• No results found

een behoorlijk rechtlijnig ontstaan van de groep

als de horizon het einde is, waar was dan het begin?

1. een behoorlijk rechtlijnig ontstaan van de groep

De groep groeide uit een platform van hulp- en dienstverleningsorganisa-ties werkend rond opvoedingsondersteuning in Ronse (Werkgroep Opvoe-dingsondersteuning van de Stedelijke Adviesraad voor Welzijn). In de zomer van 2008 vergaderden verschillende organisaties met interesse in het pro-ject. Uiteindelijk vormden de organisaties die werken met mensen in kans-armoede de latere kerngroep van de op te starten onderzoeksgroep: het Inloopteam, een dagcentrum (Tobias) en een vereniging waar armen het woord nemen (De Vrolijke Kring). Na een drietal overlegmomenten werd onder leiding van Jongerenwelzijn een stuurgroep geïnstalleerd.

Tijdens de reguliere groepswerking van De Vrolijke Kring – een plek waar-mee veel ouders in armoede vertrouwd zijn – stelden Agnès en Marijke, de twee procesbegeleidsters, het project Ouders als Onderzoekers voor.

Ook in Dageraad – een dagcentrum voor diezelfde doelgroep – gingen een aantal informatiemomenten door. Daarnaast verspreidde Vormingplus een aantrekkelijke folder om het project bij ouders bekend te maken.

De eerste échte bijeenkomst ging door in december 2008, een tweede in maart 2009. Al gauw bleek dat er een groot verloop was in de groep:

deelnemers van het eerste uur haakten af, nieuwe ouders kwamen erbij…

De groep besliste toen om de deur voor nieuwe deelnemers open te hou-den. We wilden de mogelijkheid om te participeren voor iedereen zo groot mogelijk houden.

Aanvankelijk bestond de groep uit een tiental mensen, inclusief procesbe-geleiding. De samenstelling van de groep veranderde vaak. Sommigen had-den gezondheidsproblemen, dan weer was er een afspraak voor andere belangrijke, dringende zaken. Toch kwamen meestal vier vaste ouders. Een tweetal andere ouders waren wisselend aanwezig.

53 Zie ‘Tien voor taal’, pg xx.

2. een exploratie met heel wat zijsprongen

De kennismaking verliep heel ongedwongen. Het werd een losse babbel over het leven en alle ervaringen van ouders in armoede. Velen kenden elkaar vanuit het hulpverleningsnetwerk in Ronse en het waren eerder wij, Marijke en Agnés, die ons als procesbegeleidsters moesten introduceren.

Want voor ons waren álle gezichten nieuw. Maar ook dat verliep vlot.

Op onze vraag vertelden de ouders toen met z´n allen over wat ze in ar-moede dagelijks meemaken. Vanuit die verhalen hebben we geprobeerd om die zorgen en problemen te groeperen in thema’s. Omdat velen moeilijk-heden hebben met lezen en schrijven was het nodig alles te visualiseren.

Als procesbegeleidsters zochten we pictogrammen voor verschillende ca-tegorieën: financiën, gezondheid, onderwijs, huisvesting, cultuur, arbeid en tewerkstelling, welzijn, justitie, burgerzin & sociale contacten, gezin. Op die manier kon iedereen makkelijker volgen, onthouden wat er al gezegd werd en zien waar ze nog iets konden aanvullen. De pictogrammen waren een handig instrument om structuur te geven aan de ervaringen van ouders en die structuur verder aan te houden in elke volgende bijeenkomst. Het toon-de op toon-de één of antoon-dere manier ook dat we afstand moesten proberen te nemen van elk individueel verhaal en op zoek moesten naar collectieve, ge-deelde ervaringen. Met een abstract pictogram (en géén foto, géén woord) konden de ouders als het ware zelf ook makkelijker abstractie maken. 52

Die verhalen werden dankzij de pictogrammen op de volgende bijeenkom-sten hernomen. Zorgen en problemen werden opnieuw verteld en in cate-gorieën geplaatst. Toen alles uiteindelijk opgelijst was, gebruikten we met onze ouders een bol wol om tussen de maatschappelijke thema’s (proble-men met geld, gezondheid, onderwijs, huisvesting, enzovoort) een woldraad te spannen. Een dochter met talent voor atletiek wordt bijvoorbeeld op aan-raden van de turnleraar ingeschreven in een sportclub. Haar ouders komen om financiële redenen niet supporteren: mobiliteit kost geld, de kantine be-treden kan je niet doen zonder iets te consumeren. Van anderen krijgen ze te horen dat ze hun dochter niet steunen. Aan- of afwezigheid wordt voor mensen in armoede meer dan bij anderen gekoppeld aan betrokkenheid en opvoedingsvaardigheden. Problemen met geld raken aan vrije tijd, ouder-schap, zelfbeeld, enzovoort.

Door alle maatschappelijke problemen met woldraad aan elkaar te verbin-den ontstond letterlijk een figuurlijk web van zorgen. Het was voor iedereen overduidelijk hoe alle problemen aan elkaar vasthangen – als je aan één draadje trekt, komt al de rest ook in beweging. En toen op het eind van het geharrewar met de bol wol toevallig een moeder temidden van dat grote

54 Zie ‘Tien voor taal’. Rudi Roose

zitten in armoede, een web waaruit je je letterlijk en figuurlijk niet kan losma-ken. Middenin het web van zorgen en problemen stond een moeder vol trots omdat ze elke dag opnieuw met dat moeilijke leven van haar aan de slag gaat.

De hamvraag was natuurlijk welke draad ze van dat spinnenweb wilden doorknippen. Van welke categorie problemen wilden de ouders werk maken om een aantal zaken op te lossen? Financiële steun vond iedereen belang-rijk, maar ook veelomvattend en complex.

In onze groep hadden we het gevoel dat het project nog maar net was ge-start, toen de reis naar Parijs zich al aankondigde. Vier ouders gingen met ons mee. Het reizen op zich was erg spannend, soms zelfs stresserend.

Maar de ambiance tijdens de avonturen samen (een etentje, de metro, de te kleine lift in het hotel, …) versterkte ook een zeker groepsgevoel. Vaak was het lastig om tijdens het seminarie te blijven luisteren. Gelukkig spra-ken drie ouders uit onze groep zeer goed Frans en vertaalden zij voor de andere ouders (ook van de andere Vlaamse groepen). In sommige verhalen van andere oudergroepen herkenden de ouders problemen uit hun eigen leven. En we kregen te horen dat het groepswerk en onderzoek voeren in andere landen ook niet vanzelfsprekend gaat.

Terug thuis bleek het niet zo eenvoudig om van start te gaan met het onder-zoek. Rudi van de universiteit kwam een woordje uitleg geven over weten-schappelijk onderzoek. Heldere taal en concrete voorbeelden volstaan niet om als leek een juist beeld te krijgen van wat precies bedoeld wordt met onderzoeken en hoe dat zou moeten gebeuren. 53

Daarom deden we als voorbereiding eerst een onderzoeksoefening in een andere categorie die uit alle zorgen en problemen gedistilleerd was: ge-zondheid. In dat thema zochten ouders en begeleiders samen naar de be-tekenis van het woord onderzoek. Er werd geoefend met vragen stellen bij een stuk exotisch fruit. Omdat de vrucht in kwestie (een granaatappel) bij onze ouders vrij onbekend was, moest het werkelijk onderzocht worden:

kijken, ontleden, proeven… En veel vragen stellen! Was het wel fruit? Hoe moet je het eten? Is het lekker? Enzovoort. Met dat mini-onderzoek stoom-den we onze groep klaar voor het eigenlijke onderzoek.

Waren onze ouders al half gewonnen voor een onderzoek over financiële steun en de relatie tussen inkomen, gezin en opvoeding, dan werd dat pad weer verlaten. Deels omdat er nieuwe ouders bijkwamen waardoor het proces soms wat hernomen werd, maar zeker ook omdat onze groep in de verdere exploratie van ons thema steeds andere aspecten naar voren bracht. Hier bewezen de pictogrammen opnieuw hun nut. Ook al wijdden

onze ouders vaak uit naar andere be-langrijke zaken, die werden meteen gestructureerd in onze categorieën met pictogram.

Op basis van een aantal vragen en door onderling met elkaar te praten, brachten de ouders één voor één hun levensverhaal. Alle verhalen werden opgenomen op dictafoon en door ons (procesbegeleidsters) herbeluisterd.

Uit al hun verhalen wilden wij immers selecteren welke zorgen en proble-men altijd terug koproble-men. Omdat dat een vrij taalgerichte en tijdrovende taak was, omdat ouders bij het be-spreken van hun verhaal telkens opnieuw dat verhaal vertellen, om vooruit te gaan en op die manier het enthousiasme en het engagement van de ouders vast te houden, namen we als procesbegeleidsters het werk hier even over.

Op die manier zagen we een reeks kernthema’s en legden die voor aan de groep: (1) Financiële opvoeding (als ouder in budgetbegeleiding is het moeilijk om tegenover de kinderen een voorbeeldfunctie op te nemen rond omgaan met geld); (2) Onderzoek naar verschillende systemen van schuldbemidde-ling, collectieve bemiddeschuldbemidde-ling, budgetbeheer, enzovoort; (3) Solidariteit ver-sus gezonde zelfbescherming; (4) Gevoelens bij kinderen in armoede; (5) Kindergeld in het afbetalingsplan of op een spaarboekje voor de kinderen;

(6) Netwerk en sociale activiteiten van kinderen in armoede; (7) Recht op ontspanning voor de ouders; (8) Zorg dragen voor jezelf versus overlevings-strategieën; (9) Controlemechanismen van buitenaf; (10) Inwonende part-ner of kinderen met inkomen beïnvloeden eigen financiële situatie en vergoe-dingen; (11) De dilemma’s bij het gebruik van voedselpakketten.

Elk kernthema vulden de ouders opnieuw aan met eigen ervaringen. We wilden zeker zijn dat elke ouder zich bleef herkennen in de centrale thema’s die de begeleiding als rode draden in de verhalen had gelezen.

Per kernthema werd nadien met de ouders en met Rudi van de universiteit gekeken naar wat haalbaar is om te onderzoeken en wat niet. Want niet elke categorie van zorgen en problemen kunnen we met Ouders als

On-het beter om een thema te kiezen waarmee je daadwerkelijk iets kan berei-ken. Zo kwam het thema ‘inkomen’ opnieuw bovendrijven als een essentieel punt. Alleen leek het te complex en alomvattend om hier iets concreet te kunnen veranderen. Ook ‘gezin en opvoeden’ was een thema. Maar wat als ouders genoeg middelen hadden om het gezin in goede banen te leiden?

Nadat we daarover doorgeboomd hadden, werd ‘gezin en opvoeden’ niet langer in overweging gehouden door de groep.

Nadien werd er gestemd en ontstond een top 5 van belangrijke thema’s voor de ouders. Een lijst prioriteiten waarover de groep verder twijfelde en discussieerde: (1) Informatie (op school, in de hulpverlening, enzovoort); (2) Schuldbemiddeling; (3) Perceptie van armoede in diensten; (4) Kinderen in armoede; (5) Voedselpakketten.

In deze tekst, maar ook in het echte verloop van de bijeenkomsten, is onder-tussen een zijsprong nodig. De ouderonderzoeksgroep van Ronse kampte van bij aanvang met een verloop van deelnemende ouders. Dat maakte het niet altijd makkelijk om goed verder te gaan. Niet voor de groep maar ook niet voor ons als procesbegeleidsters. Wij organiseerden toen een bijzon-dere bijeenkomst op verplaatsing. Iebijzon-dereen werd met de auto opgehaald voor een hele dag geconcentreerd werken en veel onderlinge leute in een lokaaltje middenin de Zwalmse bossen.

Die dag maakten we aan de ouders duidelijk hoe weinig tijd er nog was om het onderzoeksproject te voltooien. De groep moest vooruitgaan en een goed afgebakend thema was nodig om ook echt iets maatschappelijk te veranderen. Er werd lang en grondig gediscussieerd en uiteindelijk kozen de ouders op basis van stemming voor deze onderzoeksvraag: ‘Waar/Hoe kunnen we informatie krijgen over voordelen, rechten, activiteiten, en­

zovoort? Is die informatie goed toegankelijk voor ons? Is die informatie aangepast aan onze vragen en noden?’

Middenin al die bezigheden werden we onverwacht uitgenodigd voor een uiteenzetting in de opleiding van toekomstige orthopedagogen (2de jaar professionele bachelor in de Orthopedagogie van de Hogeschool Gent). We gaven aan een grote groep studenten tekst en uitleg bij leven in armoede.

Veel ouders uit onze groep waren blij dat ze met zo velen luisterden. Mis-schien heeft dat iets kunnen veranderen bij die jonge mensen die straks in de hulpverlening staan en eventueel gaan werken met mensen die in armoede leven. Kort daarna – maar los van onze tussenkomst op de Ho-geschool – verscheen een artikel over onze ouderonderzoeksgroep in het Vrolijk Gazetje (mei 2010).