• No results found

De plaats van Ouders als Onderzoekers in tijden van evidence-based werken

2. een eeuwige exploratie

Gedurende een paar bijeenkomsten werkten we aan een collage met als titel Moeder zijn. In de weer met papier, schaar, lijm en stiften leerden we elkaar op een informele manier kennen. Ondertussen vertelden we ook wat we zelf wilden bespreken over moeder zijn, vrouw zijn, kinderen opvoeden.

Meteen kwamen ook aspecten naar voor als zorgen voor jezelf, tijd voor jezelf, de relatie met de echtgenoot, een hoofddoek dragen, het verschil tussen jongens en meisjes grootbrengen, enzovoort.

Alles wat de eerste drie bijeenkomsten besproken werd, noteerden we op kaartjes. Met de moeders probeerden we die citaten de volgende bijeen-komsten onder te brengen in verschillende categorieën: familie, huishouden, vader, school & kinderopvang, werk, jonge/oudere kinderen, jongens- zonen/

meisjes-dochters, twee culturen, vrouw zijn, vrije tijd, geld & financiën.

Het vertrouwen in onze groep groeide en zo kwam het dat elk citaat, vóór we het konden onderbrengen in een categorie, eerst (opnieuw) uitvoerig werd besproken. Op elke bijeenkomst werd tussenin ook heel veel verteld over het leven thuis, de kinderen, onze positie als vrouw in het gezin, de familie en de samenleving, enzovoort. Dat materiaal paste voor ons in het exploreren naar een onderzoeksthema, alles hielden we bij in de verslagen.

Omdat we het ouderseminarie in Parijs goed wilden voorbereiden (we maakten met de moeders een filmpje!) en omdat we per bijeenkomst van de ongeveer vijftig citaten slechts enkele konden categoriseren, kwamen we na de zomervakantie met een voorstel. Als procesbegeleidsters hadden we alle verslagen en uitspraken doorgenomen en zagen we een rode draad. ‘Er­

kenning als vrouw, als moeder, is belangrijk maar niet vanzelfsprekend.’

Was dat een thema waarin de moeders zich (h)erkenden en waarmee ze wilden verder werken? Ja, met enkele bedenkingen uit de groep: (1) Heeft

dat te maken met cultuur of is het individueel? We willen enkele Belgische moeders met jonge kinderen bevragen. (2) Is er verschil met vroeger en zal het later anders zijn? Werd het werk van onze moeder gewaardeerd?

Accepteren vrouwen van nu minder dat ze zich thuis moeten opofferen?

Hoe zal het zijn voor onze dochters en schoondochters? Hoe willen we het leven voor onze dochters en hoe willen we dat onze zonen met hun vrouw en kinderen omgaan? (3) Wat is de rol van de man hierin? De islam be-schrijft zijn rol in het gezin als evenwaardig aan de vrouw. Hij moet zijn taken als vader opnemen. Maar hoe zit het daarmee?

Nog dezelfde bijeenkomsten stelden we een paar oefeningen voor waar-mee het centraal thema verder uitgewerkt kon worden. De eerste oefe-ning gaat over de erkenoefe-ning van vrouwen vroeger, nu en in de toekomst. Al meteen tijdens de uitleg over de oefening kwamen heel veel verhalen uit de kindertijd en verhalen van hun eigen moeders naar boven, maar dan was de bijeenkomst alweer ten einde.

De volgende keer was ook Griet van de universiteit aanwezig. Terwijl ze zich voorstelde, werd duidelijk dat ze niet altijd als wetenschapper gewerkt heeft en dat ze erg geïnteresseerd is in naar wat de moeders allemaal te vertellen hebben. Ze had een familiefoto bij om zich voor te stellen. Met zes dochters en één zoon is haar moeder altijd thuis gebleven om voor ieder-een te zorgen. Griets moeder heeft wel altijd tegen haar dochters gezegd dat ze verder moesten studeren. In de groep kwamen toen weer een boel ervaringen aan bod: over het huishouden nu en het verschil met vroeger (bv. dat elektrische toestellen het werk niet noodzakelijk lichter maar wel meer onzichtbaar maken), over het huishouden en buitenshuis werken, over kinderen en schoolgaan en hulp in het huishouden, over school, huiswerk en een diploma halen, over zonen en dochters, jongens en meisjes, over één man en meerdere vrouwen (soms is één vrouw al te veel voor een man, waarmee de moeders aangeven dat ze wel hun plaats opeisen), over ruzie tussen man en vrouw, over de positie van vrouwen na een echtscheiding.

Alles wat de moeders tijdens de bijeenkomsten vertelden, was waardevol materiaal. Het werd bijgehouden in verslagen en ook al kwamen dezelfde thema’s vaak terug, het was steeds eerlijker en diepgaander. Sociaal wense-lijke antwoorden werden steeds meer op de korrel genomen en bevraagd.

Veel moeders vertelden nu hoe het er thuis echt aan toe gaat en of ze dat wel of niet anders willen.

Maar ook al was dat waardevol, het werk moest vooruit gaan. Nu Griet in onze groep meedraaide en het onderzoeksthema vastlag, gingen we verder

We namen de oefening weer op over erkenning van moeders vroeger, nu en later. Dat deden we met drie dozen.

In een herinneringendoos kwamen briefjes met wat onze moeders vroe-ger hebben meegekregen en meege-maakt, maar wilden achterlaten. De tweede doos was een reiskoffer waar-in moeders op een briefje schreven wat ze van vroeger hebben meegeno-men in hun huidig leven. Welke ideeën, gewoontes, … komen vandaag thuis nog aan bod? De derde doos was een schatkist met alles wat we wilden be-waren voor later. Alles wat we wilden meegeven aan onze dochters en

zo-nen. Voor sommige moeders was deze oefening heel persoonlijk.

Voor het eerst werd de idee geopperd om een aantal andere, autochtone moeders met jonge kinderen uit te nodigen. Zo zouden we kunnen nagaan welke vragen, bekommernissen en ervaringen zij hebben. Onmiddellijk reageerde één van onze eigen moeders als volgt: “We kunnen niet praten over ‘Belgische moeders’. Ik woon hier al jaren. Ik heb dezelfde nationa-liteit en toch word ik nog altijd gezien als een vreemde.” We gingen daar verder op in en discussieerden over cultuur. Welke invloed heeft dat op hun identiteit, op hun dagelijks leven? De moeders en hun kinderen ervaren nog veel racisme in het dagelijks leven: op straat, op school, op het werk, … Maar bijvoorbeeld ook in de beeldvorming door de media. Heel even kwam toen een andere onderzoeksvraag bovendrijven: ‘In welke omgeving(en) worden we vaak anders gezien?’

Ondertussen werd onze ouderonderzoeksgroep uitgenodigd voor een debatlunch van de universiteit Gent. Wetenschappers van de vakgroep Sociale Agogiek komen regelmatig samen met mensen uit de hulpverlening.

Twee van onze moeders gingen daar vertellen wat ze doen in Ouders als Onderzoekers, hoe de bijeenkomsten eruit zien en hoe ze die ervaren.

Na de discussie over discriminatie en racisme, verfijnden we ons onder-zoeksthema. Eigenlijk ging het om ‘erkenning als huisvrouw, als huis­

moeder met een allochtone achtergrond is belangrijk, maar niet vanzelf­

sprekend’. Om dat concreet uit te spitten, vroegen we de moeders op zoek te gaan naar alle contexten waarin ze denken “verdorie, ik word hier niet gewaardeerd”. Als procesbegeleidsters hadden we op voorhand op grote

flappen alle uitspraken van het voorbije anderhalf jaar verzameld en in cate-gorieën opgedeeld: (1) gezin, man en kinderen, (2) werk, werkgever, VDAB, (3) school en (4) media.

Gedurende drie bijeenkomsten haalden de moeders kort aan waarin ze zich herkenden en wat ze nog wilden aanvullen. Niemand voegde nieuwe inhoud of ervaringen toe. Toen we met de groep vaststelden dat in de groep veel verschillende opvattingen leven over de combinatie van gezin en al dan niet werken, deden wij (procesbegeleidsters, aangevuld met Eva) samen met Griet van de universiteit de moeders een voorstel. We zouden verdergaan met het thema ‘erkenning als vrouw’ in de context van gezin gecombi­

neerd met werk. Het thema lokte meteen veel (emotionele) reacties uit.

Het was zeker een schot in de roos. De keuze die de moeders maken voor hun gezin, wordt door de buitenwereld immers niet altijd gewaardeerd.

Samen met de moeders besloten we dat thema af te toetsen bij andere, Belgische moeders. We wilden weten hoe zij werk en gezin combineren.

Welke keuzes maken zij daarbij? Hoe gaat dat? Hoe beleven ze dat? Wor-den ze daarin gewaardeerd? Voelen zij zich erkend? Op welke manier wel, op welke manier niet?

Sabine nodigde (samen met Sandra die vroeger in de spelotheek werkte) een paar moeders uit die in de Brugse Poort wonen en jonge kinderen heb-ben. De moeders werden aangespoord om zelf ook anderen uit te nodigen:

buren, vriendinnen, kennissen, ouders van op school. Sommige moeders hebben wel contact met autochtone vrouwen, maar hen ook naar onze bij-eenkomst krijgen, lag moeilijk.

Terwijl we met de moeders bekeken hoe we van start kunnen gaan met ons onderzoek, onder meer door ook autochtone moeders met jonge kinderen te bevragen, stonden ook nog de Trefdag met alle Vlaamse ouderonder-zoeksgroepen, het internationaal ouderseminarie en het colloquium op het programma. Samen met de moeders zorgden we voor een goede, mooie presentatie van onze groep en onze werkzaamheden. We maakten prakti-sche afspraken over hoe daar te geraken, maaltijden, vrije tijd, enzovoort.

En omdat Selma en Avin elk deelnemen aan de panelgesprekken, bereiden we in groep een aantal antwoorden voor die alle moeders droegen. Daaruit bleek dat Ouders als Onderzoekers toen al veel veranderd had in de per-soonlijke situatie van de moeders thuis.

Na het intermezzo met alle (inter)nationale bijeenkomsten en na de zomer-vakantie hielden we een bijeenkomst waar ook vijf Belgische moeders met jonge kinderen aan deelnamen. Veel van onze moeders kenden de

Belgi-onderzoeksthema wezen en Fatiha alle citaten voorlas die we in de groep verzameld hadden over werk en gezin, begon de uitwisseling. Daarbij ging het over alles wat bij de combinatie van werk en gezin komt kijken: de rol van de vader, het sociaal contact via buitenshuis werk, de kinderopvang, hulp van familie en omgeving, enzovoort. Een uitwisseling die zeer verrijkend was voor alle partijen!