken’, maar die niet onder het Aanwijzingsbesluit vallen toch ter inschrijving aan te bieden vanuit het idee dat dit de rechtszekerheid ten goede komt. Een aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is zo’n voorbeeld, waarbij dan in strijd met de wet een beperking wordt ingeschreven krachtens artikel 149 van de Gemeentewet. Een dergelijk gebruik van de Wkpb is niet toegestaan. Het leidt tot een gefragmenteerde registratie met bijbehorende onzekerheid bij landelijke gebruikers, terwijl opname van dergelijke gegevens (ook) in andere registraties plaatsvindt of nog gaat plaatsvinden (Omgevingswet).

5.11.3 Opiumwet

Artikel 13b, eerste lid geeft gemeenten de mogelijkheid tot tijdelijke sluiting van een object over te gaan. Dat sluiten kan alleen plaatsvinden voor een vooraf bepaalde periode. In het besluit zal de duur van de sluiting staan aangegeven. Op het moment van inschrijving dient ‘Datum beëindiging’

aldus te worden geregistreerd. Deze datum kan later in voorkomende gevallen nog worden aangepast, bij het wijzigen van de beëindigingsdatum als gevolg van voortschrijdend inzicht (en een daarbij behorend wijzigingsbesluit) of door een rechterlijke uitspraak. De beëindigingsdatum kan als gevolg hiervan ook naar achteren schuiven. De sluiting geldt dan voor een langere tijd.

Nadat de ‘Datum beëindiging’ is bereikt, kan deze datum niet alsnog worden aangepast. Indien noodzakelijke dient een (nieuwe) beperking dan weer te worden ingeschreven.

Sommige bronhouders laten beperkende maatregelen enige tijd na het nemen van het besluit ingaan. Zij geven rechthebbenden zo de gelegenheid bezwaar aan te tekenen tegen het besluit, waarbij de werking dan niet behoeft te worden opgeschort. Bovendien hebben belanghebbenden dan enige tijd om zich voor te bereiden op de sluiting en passende maatregelen te treffen.

Opgemerkt moet worden dat ‘Datum ingang’ ook bij de Opiumwet de ingangsdatum van het besluit is en níet de datum waarop het object wordt gesloten. Deze datum wordt niet

geregistreerd in de BRK-PB.

5.11.4 Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg)

Artikel 2 geeft de gemeenteraad de bevoegdheid om gronden aan te wijzen die bij verkoop allereerst aan de gemeente dienen te worden aangeboden, terwijl artikel 6 de voorlopige aanwijzing door burgemeester en wethouders regelt.

De Wvg gaat grondspeculatie tegen. De gemeente heeft het eerste recht tot koop als grond in een ontwikkelingsgebied van de hand wordt gedaan. Voor de komst van de BRK-PB werd de

percelenlijst die op grond van artikel 3, lid 2 van de Wvg deel dient uit te maken van het besluit als basis genomen voor het beperken van percelen. Dat kan nog steeds, maar de Wvg laat daarnaast ook handmatig ingetekende geometrie (contour) als werkingsgebied toe. Een Wvg-beperking vervalt van rechtswege na verloop van bepaalde termijnen; artikel 9 van de Wvg bepaalt welke termijn in welke situatie van toepassing is. De vakafdeling kan desgewenst deze

beëindigingsdatum bij de inschrijving opvoeren.

Voorkeursrecht onder de Omgevingswet

De kenbaarheid van het voorkeursrecht zal straks geregeld worden in de Omgevingswet, via de voorgestelde Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet en niet langer in de Wkpb (zie Kamerstuk 35133). Volgens dat wetsvoorstel kan het voorkeursrecht nadat de

voorkeursrechtbeschikking is bekendgemaakt binnen vier dagen worden ingeschreven in de openbare registers. De vierdagentermijn is afgeleid van de Wkpb. Het voorkeursrecht zal ingaan op het tijdstip waarop de inschrijving in de openbare registers plaatsvindt (het voorgestelde artikel 16:82a van de Omgevingswet). Daarmede wijkt het tijdstip van ingaan van het voorkeursrecht straks af van de inwerkingtreding van de overige beperkingenbesluiten. Voor de overige beperkingenbesluiten geldt in tegenstelling tot de voorkeursrechten dat deze besluiten niet gebonden zijn aan de inschrijving in de openbare registers; volgens de systematiek van de Algemene wet bestuursrecht treden deze besluiten in werking na bekendmaking. Tot de

inwerkingtreding van de Omgevingswet verandert de huidige systematiek met betrekking tot de Wvg niet, dus de inwerkingtreding is niet gerelateerd aan de inschrijving in de openbare registers.

5.11.5 Wet bodembescherming

De wet bodembescherming (Wbb) heeft als doel het ondergrondse milieu, bodem en water (en daarmee de organische bodemdiversiteit), te beschermen dan wel te verbeteren. Dit doet de wet door het reguleren van activiteiten die een bedreiging vormen voor de bodemkwaliteit en door regels te geven voor de aanpak van bestaande verontreinigingen zoals sanering en beheer.

Negen artikelen van de Wbb zijn Wkpb-plichtig (zie Aanwijzingsbesluit Wkpb). We bespreken hier niet de werking van al deze artikelen. Voor dit Handboek achten we het relevant aandacht te besteden aan:

1. nieuwe werkingsgebieden bij de registratie van Wbb-beperkingen;

2. artikel 88; uitoefening bevoegdheden van de Wbb door gemeenten;

3. de Wbb in relatie tot de Omgevingswet;

4. beëindiging van Wbb-besluiten.

Ad 1. De gewijzigde Wkpb geeft voor beperkingen die uit de Wbb volgen de mogelijkheid zowel de kadastrale aanduiding alsook geometrie te gebruiken als werkingsgebied (zie de

Uitvoeringsregeling). Dit volgt uit de Regeling beperkingenregistratie van de Wbb waar in de artikelen 2 en 3 voor bodembeschikkingen wordt verwezen naar een contour; de

interventiewaardecontour voor vaste grond. Voor artikel 29, eerste lid (juncto artikel 37, eerste lid) geldt aanvullend dat het toegestaan is BAG-objecten te gebruiken als werkingsgebied.

Ad 2. Artikel 88 Wbb houdt in dat naast de provincies, de 4 grote gemeenten (lid 1) en ook nog andere gemeenten (lid 5) zijn aangewezen om (het merendeel van) de bevoegdheden van de Wbb uit te oefenen. Bijvoorbeeld in het Noordzeekanaalgebied zijn Amsterdam en Zaanstad de

zogenaamde ‘rechtstreekse gemeenten’. Indien een dergelijke gemeente een beperkend besluit in het kader van de Wbb inschrijft, gebruikt het ongeacht de aard van het besluit de grondslagcode WBI.

Ad 3. Het aanwijzingsbesluit Wkpb zal aangepast worden als de Omgevingswet van kracht wordt en als onderdeel daarvan ook de wijzigingen als gevolg van de Aanvullingswet bodem. De huidige lijst van besluiten op grond van de Wet bodembescherming in het Aanwijzingsbesluit Wkpb blijft

echter grotendeels gehandhaafd omdat de beschikkingen ook na inwerkingtreding van de wet nog aan de orde kunnen zijn op grond van het overgangsrecht.

Ad 4. Een beperking Wbb wordt beëindigd door een nieuw bodembesluit. Bijvoorbeeld als gesaneerd is en daarbij alle ernstige verontreiniging is verwijderd. Dan volgt er een bodembesluit (beschikking op het evaluatieverslag) waarin dan ook wordt bepaald dat de oorspronkelijke beperking kan worden beëindigd. Wanneer er nog restverontreiniging is achtergebleven dan wordt het oorspronkelijke bodembesluit waar een Wkpb-beperking uit voortvloeide, beëindigd en volgt uit het nieuwe bodembesluit (beschikking op het evaluatieverslag met nazorgplan) een nieuwe beperking, bijvoorbeeld dat de afdeklaag of leeflaag in stand moet worden gehouden.

Wanneer slechts een deel van de verontreiniging is gesaneerd (door geheel verwijderen of door bijvoorbeeld een afdeklaag of leeflaag) kan het ook zijn dat de oorspronkelijke beperking deels wordt beëindigd. Als voor het werkingsgebied handmatig ingetekende geometrie is gekozen, dan moet er een nieuw brondocument worden aangeleverd waarin de gedeeltelijke beëindiging wordt vastgesteld, aangevuld met een nieuwe contour (GML) van de gehele resterende geometrie.

In document Handboek Wkpb-beheer (pagina 51-56)