• No results found

Relationele afstemming

7.4 Afgestemd besluiten

Een laatste dimensie betreft de wijze waarop besluiten over de hulpverlening wor- den genomen en de mate waarin de hulpverlener de keuzes daarin afstemt met de cliënt. In hoeverre proberen de professionals te werken vanuit het perspectief van de ouderen en hoe gaan ze om met wensen van de ouderen die niet passen in hun eigen referentiekader? Hoe voorkomen ze dat de oudere gaat meebewegen met hun wensen zonder dat het voor hen iets oplevert?

7.4.1 Ervaringen van de professionals

De persoonlijke begeleidingsprocessen bieden de professionals veel ruimte om aan de relatie met de cliënt te werken en niet te snel met oplossingen en plannen te komen. Ze hebben tijd om de cliënt eerst goed te leren kennen en helder te krijgen hoe ze het beste kunnen aansluiten bij diens wensen en mogelijkheden. Toch treffen ze vaak situ- aties aan die vanuit het oogpunt van de professionals direct ingrijpen vereisen; het gaat dan bijvoorbeeld om het oplossen van schulden, het schoonmaken van een woning, het regelen van passende zorg, of het aanvragen van voorzieningen. Hun motivaties en overwegingen stroken echter niet altijd met de wensen en ambities van de ouderen. Bij compenseerders en buitenstaanders is het afstemmen van alle acties cruciaal voor de relatie. Als deze ouderen bij de hulpverlening komen, is er meestal iets aan de

hand dat snel ingrijpen nodig maakt. Als de meest urgente problemen zijn opgelost, houden ze verdere professionele bemoeienis af. De professionals vinden dat moeilijk te accepteren, maar ze weten dat aandringen bij deze ouderen niet werkt.

Ik kan geen doelen voor meneer stellen die vanuit mezelf komen. Het moet echt vanuit hem komen. Ik heb van alles geprobeerd. Het is zijn leven en hij beslist daar uiteindelijk over. En als hij onverhoopt ineens dood zou gaan of niet meer wakker zou worden ’s morgens, dan kan het even duren voordat hij gevonden wordt. En dat weet hij. Dat heb ik ook vaak benoemd naar hem. (interview P6, C8)

Bij hoopvollen en overlevers doet zich vaak een ander probleem voor. Zij hebben hoge verwachtingen van de begeleiding, maar zijn tegelijkertijd moeilijk in beweging te krijgen. De meesten zijn geneigd om alle oplossingen die de professional aandraagt af te wijzen; omdat ze er niet aan toe zijn of het gewoonweg niet aandurven. Anderen zijn niet duidelijk over hun wensen omdat ze het contact met de professionals niet in de waagschaal willen stellen. Ze hechten veel waarde aan de goedkeuring van de profes- sionals en dat stelt de laatsten soms voor lastige dilemma’s.

Meneer vroeg vandaag ‘wat het mij doet’ als hij besluit de gele brief aan SoZaWe terug te sturen en zelf voor zijn inkomen gaat zorgen. Doen natuurlijk!, had ik moeten zeggen. Maar ik zeg: het is toch niet belangrijk wat ik ervan vind, alleen wat je er zelf van vindt? Ik kon mijn tong wel afbijten. Hij is al zo vreselijk zelfstandig bezig en hij zoekt steun voor zijn nieuw bedachte acties. (P21,C34)

Ook merken de professionals dat ouderen vaak afhaken als ze mogelijke oplos- singen aandragen. Het betekent dat ze bij deze ouderen – meer dan bij de andere typen – er voortdurend alert op moeten zijn of de plannen acties die ze voorstellen werkelijk aansluiten bij hun wensen en behoeften. Dat is het lastigste bij ouderen die zelf niet goed weten waar hun behoeften liggen.

Als ik voorstelde om naar een activiteit te gaan, leek het wel of ze het voor mij deed, ondanks mijn toelichting, dat het om haar eenzaamheid ging. Ik benadruk steeds dat ze niet moet doen wat ik voorstel, maar zelf moet aangeven wat ze leuk vindt. Als ze spelletjes niet leuk vindt, moeten we daar beslist niet voor kiezen. (logboek P17, C29)

Het belangrijkste voor de professionals is dat ze het tempo van de ouderen volgen en het zorgvuldig opgebouwde vertrouwen niet schaden. Ze zoeken een werkbaar

evenwicht tussen het stimuleren van de ouderen enerzijds en het verstevigen van de relatie anderzijds.

Tijdens de koffie bleek weer hoe negatief meneer kan zijn en ik heb laten merken dat ik het niet prettig vind om zo’n gesprek met hem te hebben. Ik besef dat zo’n gesprek echt aankomt bij hem. En ik hoop dan ook dat dit niet ten koste gaat van het vertrouwen en veiligheid bieden. Dat hij zich niet afgewezen gaat voelen, minderwaardig gaat voelen en dergelijke. Dit zal ik moeten afwachten. (logboek P21, C34)

Meneer toont weinig fut om er op uit te trekken. Hij komt eigenlijk niet meer buiten en geeft aan steeds meer moe te worden. Ik probeer hem uit te leggen dat hij in een cirkeltje terechtkomt; niet meer naar buiten toe, steeds vaker moe worden en daarom niet naar buiten toe, enzovoort. Het gaat hem soms irriteren als ik hem hier op aanspreek, maar ik blijf het wel doen. Ik merk dat ik dat kan doen door de band die ik met hem heb opgebouwd. (logboek P4, C9)

Het komt regelmatig voor dat de ouderen het niet eens zijn met de voorstellen of acties van professionals. Ook merken de professionals op dat de ouderen soms onrealistische verwachtingen hebben en weinig begripvol zijn als bepaalde dingen die ze graag willen, niet blijken te kunnen of als de professional niet in hun denken meegaat.

Meneer gaf aan dat hij ‘ziedend’ op me was omdat ik een aanvraag bij SoZaWe had gedaan voor de vergoeding van kosten bij Zilveren Kruis. Ik heb geprobeerd uit te leggen waarom ik dat had gedaan, maar meneer was het er niet mee eens. Ik heb gezegd dat ik het niet weer voor hem zou aanvra- gen. (logboek P4, C16)

Ik kreeg van haar te horen dat ze van mij eigenlijk alleen maar verwacht dat ik naar haar luister en instem met alles wat zij zegt. Ze heeft mijn bezorgde reactie naar haar toe opgevat als inmenging in haar privéleven waar ze niet van gediend is. (logboek P8, C13)

In een enkel geval besluit de professional niet langer te overleggen met de cliënt en de regie over te nemen, bijvoorbeeld als iemands gezondheid sterk achteruitgaat. Dat levert voor de professionals zelf wel veel vragen op. Ze vragen zich af wat ze binnen de gegeven relatie wel en niet kunnen doen, wat de bemoeienis uiteindelijk oplevert voor de oudere zelf en waar de grenzen van hun professionele verantwoordelijkheid liggen.

Op een gegeven moment, als je ziet dat iemand achteruit gaat, dan ga je iets opleggen. En als je iemand al langer kent, dan kan die meer van je accepte- ren. Maar op een gegeven moment denk je: dit kan ik niet meer maken, dit gaat te ver. Dan krijg je het gevoel dat je over iemands grenzen heen gaat. Als iemand in zo’n volkomen eigen kleine wereld leeft, en als je daar verande- ringen in gaat aanbrengen, gaat bijsturen. Dat gaat te ver. (focusgroep, P12)

7.3.3 Ervaringen van de ouderen

De ouderen vinden het vervelend als professionals met oplossingen komen die hen niet aanspreken, of die niet aansluiten bij hun behoeften en wensen. Vooral voor compenseerders en buitenstaanders is het cruciaal dat de hulp beperkt blijft tot hun belangrijkste behoeften.

Ik moet niet een figuur hebben die iedere maandagmiddag even komt kijken of het wel goed met me gaat. Daar houd ik niet van. Ik ben een loner. Dat ben ik nou eenmaal. Ik kan uitstekend met iedereen opschieten, maar als het effe kan: deur dicht en gordijnen dicht, en wegwezen. (interview C52)

Hun behoefte zelf de regie te voeren strekt zich uit tot het hulpverleningsproces. De hulp moet goed gedoseerd zijn en bij hun behoeften passen. Van de professional verwachten ze dat die geen oplossingen aandraagt voor zaken die ze zelf niet als probleem ervaren. Alleen wat ze zelf belangrijk vinden, kan worden aangepakt, in hun eigen tempo.

Het is niet zo dat ze met allerlei dingen moet aankomen van: het moet nu. Daar heb ik niks aan. Ik weet zelf ook wel wat er verkeerd is. Alleen het aanpakken, dat is een ander verhaal. En ze moet ook niet bemoederen. (interview C39)

Zij wilde voor mij contacten leggen met die bejaardenhuizen. Moet je luis- teren, daar ben ik geen type voor, ik moet niet ergens aan gebonden zijn, ik moet mijn eigen leven kunnen leiden. Ik moet kunnen doen waar ik zin in heb. Ik wil weg kunnen als ik wil en niet horen: je moet zo laat thuis zijn. Ik moet geen dwang hebben. Ik ben mans genoeg om dat te kunnen doen. Ik loop heus niet in zeven sloten tegelijk. (interview C5)

Hoopvollen en overlevers zijn zo mogelijk nog afhoudender. Zij staan wel open voor hulp, maar kunnen hun problemen vaak minder goed duidelijk maken. Ook weten ze zelf niet altijd op welke terreinen veranderingen gewenst en mogelijk zijn. Daarom verwachten ze dat de professional vooral luistert en samen met hen

probeert te achterhalen wat wel en niet belangrijk is. Ze willen niet gedwongen worden om stappen te zetten die ze (nog) niet durven, kunnen of willen nemen.

Ze luistert naar me. Als ik nerveus ben, begin ik te ratelen. En zij pikt er precies de dingen uit waar het echt om gaat. Ze laat me maar gaan. En als ik uitgerateld ben, komt ze met een paar stappen aanzetten. Dan heeft ze pre- cies het goede eruit gepikt. In tegenstelling tot al die andere hulpverleners die steeds precies deden wat ik niet wou. (interview C17)

Voor sommige cliënten brengt een goede relatie met de professional ook problemen met zich mee. Om het contact te behouden, willen ze graag tegemoet komen aan de wensen van de hulpverlener en meewerken aan de oplossingen die zij aandra- gen. Ze vinden het lastig om hun eigen behoeften en wensen in het oog te houden en stemmen in om de professional een plezier te doen en deze te vriend te houden.

Als ik bijvoorbeeld met haar naar buiten ga, dan zegt ze: je moet het niet doen om mij een plezier te doen. Dus de vorige keer voelde ik me niet lekker en toen hebben we hier binnen gezeten, maar toen kreeg ik dus te horen: dat is eigenlijk niet de bedoeling van mijn werk. En dan zitten die twee dingen tegen elkaar in. Want je moet niet naar buiten gaan om haar een plezier te doen, maar als je dan niet gaat dan krijg je dus de opmerking: het is niet de bedoeling van mijn werk. Ja, maar waar doe je dan goed aan? Dan wil je haar de volgende keer niet teleurstellen. Dan ga je wel naar buiten om aan haar verwachtingen te voldoen. Want als je eerlijk bent en zegt: ik ga vandaag niet naar buiten, dan krijg je dus de andere kant van de medaille te horen. Ze kijken dus vanuit hun vakgebied en met wat ze weten proberen ze te verklaren wat er aan de hand is. Zij heeft een bepaald vakgebied en daarop moet ze aansluiten. En dat bedoel ik dus met iemand die veel geduld heeft, dat je daar eerlijk over kan zijn. Want ik weet ook wel dat ik naar buiten moet en dat ik moet bewegen en dat dat gewoon beter is voor mijn gezondheid. Maar dat lukt gewoon niet altijd. (interview C51)

Als ze dat nou echt zouden willen, als ze daarop zou staan, dat ze iedere week, ik zeg maar wat, dat er iemand op woensdagmorgen om elf uur belt, nou, oké, als zij dat dan wil, als ik haar daar een plezier mee doe… Zij doet heel veel voor mij, dus waarom zou je niet iets terugdoen, hè? Dan zou ik dat voor haar doen. (interview C52)

Enkele geïnterviewde ouderen hebben het gevoel dat de professional die hen be- geleidt, hen niet begrijpt. Ze komen met oplossingen die ze zelf belangrijk vinden,

vanuit een professioneel oogpunt, maar die niet bij de behoeften van de ouderen aansluiten, of in hun ogen niet realistisch of haalbaar zijn.

Ze kijken dus vanuit hun vakgebied en met wat ze weten proberen ze dus te verklaren wat er aan de hand is. (interview C51)

Ze rekenen altijd maar op mijn kinderen, ik zeg: Ik heb geen kinderen! Ik had er drie, maar ik heb er geen één meer. Mijn middelste zoon heb ik achttien jaar niet gezien, dus die ken ik niet. Maar dat wordt maar steeds gezegd: uw kinderen kunnen toch wat doen. Dat is het enige wat ze weet te zeggen. (interview C1)

Ook zijn ze het niet altijd eens met de visie van de professional dat bepaalde oplos- singen nodig of wenselijk zijn. Soms voelen ze zich niet serieus genomen omdat de professional bepaalde acties afraadt.

Zij zegt dat ik voorzichtig moet zijn als ik met die man in zee ga, maar het is een hele keurige man. Maar dan doet ze net alsof ik aan het dementeren ben. Zou je dit en dat en zus en zo. En dan voel ik me niet serieus genomen. (interview C13)