• No results found

Het werkingsgebied

In document Handboek Wkpb-beheer (pagina 35-40)

5 Processen: aanlevering, registratie en beheer

5.4 Het werkingsgebied

5.4.1 Wat is een werkingsgebied?

Vóór de wetswijziging Wkpb werd een beperking altijd gelegd op een kadastrale aanduiding: een perceel of een appartementsrecht. Dit sluit direct aan bij gangbare informatieproducten van het Kadaster. Notarissen of makelaars vragen dergelijke producten veelal op via Kadaster Online met de kadastrale aanduiding als sleutel. De relatie tussen de beperking en de kadastrale aanduiding is echter niet altijd eenduidig. Zo is een pand dat bescherming geniet op basis van de Gemeentewet (gemeentelijk monument) wel te relateren aan een kadastraal perceel, maar de perceelbegrenzing zal lang niet altijd overeenkomen met de pandbegrenzing, waardoor het werkingsgebied te ruim is. De belanghebbende zal daarom altijd het brondocument moeten raadplegen om de exacte begrenzing te achterhalen. Een andere consequentie van de verplichting om een beperking te leggen op een kadastrale aanduiding was dat gemeenten de LV Wkpb moesten blijven voeden met actuele kadastrale aanduidingen, zelfs als op deze aanduidingen geen beperkingen rustten.

De oorspronkelijke wet Wkpb is op 1 juli 2007 in werking getreden. Het stelsel van basisregistraties stond nog in de steigers en veel objectenregistraties bestonden toen nog niet. De oplevering van met name de BAG en de BGT biedt nieuwe mogelijkheden. Voor zover de vakwetgeving dit niet in

de weg staat, is het dan ook mogelijk om onder het regiem van de gewijzigde wet Wkpb objecten uit de BAG en de BGT als werkingsgebied aan te wijzen. Dat is niet verplicht, in alle gevallen blijft de kadastrale aanduiding als werkingsgebied mogelijk. Daarnaast wordt het onder de nieuwe wetgeving mogelijk om een handmatig ingetekende geometrie als werkingsgebied vast te stellen.

Dit is een zogeheten vrije contour die door de bronhouder wordt vastgelegd en bedoeld is voor beperkingen die niet of nauwelijks relaties hebben met objecten uit de basisregistraties.

De volgende subtypen werkingsgebieden worden toegestaan:

• uit de BAG: pand, verblijfsobject, ligplaats, standplaats en woonplaats;

• uit de BGT: functioneel gebied, kunstwerkdeel, overbruggingsdeel, overig bouwwerk, scheiding, tunneldeel;

• uit de BRK: perceel en appartementsrecht;

• handmatig ingetekende geometrie.

Omdat in sommige vakwetten het werkingsgebied is vastgelegd, is voor elke wet onderzocht welke van bovenstaande werkingsgebieden toegestaan zijn bij het opvoeren van beperkingen. In bijlage 1 is deze opsomming, die is opgenomen in de Uitvoeringsregeling Wkpb bijgevoegd. Bij het ter inschrijving aanbieden van een beperkend besluit wordt getoetst of het type werkingsgebied past bij de wettelijke grondslag van het beperkende besluit.

5.4.2 Het bepalen van een werkingsgebied

Bronhouders hebben de keuze om bij inschrijving de beperking te relateren aan een kadastrale aanduiding (zoals voor de wetswijziging) of om over te gaan op een ander soort werkingsgebied dat beter aansluit bij het besluit. Ter ondersteuning van die keuze is in figuur 5 een beslisboom opgenomen.

Bedenk dat een werkingsgebied eenduidig ontleend moet kunnen worden aan het brondocument, de keuzevrijheid is dus beperkt! Met eenduidig bedoelen we dat er geen discussie kan ontstaan over het object waarop de beperking rust. Een identificatienummer uit een basisregistratie voldoet aan dat criterium. Ook een (inmiddels vervallen) adresaanduiding gecombineerd met bijvoorbeeld de zinsnede dat de hier gelegen woning bescherming geniet kan eenduidig zijn. En ook een (grootschalige) kaart waarop het werkingsgebied is aangegeven zal in het algemeen aan duidelijkheid niets te wensen overlaten. Is het werkingsgebied vaag of in het geheel niet

beschreven, dan is de beperking feitelijk niet te handhaven en dan is herroepen en het nemen van een nieuw besluit soms de enige optie. Het zal duidelijk zijn dat hiervoor overleg met de

vakafdeling noodzakelijk is. De keuze voor handmatig ingetekende geometrie kan alleen gemaakt worden als de geometrie deel uitmaakt van het besluit. In dat geval dient een kaartje te zijn toegevoegd met een herkenbare topografische achtergrond, de vertaling van het werkingsgebied wordt als GML-bestand aangeboden tijdens het inschrijven.

Als een beperkend besluit meerdere typen werkingsgebieden kent (bijvoorbeeld BAG én

handmatig ingetekende geometrie) wordt het besluit meerdere keren opgenomen en ontstaat er de facto dus meer dan één beperking. Het is wel mogelijk om meerdere subtypen van hetzelfde type aan eenzelfde besluit te hangen. Zo kan één beperkend besluit bijvoorbeeld drie panden, twee ligplaatsen en een woonplaats uit de BAG als werkingsgebied hebben.

Niet-gemeentelijke bronhouders gaan met de transitie van de BRK naar de BRK-PB over met hun huidige werkingsgebied. Anders dan bij gemeenten is er op het transitiemoment dus geen mogelijkheid om het werkingsgebied aan te passen. Dat kan eventueel wel op een later moment

doorgevoerd worden door de beperking te herroepen en deze opnieuw in te schrijven met een ander werkingsgebied. Het inschrijven van nieuwe beperkingen ná de transitie is doorgaans het eerste moment waarbij niet-gemeentelijke bronhouders ook een keuze hebben bij het bepalen van het werkingsgebied. Onderstaande beslisboom kan daarbij helpen. Voor de boom geldt dat deze zo vaak doorlopen dient te worden als er objecten zijn die als werkingsgebied zouden kunnen dienen.

Figuur 5: Beslisboom werkingsgebied van publiekrechtelijke beperkingen

5.4.3 Gevolgen keuze werkingsgebied bij het raadplegen

De Wkpb draagt bij aan de rechtszekerheid ten aanzien van opgelegde publiekrechtelijke beperkingen. Met het aanbieden van informatieproducten wordt de kenbaarheid gediend. Het eigendomsbericht in Kadaster Online is al jarenlang de belangrijkste bron van Wkpb-informatie en dat zal ook na de wetswijzing niet anders zijn. Een notaris, een makelaar of een andere

belanghebbende kan met het opvragen vaststellen of er een beperking rust op een kadastrale aanduiding. Onder de huidige (oude) wet kunnen beperkingen alleen gelegd worden op kadastrale aanduidingen en omdat de zoekingang diezelfde kadastrale aanduiding is, is het antwoord op de zoekvraag altijd eenduidig.

Onder het nieuwe regiem kan een object uit de BAG en de BGT ook dienen als werkingsgebied, evenals handmatig ingetekende geometrie. Deze objecten of geometrieën worden in een apart deel van de BRK, de zogeheten BRK-PB opgeslagen. Pas bij het aanvragen van een kadastraal informatieproduct op basis van een kadastrale aanduiding wordt de inhoud van de BRK en de BRK PB op geometrie vergeleken.

Onderstaande figuur maakt dit duidelijk:

Figuur 6: Bij het opvragen van een kadastraal informatieproduct wordt de geometrie van perceel 2159 vergeleken met de geometrie van de in de BRK-PB opgeslagen beperkingen. Op grond van overlap met de beperkingen 1345 en 3602 wordt perceel 2159 als ‘belast’ beschouwd en wordt het bericht voorzien van de bijbehorende beperkingeninformatie.

Werkingsgebied is objectvolgend

Bij het gebruik van informatieproducten die gebaseerd zijn op de kadastrale indeling wordt op het vraagmoment een geometrische vergelijking uitgevoerd. De geometrie van zowel het kadastrale perceel als het gekozen werkingsgebied kan echter tussen het opvoeren van een beperking en het vraagmoment wijzigen. Geometrische wijzigingen kunnen voortkomen uit inmeten/hermeten, maar ook uit verbouwingsactiviteiten of gewijzigde aanwijsbesluiten (van bijvoorbeeld woonplaats of ligplaats). In al deze situaties geldt dat de beperking objectvolgend is. Bij het aanwijzen van een object uit BAG, BGT of BRK als werkingsgebied geeft de bronhouder impliciet aan de geometrie van het object als beperkingsbegrenzing te accepteren. Is dit ongewenst (of staat de vakwet het toe), dan kan beter een handmatig ingetekende geometrie als werkingsgebied worden gekozen.

Hiervoor geldt als voorwaarde dat de begrenzing met een topografische ondergrond in het besluit moet zijn opgenomen.

De geometrische kwaliteit van percelen verdraagt zich niet altijd met een ruimtelijke vergelijking

van BAG- en BGT-objecten die over het algemeen nauwkeuriger worden ingewonnen. Het kan er toe leiden dat bebouwingsgrenzen in de praktijk niet geheel samenvallen met een perceelgrens.

Het gevolg kan dan zijn dat onbedoeld ‘besmetting’ plaatsvindt van een naastgelegen perceel.

Hoewel het ontbreken van een beperkingensignaal als ernstiger wordt gezien dan het onterecht belasten van een perceel, is duidelijk dat ‘besmetting’ de rechtszekerheid aantast. Het Kadaster werkt dan ook met bronhouders en afnemers aan oplossingen om de besmettingskans terug te brengen. Zie ook paragaaf 5.5 voor meer besmettingsissues.

Er is één werkingsgebied in de BRK-PB dat niet voorzien is van geometrie: het appartementsrecht als object uit de BRK. Bij het opvragen van informatieproducten op basis van een perceel is echter direct duidelijk tot welk perceel het appartementsrecht behoort. Een eventuele belasting van het appartementsrecht en van het bijbehorende grondperceel kan daarom direct in het

informatieproduct worden doorgegeven. Als op enig moment ook ruimtelijke

informatieproducten via PDOK worden ontsloten, dan zal de geometrie van het perceel als alternatief worden gebruikt.

De geometrische nauwkeurigheid van een verblijfsobject (vbo) uit de BAG laat te wensen over. De enige kwaliteitseis is dat een vbo gelegen is binnen de begrenzing van het bijbehorende pand of de bijbehorende panden. Als een vbo zich bijvoorbeeld in hoogbouw bevindt en dan wordt

geprojecteerd op het kadastrale perceel zou het verkeerde perceel kunnen worden belast. Om dat te voorkomen wordt bij vbo’s gebruik gemaakt van de pandbegrenzing om te bepalen of een perceel is belast met een beperking. Als het pandvlak op meerdere percelen ligt, kan dit ook leiden tot een groter ‘besmettingsgebied’ dan bedoeld, maar het brondocument is binnen handbereik en deze tekortkoming is te verkiezen boven het risico dat een perceel ten onrechte als ‘niet belast’ te boek komt te staan. Omdat de geometrische kwaliteit van verblijfsobjecten de komende jaren waarschijnlijk gaat verbeteren, wordt afgeraden nu als alternatief het pand als werkingsgebied te nemen. Bronhouders dienen zich wel bewust te zijn van de gevolgen van hun keuze.

Figuur 7. Verblijfsobjecten die als puntgeometrie vrij willekeurig zijn geplaatst binnen de begrenzing van het bijbehorende pand (grijs). Een ruimtelijke vergelijking tussen verblijfsobject en perceel kan dan leiden tot onjuiste informatie in kadastrale producten, reden om het bij de verblijfsobjecten behorende pand of panden als variabele in de vergelijking te nemen.

In document Handboek Wkpb-beheer (pagina 35-40)