• No results found

Op eigen kracht verder

de trajecten volgens de cliënten

6.2 Behoeften van de ouderen

6.4.1 Op eigen kracht verder

Slechts bij enkele ouderen die waren opgenomen in een persoonlijk begeleidingstra- ject is de hulpverlening volledig afgesloten. In alle gevallen waren dat compenseer- ders of buitenstaanders, ouderen die zich over het algemeen goed kunnen redden in hun eentje, maar door omstandigheden waren vastgelopen, bijvoorbeeld door verlies van werk, gezondheidsproblemen of andere zaken die hun zelfredzaam- heid (tijdelijk) verstoorden. Door een opstapeling van problemen op verschillende levensterreinen hadden ze uiteindelijk toch professionele hulp nodig om de situatie ten goede te keren. Ze kregen hulp bij het oplossen van praktische problemen die hun zelfstandigheid belemmerden en vinden dat ze veel aan de begeleiding hebben gehad. Zonder hulp waren ze verder afgegleden en dat realiseren ze zich terdege. Door de positieve ervaring is de drempel om in de toekomst hulp te vragen wat lager geworden. Degenen die nooit eerder hulp hadden gevraagd en door bleven ploeteren tot het helemaal misliep, geven aan dat ze in de toekomst eerder hulp zullen inroepen en de zaken niet meer zo ver laten komen.

En als alles op financieel gebied dadelijk weer functioneert, dan kan ik weer verder. En ik ga het zo organiseren dat dit me niet meer gebeurt. Ik bedoel, als het een volgende keer dreigt te ontstaan, dan bel ik onmiddellijk M. [de ouderenwerker], want dan moet er even iets gebeuren. Ik heb nu een in- gang, en ik weet dat zij goed functioneert ten opzichte van mij. Anders zou ik er niet aan denken om daar überhaupt naar binnen te gaan voor hulp, echt niet. Al ga ik in Groningen wonen of in Gouda, en ik heb een probleem, dan bel ik M. Zo simpel is het. (interview C39)

6.4.2 Aanspreekpunt

Voor compenseerders en buitenstaanders is het feit dat ze in de professional een aanspreekpunt hebben gevonden het belangrijkste resultaat. Ze proberen zoveel mogelijk zelf te doen en houden hulp het liefste buiten de deur. Toch zijn ze blij dat er nu iemand is bij wie ze terecht kunnen met vragen of problemen die ze niet zelf kunnen oplossen.

Ze komt om de drie weken even langs. Dat is nu al een paar jaar bezig. We maken een afspraak en dan komt ze even informeren hoe het is. Dat is belangrijk, omdat ik dan een aanspreekpunt heb. Dat is punt één. De rest komt erbij, maar punt één is dat er iemand is die weet wie je bent, met

naam en toenaam en bijzonderheden, als op een gegeven moment mij iets overkomt. Dat had ik eerst niet en daar was ik wel een beetje bezorgd om. Het is fijn dat ik nu iemand kan aanspreken. (interview C18)

Ik vind het wel prettig, dat ik ergens naartoe kan. Dat er ergens een punt is om aan te leggen. En dat zij zo af en toe eens langskomt, dat vind ik wel leuk. Ik bedoel ook, niet dat ze mij alleen voor de mooie ogen moet hebben, maar ook omdat ze vanuit haar beroep het oogje in het zeil moet houden hè. En dat vind ik wel prettig. Daar voel ik me helemaal niet door vernederd of zo. Want het komt wel eens voor in de wijk, dat de ouden van dagen die alleen leven, ook jonger dan ik, het loodje leggen en ja, dan hebben ze toch, dat ze een beetje de vinger aan de pols houden. Ja, meneer zit daar weken- lang te rotten bij wijze van spreken. Ja, dus er is toezicht. (interview C8)

Voor een enkele buitenstaander is de hulpverlener ook een aanspreekpunt in bredere zin, iemand die altijd welkom is om een praatje te maken, ook als er geen directe problemen zijn.

De ouderenzorg komt meestal, ja, op verschillende tijden, ik weet niet eens wat de een is en wat de ander is, maar ik vind het wel leuk als mensen komen. Ik zit hier maar alleen en alleen maakt ongelukkig. Als ik weet dat ze komen, dan gooi ik ook die deur open om te horen of ik een bel hoor of wat ook. (interview C5)

Hoopvollen hebben de grootste behoefte aan een aanspreekpunt. Zij verlangen naar contacten met anderen en zien in de professional vaak een persoon met wie ze hun lief en leed kunnen delen.

Ik ken haar al een paar jaar. Een jaar of twee al. Dat is bijna familie gewor- den dan. En ik vind dat heel goed. Je kunt je problemen en je toestanden kwijt. Ik kan alles met haar bespreken, wat ik allemaal voel en zo. En ook als het niet goed gaat. Dat kan ik goed met haar bespreken. (interview C40)

6.4.3 Vangnet

Voor veel overlevers zorgt het contact met de hulpverlener voor een vangnet. Ze weten dat ze voortaan bij iemand terecht kunnen. Dit geeft hen een gevoel van veiligheid en rust voor de toekomst.

Ze heeft me zoveel geholpen dat er van mij een last af is gevallen. Ze heeft de hele papierhandel uitgezocht. Dat belastinggedoe uitgezocht. Mijn

schulden bij elkaar geraapt, meegegaan naar plekken waar ik niet uit mijn woorden kom. Zelfvertrouwen gegeven op een bepaalde manier. En ze laat niemand zomaar los. Ik kan altijd bellen, ook als alle problemen opgelost zijn. Zij geeft mij de rust, ik weet dat er nu niks meer mis gaat. (interview C17) Ik voel me nu veiliger en gelukkiger door de ouderenzorg. Ik heb nu ook een telefooncirkel. Dan word je ’s morgens om half negen gebeld of alles goed is. Want je hoort wel eens dat mensen ik weet niet hoe lang op de vloer liggen en dat ze daar pas na dagen achter komen. Als niemand naar je omkijkt of tijd voor je heeft. Dus dat heb ik ook gedaan, dan voel ik me veiliger. Nu word ik elke morgen gebeld of alles goed is, en dan moet ik een ander weer gaan bellen. Als ze me dan niet te pakken krijgen, gaan ze stappen ondernemen. Mijn hulp heeft de sleutel, daar kunnen ze dan de sleutel halen. En dan kun- nen ze bij mij binnen, kijken wat er aan de hand is. En dat vind ik wel… ja. ja, en dan moet ik altijd lachen ’s morgens. Ik ben altijd vrolijk. (interview C3)

6.4.4 Emotionele steun

Voor hoopvollen en overlevers is de emotionele steun die de hulpverlener hen biedt het belangrijkste resultaat. Door het contact kunnen ze de situatie waarin ze verke- ren volhouden. Het zorgt er ook voor dat ze niet verder afglijden of zich nog verder terugtrekken.

Zonder de ouderenzorg zou ik nog meer in mezelf kruipen. En ik besef ook wel dat het de bedoeling is om eruit te komen. Maar als de professionals weg zouden vallen, dan kan ik nergens meer terecht. (interview C51) Ik vind het eigenlijk moeilijk om te zeggen, maar toen mijn man kwam te overlijden had ik eigenlijk onder een vrachtwagen willen kruipen. Heb ik ook voor gestaan, voor een vrachtwagen, maar die remde op tijd. Ik had gezegd: als mijn man weg is, ga ik ook weg. Maar nu niet meer, dat is weer over gegaan. Ik heb veel gepraat met haar, we hebben uren zitten praten, en daarna nog eens, en dat ging wel goed. En als ik het nu weer eens moeilijk heb, dan bel ik haar op. Dan komt ze met mij praten. (interview C38)

Verschillende ouderen geven aan dat ze het zonder deze begeleiding niet zouden redden.

Als jullie er niet meer zijn, wie komt er dan nog voor mij op? Ik kan dat allemaal niet meer. Ik ben in ieder geval hartstikke blij. Ik zou dat heel erg vinden, ik zou heel verdrietig zijn. Als ik naar jullie toekom, dan heb ik jullie

nodig. Ik kom niet zomaar. Want ik ben het niet gewend. Ik ben niet gewend om iemand iets te vragen, omdat ik het zelf altijd deed. Maar ja, ik heb ook nooit gedacht dat het zo zou gaan. En nu krijg ik tranen in mijn ogen, omdat ik denk: als dat weg zou vallen, als dat zou gaan gebeuren denk ik dat dat heel erg is. (interview C7)

Nou, de afgelopen keer heeft de maatschappelijk werker me echt moed gegeven. Want ik ga steeds meer denken: voor mij hoeft het niet meer. Ik denk, dan neem ik pillen in, want daar kom ik wel aan. Ik heb geen zin meer om te vechten. Ik zou wel eens rust willen hebben. (interview C20)