• No results found

de onderzoeksvraag op hoger niveau als sociale actie

als de horizon het einde is, waar was dan het begin?

4. de onderzoeksvraag op hoger niveau als sociale actie

Vanaf de eerste bijeenkomsten kampte de groep met een groot verloop van deelnemers. Om allerlei zeer begrijpelijke redenen konden ouders niet altijd aanwezig zijn of haakten ze helemaal af. Zo was er de plotse tewerk-stelling van iemand, maar ook ziekte of gezinsproblemen speelden een rol.

Naast allerlei (negatieve én positieve) veranderingen in de privésfeer van onze ouders, voelden we als procesbegeleidsters ook de nadelen van een gebrek aan fysieke nabijheid. Natuurlijk waren we heel sterk betrokken bij het reilen en zeilen van de groep en op het comfortgevoel van elke ouder

55 Zie aanklampen.

56 Zie werkcultuur.

fysiek aanwezig. De band tussen ons en de groep was goed. We probeer-den zeer betrokken te zijn bij het werk, de onderlinge dynamiek, het proces van de groep. Blijkbaar volstond dat enorme engagement voor ouders niet om zich met de groep en het werk verbonden te blijven voelen. Volgens ons waren daarvoor meer (informele) contacten nodig tussenin en tussendoor.

Contacten die door de geografische afstand (wij wonen en werken elders) niet mogelijk waren. Desondanks werd voortdurend gezocht naar manieren om ouders uit te nodigen (en) zich te engageren. Voor elke bijeenkomst kregen de ouders bijvoorbeeld een gekleurde en daarom zeer herkenbare kaart in de bus. De kaart was ook los van het geschreven woord (de datum in grote letters, niet teveel informatie) herkenbaar: vaders en moeders die de kaart ontvingen, wisten dat ze uitgenodigd waren voor een bijeenkomst van Ouders als Onderzoekers. Op een bepaald moment was er ook een engagementsverklaring. 54 Zonder De Vrolijke Kring was Ouders als On-derzoekers in Ronse nog veel moeilijker gelopen. Van bij het begin deed de coördinator van de vereniging grote inspanningen om ouders te werven.

Ook tussendoor nodigde ze nieuwe ouders uit. De meesten van hen waren op één of andere manier al vertrouwd met de werking van De Vrolijke Kring.

Na verloop van tijd merkten we dat Ouders als Onderzoekers een werk-cultuur vraagt die verschilt van de gewoontes die in de reguliere werking van De Vrolijke Kring bestaan. Ook de ouders zagen het verschil en pasten zich aan: de finaliteit van de ouderonderzoeksgroep is anders dan de bedoe-ling van De Vrolijke Kring. 55

Uiteindelijk bleven van de oorspronkelijke groep op het laatst slechts enkele deelnemers over. Tegen juni 2010 bestond onze onderzoeksgroep nog uit twee ouders: één moeder van bij de aanvang en één moeder die op de kar gesprongen was rond september 2009.

Dat maakte het moeilijk. Te weinig continuïteit was belemmerend voor de hele werking, zowel procesmatig als op inhoudelijk vlak. De groepsdynamiek ging verloren en het was bijna onmogelijk geworden om steeds dieper te graven naar een belangrijk thema dat het onderzoek van de oudergroep zou kunnen worden. Dat werk moesten we met onze groep dan ook een aantal keer herbeginnen.

Op het eind (onder)vonden we dat het onderzoek laten dragen door twee deelnemers praktisch niet haalbaar is en onvoldoende beantwoordt aan de visie van Ouders als Onderzoekers. Even werd nog de idee geopperd om te starten met een nieuwe groep. Probleem daarbij was dat de huidige onder-zoeksvraag bij een nieuwe oudergroep allicht niet dezelfde gedragenheid zou kennen. Om recht te doen aan wat leeft bij nieuwe ouders moesten we dus best de exploratie van vooraf aan herbeginnen. Tijdsdruk en gebrek aan

middelen voor verdere begeleiding lieten dit niet toe. Een doorstart met een tweede ouderonderzoeksgroep lukte niet.

Met spijt in het hart en in overleg met heel wat betrokken partners beslo-ten we het onderzoekswerk te beëindigen met meer vragen dan antwoor-den als voorlopig eindpunt. Het resultaat van de groep is ten minste één onderzoeksvraag die de moeite waard is om verder uit te werken. ‘Waar/

Hoe kunnen we informatie krijgen over voordelen, rechten, activiteiten, enzovoort? Is die informatie goed toegankelijk voor ons? Is die informatie aangepast aan onze vragen en noden?’

Hoewel we die onderzoeksvraag nooit hebben kunnen uitwerken, blijft het voor ons wel degelijk een resultaat. Het feit dat ouders die vraag gesteld hebben, wijst voor ons op het probleem dat ze soms (vaak) ondervinden met informatie en specifiek ook informatie over opvoeden en over allerlei opvoedingsondersteunende initiatieven.

Maar het allerbelangrijkste was misschien wel het werk onderweg. De lijst met pijnpunten die door de groep werd opgesteld bestaat stuk voor stuk uit belangrijke thema’s voor ouders en kinderen die leven in armoede. Een opsomming van zorgen en problemen die voor ouders in armoede dringend aangepakt moeten worden.

Ons allerlaatste wapenfeit dateert van februari 2011: aangevuld door en-kele van onze ouders, stelden we het werk van de ouderonderzoeksgroep in Ronse voor aan andere mensen van De Vrolijke Kring en aan partnerorga-nisaties zoals schoolopbouwwerk Ronse. Veel ouders van De Vrolijke Kring die niet aan Ouders als Onderzoekers deelnamen, betreurden dat het pro-ject was afgelopen voor er daadwerkelijk veranderingen bekomen waren. Er leven ideeën en hoop om ooit opnieuw zo’n groep te starten.

Gent – stOP

Lief Cuyvers, Ellen Rutgeerts, Eva Van Hove Ouders: Rudi David, David Callebaut, Valerie Claeys, Leen De Ganck, Luc De Smit, Kelly De Sutter, Ilse Hertoghe, Wendy Rassaert, Annelies Van Hoecke, Sabine Verfaillie, Leen Verhofstede

Procesbegeleiders: Lief Cuyvers (Vormingplus Gent-Eeklo), Ellen Rutgeerts (VCOK), Eva Van Hove (VCOK) Wetenschapper: Wim De Mey (coördinator STOP 4-7-programma, assistent vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie, Universiteit Gent)

Andere betrokken partnerorganisaties: STOP 4-7, stadsbestuur Gent

1. Het ontstaan van een wisselende maar afgebakende