• No results found

Ellen Rutgeerts kiezen is niet altijd verliezen

De coördinatie maakt strategische keuzes in het opzetten van (een) ouderonderzoeksgroep(en):

omgevingsanalyse en prospectie van de bestaande netwerken opvoedingsondersteuning of andere, relevante actoren (gemeentebesturen, …) en mogelijke partnerorganisaties;

concept en uitgangspunten van Ouders als Onderzoekers presenteren in lokale netwerken opvoedingson-dersteuning, eventueel proactief uitgebreid met andere relevante actoren of mogelijke partnerorganisaties;

concept en uitgangspunten van Ouders als Onderzoekers bespreken met wetenschappers van een universi-teit en/of hogeschool;

met alle betrokken organisaties, de betrokken academici en eventueel ruimere partnerorganisaties per ouderonderzoeksgroep een lokale ondersteunende structuur inrichten en vergaderfrequentie vastleggen;

het engagement en de tijdsinvestering van een duo procesbegeleiders overeenkomen en vastleggen.

INBEDDEN – Tijdens de opstart van Ouders als Onderzoekers is de eer-ste klus weggelegd voor de coördinatie. Omdat Ouders als Onderzoekers nooit op zichzelf kan staan, moet de coördinatie kiezen waar en met wie de ouderonderzoeksgroepen kunnen doorgaan. Verbinding met en inbedding in de bestaande lokale netwerken opvoedingsondersteuning of andere netwerken zijn cruciaal voor een geslaagde opstart. Ten eerste om proces-begeleiding te kunnen engageren, ten tweede om wildgroei van Ouders als Onderzoekers te voorkomen en de uitgangspunten zuiver te houden.

OP TOURNEE – In functie van de structurele inbedding geeft de coördina-tie een voorstelling van Ouders als Onderzoekers in de lokale netwerken opvoedingsondersteuning. Met de historiek van de UPP’s in Frankrijk, voor-beelden van ouderonderzoekswerk en resultaten die al geleid hebben tot veranderingen, lopen partnerorganisaties warm. De fora waarop Ouders als Onderzoekers wordt gepresenteerd, zijn bestaande netwerken van or-ganisaties werkzaam in de opvoedingsondersteuning, al dan niet bijgestaan door een opvoedingswinkel,en al dan niet uitgebreid met andere partners die de coördinatie proactief kan uitnodigen. Voldoende diversiteit onder de organisaties tijdens de voorstelling van Ouders als Onderzoekers kan hel-pen om goede samenwerkingsverbanden op te richten.

Daarnaast stelt de coördinatie het concept en de uitgangspunten van Ouders als Onderzoekers ook voor op universiteiten en/of hogescholen, naargelang de persoonlijke contacten of de ervaringen met een bepaalde vakgroep of een departement. Ze spreekt wetenschappers niet aan niet omwille van een vaktechnische of een methodologische expertise, maar

zelfreflectie, maatschappelijk engagement en een betrokkenheid op de uit-gangspunten en doelstellingen van Ouders als Onderzoekers.

Na het bespreken en doorspreken van Ouders als Onderzoekers met alle mogelijks geïnteresseerden van verschillende fora, ontstaat met de orga-nisaties die toezegden en de betrokken wetenschapper per ouderonder-zoeksgroep een samenwerkingsverband.

MEERVOUDIGE AGENDA – Organisaties die in samenwerking met de co-ordinatie een ouderonderzoeksgroep willen inrichten, hebben niet alleen interesse in het boeiend concept van Ouders als Onderzoekers. Meestal hebben ze ook een zeker belang bij het werk van een ouderonderzoeks-groep. Het is een goede indicatie dat de procesbegeleiding zich zal kunnen vrijmaken (zie verder engagement) en dat de dialoog met het beleid nadien ondersteund zal worden.

Zo zijn het Oostendse organisaties en niet de ouders die via het project veranderingen wilden realiseren in de Nieuwe Stad. De folder waarmee ze ouders uitnodigden maakte zelfs het thema duidelijk waarrond gewerkt zou worden: opgroeien (en niet opvoeden bijvoorbeeld). Het zijn eveneens de Gentse actoren die problemen vermoedden tussen de ouders en de directie van basisschool de Dialoog. Net omdat zij de ouderbetrokkenheid wilden aanwakkeren, kregen ouders de kans om het gebrek aan kansen tot ouderbetrokkenheid te problematiseren. Dat is niet noodzakelijk negatief:

organisaties of individuele procesbegeleiders kunnen weet hebben van een groep ouders die bepaalde problemen ervaren of van ouders die ergens verandering willen. In die zin is het evengoed bottom-up.

Kortom, organisaties die stappen ondernamen om met VCOK een ouder-onderzoeksgroep op te richten, hadden vaak (ook) hun eigen agenda. Dat maakt samenwerken aan Ouders als Onderzoekers een win-winsituatie voor alle betrokken partijen en biedt meer garanties voor het verdere ver-loop. Het is goed de agenda, de motivatie en de winst van alle betrokken organisaties op voorhand te bespreken. Onuitgesproken aspecten worden meestal duidelijk tijdens het verder verloop.

ENGAGEMENT – Ook omdat de procesbegeleiding op één of andere manier verbonden is aan organisaties uit het samenwerkingsverband, is het be-langrijk dat die organisaties een eigen motivatie hebben om deel te nemen

aan Ouders als Onderzoekers. Organisaties die op die manier hun werking willen verdiepen, tegemoet willen komen aan hun opdracht van maatschap-pelijke dienstverlening, enzovoort, kunnen Ouders als Onderzoekers mak-kelijker inplannen. Een organisatie die eigen doelstellingen kan realiseren, maakt voor Ouders als Onderzoekers meer ruimte vrij. Procesbegeleiding die vanuit zo’n organisatie een ouderonderzoeksgroep begeleidt, krijgt daar in zijn/haar takenpakket ook tijd voor.

Zo werden de ouderonderzoeksgroepen STOP en Ronse mee begeleid door medewerkers van Vormingplus, dat Ouders als Onderzoekers beschouwde als een proeftuin voor alternatieve vormen van kennisopbouw, uitwisseling en informeel leren. Agora Intercultureel Netwerk zette in De Dialoog dan weer twee medewerkers in om de ouderbetrokkenheid en participatiemo-gelijkheden vanuit de school te verbeteren. Het belang dat organisaties hebben bij een ouderonderzoeksgroep maakt dat de procesbegeleiding het intensieve werk dat die opdracht meebrengt, niet uit eigen naam moet ver-dedigen. Het is een beleidskeuze van de hele organisatie in kwestie.

IDENTITEIT – Belangrijk is dat de ouders in de groep iets gemeenschappe-lijk hebben. Wat het onderwerp en de onderzoeksvraag ook moge worden, iets verbindend is essentieel. Dat kan zijn: wonen in dezelfde buurt (Oos-tende en Brugse Poort), kinderen op dezelfde school (De Dialoog) of een ge-meenschappelijk ervaring zoals armoede (Ronse) of hulpverlening gezocht hebben voor kinderen met gedragsmoeilijkheden (STOP). Zeker als ouders qua woonplaats, opleiding, culturele achtergrond, gezinssamenstelling of socio-economische situatie van elkaar verschillen, is die gemeenschappelij-ke ervaring cruciaal. Ze moet genoeg wegen, een vorm van nabijheid schep-pen en ook al de kiemen van een gemeenschappelijk belang in zich dragen om Ouders als Onderzoekers te laten slagen.

ARGUMENTEN – In dit praktijkboek geven we richtlijnen, tips en handvaten voor al wie geïnteresseerd is in de praktijk van Ouders als Onderzoekers, maar willen we niet dat ouderonderzoeksgroepen degenereren tot een po-pulaire methodiek. Tegelijk beseffen we dat VCO, opvoedingswinkels, lokale besturen en andere mogelijke initiatiefnemers argumenten nodig hebben.

Starten met Ouders als Onderzoekers doe je immers nooit alleen: je moet partnerorganisaties overhalen en een netwerk uitbouwen. Zo is het VCOK ook vergaan. U vindt voldoende argumentatie daartoe in de inleiding van VCOK en het agentschap Jongerenwelzijn en in de bijdragen van de weten-schappers.

61 Expertisecentrum Opvoeden Plus, IPSOC, KATHO.