• No results found

Aanleiding voor het contact met de hulpverlening

Het verloop van persoonlijke

4.2 Aanleiding voor het contact met de hulpverlening

Ouderen die in een sociaal isolement verkeren, melden zich zelden bij de hulpverle- ning vanwege hun isolement. Ze zijn niet graag afhankelijk van anderen en lossen hun problemen het liefst zelf op. Dat zijn ze al vele jaren gewend en dat proberen ze zo lang mogelijk vol te houden. Sommigen vermijden bewust alle vormen van zorg en hulp; dat is bijvoorbeeld het geval bij personen met een langdurige hulp- verleningsgeschiedenis die ze als negatief hebben ervaren (‘zorgmijders’). Anderen zouden wel hulp willen, maar vinden hun weg niet naar de hulpverlening; ze weten niet waar ze met vragen over sociaal isolement terecht kunnen (‘zorgmissers’). Omdat ze nauwelijks persoonlijke contacten hebben, ontbreekt ook de aansporing

van familie of vrienden om professionele hulp te zoeken en de problemen te lijf te gaan. Dit betekent dat de meeste sociaal geïsoleerde ouderen pas bij de hulpver- lening in beeld komen als de problemen zichtbaar worden voor de buitenwereld: anderen ervaren overlast of maken zich zorgen en melden dat bij het ouderenwerk of een andere hulpverlenende instantie.

4.2.1 Ouderen melden zich zelf aan

Van alle cliënten die in dit onderzoek zijn betrokken, hebben slecht enkelen zich zelf bij het ouderenwerk gemeld vanwege hun sociaal isolement. Een vrouw meldde zich bij het Meldpunt Sociaal Isolement in Rotterdam Centrum omdat ze een oproep in de wijkkrant had gezien.

Mevrouw heeft zichzelf aangemeld bij het Meldpunt Sociaal Isolement dat haar contactgegevens doorgeeft aan het ouderenwerk. Mevrouw geeft aan dat ze erg geïsoleerd is. Ze heeft geen netwerk om zich heen en wil graag een netwerk opbouwen (logboek P4, C14).

Zo’n melding komt niet vaak voor. Sociaal isolement op zich is voor de meeste ouderen niet voldoende aanleiding om contact te zoeken met de hulpverlening; ze zijn er al vele jaren aan gewend. Als ze zich al zelf melden, gebeurt dat op het moment dat er acute problemen ontstaan die hulp van derden noodzakelijk maakt. Bij ernstige gezondheidsproblemen is bijvoorbeeld thuiszorg of huishoudelijke hulp nodig, of hulp om een passende woning te vinden. Ook problemen met de post en de administratie kunnen zo urgent worden dat de ouderen professionele steun inschakelen. Vooral problemen met financiën of schulden kunnen een bedreiging voor hun zelfstandigheid vormen en aanleiding zijn om contact te zoeken met een hulpverlenende instelling.

Meneer belde het ouderenwerk omdat hij wilde weten of er nog financiële regelingen waren waar hij gebruik van zou kunnen maken. Hij maakt zich vooral zorgen over het maandelijks in te vullen verantwoordingsformulier van SoZaWe. Meneer moet rondkomen van een bijstandsuitkering en is doodsbang dat zijn uitkering zal worden gestopt als hij (weer) een keer in het ziekenhuis wordt opgenomen en daardoor het formulier niet op tijd kan opsturen. (logboek P21, C34)

4.2.2 Ouderen worden door anderen aangemeld

Verschillende sociaal geïsoleerde ouderen uit dit onderzoek zijn bij het ouderenwerk terecht gekomen door meldingen van medewerkers van financiële instellingen, zoals de Gemeentelijke Kredietbank of Stichting Rotonde (bewindvoering). Ze hadden hulp

nodig bij het invullen van hun belastingaangifte of andere formulieren, dreigden in de problemen te komen vanwege schulden en betalingsachterstanden, bijvoorbeeld door een afsluiting van gas en elektriciteit. De medewerkers bij wie ze terecht kwamen, kre- gen door het gedrag van de betreffende ouderen de indruk dat de financiële proble- men niet op zichzelf stonden en meldden dat bij het ouderenwerk of het maatschap- pelijk werk. Medewerkers van dergelijke instellingen signaleren regelmatig zorgelijke situaties waarbij sociaal isolement een rol blijkt te spelen.

Ik had vandaag telefonisch contact met een medewerker van het

Hoogheemraadschap Delfland. Hij kwam bij meneer vanwege een betalings- achterstand. De medewerker constateerde dat meneer sterk vervuild is en dat er stapels ongeopende brieven in zijn woning liggen. Meneer wilde wel hulp maar had de moed en puf niet om het zelf te vragen. Hij vond het goed dat de medewerker hulp voor hem zocht. (logboek P21, C35)

Professionals die in hun werk met dergelijke situaties worden geconfronteerd, kun- nen dit melden bij de Lokale Zorgnetwerken (LZN). Veel ouderen in het onderzoek zijn via deze netwerken bij het ouderenwerk terecht gekomen. Ze zijn gemeld door de wijkagent vanwege overlast of vreemd gedrag op straat, door een wijkver- pleegkundige die constateert dat een ondersteunend netwerk ontbreekt, door een thuiszorgmedewerker die merkt dat er sprake is van een verstoord dag- en nachtrit- me, door een huisarts die zich zorgen maakt vanwege depressiviteit of lichamelijke problemen, of door een medewerker van een woningcorporatie die huisbezoeken aflegt en een sterk vervuilde of brandgevaarlijke woning aantreft.

Ik heb een aanmelding ontvangen van een zorgconsulente bij Woonbron die momenteel huisbezoeken aflegt om bewoners voor te bereiden op een komende woningrenovatie. Ze stuit op een meneer met een ernstig ver- vuilde woning. Hij plast naast het toilet, de doucheruimte ziet er ongebruikt uit. Geen koelkast en etenswaren in de woning te zien. Gebruikt medicijnen. Leeft geïsoleerd. (logboek P32, C45)

Meldingen komen niet alleen van professionals of instellingen, maar ook uit de directe omgeving of het eigen netwerk van de ouderen. Zo meldde de coördina- tor van een klussendienst een oudere man aan bij het ouderenwerk omdat hij alle vrijwilligers de stuipen op het lijf joeg. Familieleden meldden hun halfzus aan; ze maakten zich ernstig zorgen omdat de zus in een sociaal isolement leefde en steeds meer gedragsproblemen kreeg. Een man werd gemeld door zijn buren omdat hij onaangepast gedrag vertoonde, in zijn onderbroek over de galerij liep en iedereen uitschold.

4.2.3 Ouderen worden ‘gevonden’ door het ouderenwerk

Sommige ouderen zijn toevallig ‘gevonden’ door de ouderenwerkers. Zo is een vrouw in beeld gekomen omdat de ouderenwerker haar vader begeleidde.

Ik kwam bij haar vader en zij woonde bij hem in huis. En die relatie ging niet altijd even goed. Die vader was erg dominant en er waren pittige ruzies. Ik kwam dus om met hem te praten en dan was zij er ook en toen zei ik: ‘Kom er maar bij hoor’. Eerst wilde zij niet, maar na een paar keer had ze me ge- accepteerd. Dus zo heb ik ook contact met haar gemaakt en gesprekken met zijn drieën gevoerd, dus met haar vader en haar. Dat vond ze prettig, met haar kant van het verhaal erbij, ze vond het fijn dat ook zij gehoord werd. En toen ging de vader dingen mankeren en werd hij opgenomen in een verpleeghuis. Toen is hij overleden en nu is zij alleen in dat huis, zij woont in het mausoleum van haar vader. En ik ben haar blijven bezoeken. (interview P35, C51)

Een andere cliënt is in beeld gekomen omdat haar negentigjarige moeder zich zorgen over haar maakte en deze zorg besprak met de ouderenwerker met wie ze zelf regelmatig contact heeft. De dochter is sociaal geïsoleerd en sterk vervuild; haar moeder vraagt zich af hoe het met de dochter verder moet als zij er niet meer is. De ouderenwerker besluit contact te leggen met de dochter.

Andere ouderen zijn opgemerkt door oplettende ouderenwerkers of maatschap- pelijk werkers in het buurthuis, op kantoor, aan de balie van het wijkkantoor of bij de Vraagwijzer. Ze vielen op omdat ze een ‘verloren indruk’ maakten, een ‘onzekere houding’ uitstraalden, ‘ontdaan’ waren, ruzie maakten met baliemedewerkers, of ontremd of afstotend gedrag vertoonden.

Meneer kwam bij de VraagWijzer met een vraag over de kredietbank. Het viel me op dat hij heel veel praatte en dat hij aangaf dat hij eenzaam was. Hij heeft alleen contact met mensen die hij op straat ontmoet. De meesten hiervan zijn drugsdealers, verslaafden en prostituees. (logboek P16, C27) Meneer begint in de tram tegen me te praten. Hij vertelt uitgebreid over zijn verleden. Hij vertelt snel en springt van de hak op de tak. Ook zegt hij dat je aan familie en vrienden niets hebt, dat je het toch allemaal alleen moet doen. Ik loop een stukje met hem op. Ik vertel dat ik ouderenwerker ben en dat ik graag eens met hem verder zou praten. Hij zegt dat hij het goed vindt als ik eens langskom, maar dat zijn huis wel een beetje een rommel is. (logboek P15, C25)

Meneer kwam hier binnen met een soort van paniekaanval. Hij was bang dat er iets mis was met SoZaWe, dat hij geen uitkering meer zou krijgen. Eerst hing hij heel lang aan de telefoon, vertoonde heel obsessief gedrag, en toen kwam hij duizend keer bij de balie. Hij reageerde dan een beetje bozig, agressief. Hij bleef maar bezig. Hij kon soms ook een beetje intimiderend overkomen, dus iedereen vond hem altijd heel erg eng. (logboek P33, C47)

Sommige ouderen zijn al zo lang in begeleiding dat niemand meer weet wat de al- lereerste aanleiding is geweest.