• No results found

161De eerste cliënt van Buur tzorg

Binnen BZ wordt regelmatig het verhaal verteld over één van de eer-ste cliënten van BZ: Joop Koek. Jos de Blok vertelde dit ook aan mij tij-dens onze eerste kennismaking. Het verhaal tekent de zorgverlening die BZ voorstaat. Het jaarverslag van 2007 opent ermee: ‘In december 2006 kreeg Buurtzorg haar eerste cliënt in zorg, Joop Koek, musicus en componist. Joop was terminaal en heeft twee maanden zorg gekregen van het Buurtzorg-team in Enschede. Niet alleen hijzelf maar ook zijn partner Marit en zijn familie werden door de wijkverpleegkundigen van Buurtzorg ondersteund om de laatste fase zo passend mogelijk bij hun wensen vorm te geven. Samen met de vrijwillige terminale thuiszorg zorgden we ervoor dat er iemand was als dit nodig was. Ik weet van Marit en Joop zelf dat ze ook deze laatste periode als waardevol en zinvol hebben ervaren. Buurtzorg kwam er ongeveer drie uur per week (ondanks een indicatie van 40 à 50 uur per week). Steeds was er een nauwe samenwerking met de huisarts. Joop is, mede dankzij een van zijn cd’s, die we als geschenk bij de officiële ope-ning van Buurtzorg opnieuw mochten uitgeven, een symbool geworden van Buurtzorg. Zijn muziek verspreiden we over heel Nederland, zo hebben we Joop beloofd! Marit is na het overlijden van Joop met de IG-opleiding begon-nen en werkt inmiddels bij Buurtzorg Enschede!’ (Bron: maatschappelijk jaarverslag Buurtzorg Nederland, 2007)

Medewerkers staan in de praktijk regelmatig voor dilemma’s. Een relatie geba-seerd op vertrouwen betekent dat je ervan uitgaat dat de cliënt in veel situaties zelf weet wat het beste voor hem of haar is en zeker wat zijn of haar behoeften zijn. Maar hoe ga je als zorgverlener om met een oude mevrouw die niet wil worden gewassen ondanks erge incontinentie? Hoe sluit je aan bij de beleving van een cliënt, hoe kom je erachter wat er speelt en hoe reageer je daarop? Hoe verhoudt de vraag van de cliënt en de keuze voor een oplossing zich tot je persoonlijke en professionele normen over wat verantwoord is?

In gesprekken met medewerkers, tijdens intervisie en tijdens cliëntbespre-kingen komen waarden rond autonomie, keuzevrijheid en waardigheid van cliënten regelmatig naar voren. Niet zozeer de antwoorden op deze vragen zijn in de eerste plaats van belang, maar veel meer het ontwikkelen van gevoelig-heid voor wat van belang kan zijn voor cliënten en daar samen met collega’s op reflecteren. De kracht van een uitgangspunt als ‘uitgaan van de beleving van de cliënt en respect voor zijn autonomie’ komt juist tot uitdrukking in de weerbarstigheid van de praktijk. Bij BZ ziet men intervisie als een goed en noodzakelijk hulpmiddel om met elkaar te kijken naar het eigen handelen en de eigen overtuigingen daarbij.

162

Streven naar zelfredzaamheid en zorgonaf hankelijkheid

Wijkverpleegkundigen en wijkziekenverzorgenden binnen BZ zoeken actief naar manieren om de zelfstandigheid van cliënten te versterken. Het streven is om mensen zo te ondersteunen dat ze zo zelfstandig mogelijk kunnen leven en zo min mogelijk afhankelijk zijn van zorg. Dit is niet alleen een kwestie van tijdig afbouwen van zorg maar het is een benaderingswijze die al vanaf het eerste contact met de cliënt richtinggevend is: ‘wij denken steeds aan wat onze zorg toevoegt.’ Zorgverleners proberen alleen over te nemen wat echt nodig is, en werken aanvullend op wat mensen zelf (nog) kunnen én op de zorg en ondersteuning die er al is vanuit het netwerk van de cliënt. Zij ondersteunen cliënten zoveel mogelijk bij hun zelfredzaamheid. Ook wanneer dat in eerste instantie meer tijd kost dan geïndiceerd. Ondersteunen met zorgonafhanke-lijkheid voor ogen betekent ook zoeken naar de vraag achter de vraag.

Een voorbeeld van een wijkziekenverzorgende: ‘Een cliënt die incontinent is, kun je blijven verzorgen of je kunt op zoek gaan naar waar dit vandaan komt en kijken of je samen iets aan de oorzaak kunt doen.’

Kennis over ziekteprocessen en ziekteverloop en de rol die zorg daarbij speelt, is dan van groot belang, zo vertellen de wijkverpleegkundigen. Bijvoorbeeld als mensen getroffen zijn door een herseninfarct, zijn de eerste dagen na het infarct erg bepalend voor de mate waarin hersenen geprikkeld raken om bepaalde functies over te nemen. Te veel functies overnemen, belemmert de cliënt om zich te herstellen waardoor de afhankelijkheid van zorg toeneemt. In de praktijk ervaren medewerkers dat cliënten soms helemaal niet zorgon-afhankelijk willen zijn. De zorgverlener is soms het enige contact dat mensen hebben. Ondersteuning betekent dan behalve afbouwen van zorg ook samen met de cliënt zoeken naar mogelijke dagactiviteiten, de cliënt leren omgaan met eenzaamheid en waar mogelijk een beroep doen op het sociale netwerk. Het is een paradoxaal dilemma dat medewerkers vaker tegenkomen. Bij BZ werkt men aan een stevige en betekenisvolle relatie met cliënten. Cliënten (of juist hun familie) zijn daardoor erg tevreden en niet geneigd de zorg af te bouwen. Zelfredzaamheid en zorgonafhankelijkheid zijn geen eenzijdige en objectieve zaken en krijgen steeds invulling in de relatie tussen de BZ-medewerker en de cliënt. In dialoog met de cliënt zoekt men naar oplossingen die aansluiten bij de beleving en wensen van de cliënt.

163

Wijkverpleegkundige: ‘Het hele taakgerichte zoals ik dat in mijn vorige werk ervoer, is er nu af. Als je alleen langskomt om een spuit te zetten en dan meteen weer weg moet, zie je ook niets van wat er nog meer aan de hand is. Ik heb nu weer meer tijd voor een cliënt. Die gebruik je om te doen waarmee je dan geconfronteerd wordt.’

Vakkundige en gediplomeerde zorg verlener s

Om bovenbeschreven werkwijze in de praktijk te realiseren, heeft men bij BZ een aantal keuzes gemaakt. Deze keuzes worden in de eerste plaats bepaald door de zorginhoud en niet door het bekostigingssysteem of externe vereisten zoals wet- en regelgeving. BZ werkt met vakbekwame en generalistisch wer-kende zorgverleners. In vergelijking met zorgverleners in de thuiszorg zijn zij hoger opgeleid en daarmee ook duurder. Een team bestaat uit medewerkers die zijn opgeleid op mbo- en hbo-niveau. Idealiter bestaat een team voor de helft uit wijkziekenverzorgenden en voor de helft uit (wijk)verpleegkundigen. Wijkverpleegkundigen (niveau 5) zijn hbo’ers. De verpleegkundigen in de wijk (niveau 4) hebben geen hbo gevolgd maar een inservice-opleiding. De inservice-opleiding is hoger dan die van wijkziekenverzorgenden. Wijkver-pleegkundigen en verWijkver-pleegkundigen in de wijk zijn allebei verWijkver-pleegkundigen in tegenstelling tot de wijkziekenverzorgenden (niveau 3-IG) en hebben een mbo-opleiding gevolgd. Er zijn dus bij BZ twee typen medewerkers: verpleeg-kundigen en ziekenverzorgenden, beiden gespecialiseerd in werken in de wijk. BZ spreekt alleen over wijkverpleegkundigen en wijkziekenverzorgenden. BZ stimuleert en ondersteunt wijkverpleegkundigen en wijkziekenverzorgen-den om hun vak verder te ontwikkelen en de rollen eigen te maken die nodig zijn voor de hier beschreven manier van werken. Men is er vooral op gericht om het buurtgericht werken verder te ontwikkelen. In samenwerking met Hogeschool Rotterdam en Saxion Hogeschool richt BZ de Buurtzorgacademie op die in het najaar van 2010 van start gaat. Hier worden alle opleiding en training op het gebied van vakontwikkeling ondergebracht. Daarnaast wordt gewerkt aan het verder expliciteren wat de BZ-werkwijze betekent voor het opleidingscurriculum van verpleegkunde opleidingen.

164

Kwaliteitszorgs ys teem gebaseerd op visie en vakinhoud

BZ ontwikkelt nieuwe werkwijzen die enerzijds de zorginhoud volgen en anderzijds recht doen aan de noodzaak om verantwoording af te leggen over de geleverde kwaliteit.

Een groep van wijkverpleegkundigen en wijkziekenverzorgenden werkt aan de ontwikkeling van een eigen kwaliteitszorgsysteem, het WIS: het Wijkver-pleegkundig Informatie Systeem. Het WIS bestaat uit drie onderdelen vanuit één centrale visie: de kwaliteit van leven van de cliënt. Het uitgangspunt is steeds dat de geboden zorg een bijdrage levert aan de kwaliteit van leven van de cliënten van BZ. Hierbij wordt een brede opvatting van kwaliteit van leven gehanteerd waarbij de nadruk ligt op zodanig ondersteuning bieden dat het evenwicht in draaglast en draagkracht van cliënt (en mantelzorgers) in relatie tot ziekte, handicap en beperking wordt vergroot. Het WIS is bedoeld om wijk-verpleegkundigen en wijkziekenverzorgenden te helpen om de buurtzorgvisie te realiseren. Samen met Aart Pool, expert op het gebied van professionalise-ring van de verpleegkundige, ontwikkelt de deze groep instrumenten die de zorgverleners van BZ ondersteunen bij hun dagelijks werk.

De drie onderdelen van het WIS zijn het Zorgkompas, de Belevingspeiler en het OMAHA-classificatiesysteem. De eerste twee instrumenten worden gebruikt in de eerste fase van contact met de cliënten, waarbij het gaat om het verhaal van de cliënt en zijn omgeving. Wijkverpleegkundigen schat-ten eerst de situatie in van de cliënt en zijn context, en wat de betekenis is van de omgeving. Dat is voor veel wijkverpleegkundigen en wijkziekenver-zorgenden nieuw. Zij hebben geleerd dat een methodische en systematische zorgverlening begint bij het inventariseren van problemen en het stellen van een verpleegkundige diagnose. De doelstelling van BZ is echter de cliënt zo zelfstandig mogelijk te houden en daarbij zo veel mogelijk het informele net-werk te gebruiken. Daartoe maken de zorgverleners eerst een ‘diagnose van de situatie’. Zorgkompas en Belevingspeiler zijn hulpmiddelen hiervoor. Het Zorgkompas geeft een indicatie van de belasting en ondersteuningsbehoefte van familie en naasten. De Belevingspeiler bevat vragen die weergeven hoe de cliënt zelf zijn gezondheidsproblemen ervaart, hoe hij daarmee omgaat in het dagelijks leven, persoonlijk, sociaal en financieel (zie ook Pool et al., 2003). Het derde onderdeel is een aangepaste versie van het Amerikaanse OMAHA-classificatiesysteem, waarmee problemen, interventies en uitkomsten worden beschreven. Het OMAHA-systeem automatiseert deze kennis waardoor het voor iedereen binnen BZ toegankelijk is. Een projectgroep heeft een thema-conferentie in de Verenigde Staten bezocht en enkele werkbezoeken afgelegd. Ook is het OMAHA-systeem door enkele teams getest om te zorgen voor een

165