• No results found

Drugsgerelateerde infectieziekten

5 Cijfers: ontwikkelingen in drugsgebruik en vergelijkingen met het buitenland

5.5 Drugsgerelateerde infectieziekten

Door het intraveneus injecteren met besmette naalden of door onveilige seks lopen gebruikers van harddrugs gevaar om besmet te raken met hiv, het virus dat aids en hepatitis B veroorzaakt. Hepatitis C wordt voornamelijk overgedragen door bloed-bloedcontact (bijvoorbeeld via geïnfecteerde spuiten). Toch laat recent onderzoek zien dat ook drugsgebruikers die aangeven nooit drugs te hebben geïnjecteerd een hoger risico hebben om besmet te raken met hepatitis C dan de gewone bevolking.45Het is niet bekend of dit komt door onderrapportage van spuitgedrag of door andere wijzen van virusoverdracht. Een chronische infectie met het hepatitis B- en C-virus kan ernstige vormen van leverontsteking veroorzaken. Harddrugsgebruikers zijn vanwege hun leefstijl en leef-omstandigheden ook ‘vatbaarder’ voor andere infectieziekten, zoals hepatitis A en TBC.

De belangrijkste bronnen voor het monitoren van de prevalentie en/of incidentie van hiv en hepatitis B en C onder drugsgebruikers in Nederland zijn de Amsterdamse Cohort studies (vanaf 1985; vanaf 2000 alleen drugs-gebruikers jonger dan 30 jaar) en de hiv-surveillance van het RIVM (primair hiv), met lokale studies uitgevoerd tussen 1996 en 2003. Laatstgenoemde bron geeft een betrouwbaar, maar géén actueel beeld van de verspreiding van hiv onder injecterende drugsgebruikers.

In 16 studies van de hiv-surveillance, uitgevoerd in negen steden en regio’s, zijn in totaal zo’n 3500 ooit- injec-terende drugsgebruikers getest op besmetting met hiv.46Deze studies lieten een grote regionale spreiding in be-smetting met hiv zien, variërend van 26% in Amsterdam tot 1% in Arnhem en Groningen. Figuur 5.15 geeft de resultaten weer van de meest recente peilingen. In steden of regio’s waar herhaald is gemeten bleef de preva-lentie stabiel (Amsterdam 1996-1999; Rotterdam 1994-2002/2003; Arnhem 1991/1992-1997), behalve in Heerlen waar een verdubbeling van 11% in 1994 naar 22% in 1999 werd gevonden. In Zuid-Limburg is een nieuwe studie in voorbereiding. De hoge prevalentie in Amsterdam wordt wel toegeschreven aan het feit dat de hiv-epidemie zich al heeft kunnen verspreiden voordat hier (effectieve) preventieve maatregelen waren geïm-plementeerd (zie ook hoofdstuk 7).

De gegevens moeten worden beschouwd in het licht van het geringe aantal harddrugsgebruikers dat tegen-woordig injecteert (rond de 10%). Naar schatting 38% van de huidige populatie opiaatgebruikers heeft ooit geïnjecteerd.39Risico’s op besmetting met hiv en hepatitis zijn aanzienlijk groter onder actuele of huidige injec-teerders, vergeleken met degenen die ooit drugs hebben geïnjecteerd maar dat niet meer doen.47

Figuur 5.15 Besmetting met hiv onder injecterende harddrugsgebruikers

Bron: RIVM.46

Hoeveel (injecterende) drugsgebruikers besmet zijn met hepatitis B en C is niet precies bekend, althans niet op landelijk niveau. Studies in Amsterdam (2005), Heerlen/Maastricht (1998/1999) den Haag (2000) en Rotterdam (1994), laten zien dat in deze steden de prevalentie van hepatitis C onder injecterende drugsgebruikers varieerde tussen 47% en 79%. Hepatitis B varieerde in de laatste 3 steden tussen 35% en 67%.

Het totale aantal besmette drugsgebruikers is van belang voor het inschatten van de (toekomstige) ziektelast en zorgbehoefte. Gegevens over de incidentie – het aantal nieuwe gevallen van besmetting onder drugsgebruikers

26% 14% 10% 5% 5% 3% 2% 1% 1% 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% Amsterdam 1998 Zuid-Limburg 1999 Rotterdam 2002/2003

Utrecht 1996 Brabant 1999 Twente 2000 Den Haag 2000

Arnhem 1997 Groningen 1997/1998

die voorheen nog niet besmet waren – kunnen iets zeggen over de mate waarin het beleid (via preventieve maatregelen) erin is geslaagd de overdracht van infectieziekten in te perken (zie hoofdstuk 7).

De Amsterdamse Cohort Studies laten zien dat er tussen 1985 en 2005 een sterke daling plaatsvond van het jaarlijkse aantal nieuwe gevallen van hiv en hepatitis C, althans onder Amsterdamse harddrugsgebruikers:47;48

• Bij de start van de studie was 85% van de drugsgebruikers die ooit hadden geïnjecteerd besmet met hepatitis C en 31% had tevens een hiv-infectie.

• Het aantal jaarlijkse nieuwe besmettingen met hepatitis C daalde van 28% (28/100 persoonsjaren) midden jaren tachtig tot 2% (2 per 100 persoonsjaren) in 2005. Degenen die ook recent nog drugs injecteerden hadden een groter risico op besmetting vergeleken met degenen die ooit injecteerden maar dat niet meer deden.

• De hiv-incidentie daalde van 8,6% (8,6 per 100 persoonsjaren) midden jaren tachtig naar 0,9% in 2005. In dit laatste jaar werden nog twee nieuwe gevallen van hiv-besmetting geregistreerd; in 2006 en 2007 geen enkel geval meer.

• Deze dalingen in hiv- en hepatitis C-incidentie gingen gepaard met een daling van injecterend drugsgebruik en van het lenen van (gebruikte) naalden.

De geringe incidentie van hiv blijkt ook uit rapportages van de Stichting HIV Monitoring, die jaarlijks gegevens verzamelt van alle met hiv geïnfecteerde personen die zich aanmelden bij behandelcentra.

• In 2006 was injecterend drugsgebruik bij 8 van de 871 nieuw aangemelde personen met een hiv-infectie de meest waarschijnlijke oorzaak van besmetting.

• In juni 2007 was van de totale groep van 13.086 geregistreerde hiv-geïnfecteerde personen bij 617 (5%) injecterend drugsgebruik de meest waarschijnlijke transmissieroute. De meerderheid van de injecterende drugsgebruikers (62%) is besmet vóór 1996 en slechts 16% in of na 2000. Bijna de helft van de geregi-streerde drugsgebruikers woont in Amsterdam.

Ook suggereren aangiftedata dat de incidentie van hepatitis B gering is. Van alle meldingen in 2007 van acute (n=220) en nieuwe chronische gevallen (n=1.563) van hepatitis B kon respectievelijk 1,2% en 0,9% worden toegeschreven aan injecterend drugsgebruik.49

Vergelijking met het buitenland

EuroHIV rapporteert over het aantal nieuwe diagnoses van hiv onder injecterende drugsgebruikers (www.euro-hiv.org). Figuur 5.16 geeft het aantal nieuwe meldingen in 2005 of 2006 weer. Duidelijk is dat het aantal nieuw gediagnosticeerde gevallen van injecterende drugsgebruikers met hiv per miljoen inwoners het laagst is in Ne-derland en België. Portugal gaat veruit aan kop, ondanks de sterk dalende trend die zich hier voordoet sinds begin deze eeuw. In absolute aantallen staat Portugal eveneens bovenaan: 703 gevallen in 2006, op grote af-stand gevolgd door het Verenigd Koninkrijk (187), Duitsland (168) en Frankrijk (167). In Nederland ging het om 17 gevallen.

Figuur 5.16 Nieuwe hiv-diagnoses bij injecterende drugsgebruikers. Aantal per miljoen inwoners in 2006I

I. 2005 voor Spanje en Italië. Bron: Eurohiv. Aantallen per verslagjaar (i.p.v. diagnosejaar).

Volgens het EMCDDA is de incidentie van hiv-infecties onder injecterende drugsgebruikers in de EU als geheel laag en dalende, na een piek in 2001-2002, die aan een uitbraak in de Baltische Staten kon worden toegeschre-ven. Desondanks is sinds 2001 een toename waarneembaar in het aantal geregistreerde nieuwe hiv-diagnoses in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.1

Studies waarin de prevalentie van hiv wordt gemeten, geven een beeld van de totale besmettingsgraad (dus zowel nieuwe als ‘bestaande’ gevallen). Deze studies variëren echter sterk in methodologie en dekkingsgraad (lokaal, regionaal, landelijk). De gegevens zijn derhalve niet goed vergelijkbaar en geven alleen een indicatie van verschillen. In drie EU-15 lidstaten zijn tussen 2001 en 2006 prevalenties van 20% of meer gevonden in ten minste één stad of regio: Spanje, Italië en Frankrijk.50Evenals in Nederland is ook in de laatste twee landen een grote lokale variatie waarneembaar. In Italië liep de lokale/regionale prevalentie uiteen van 3% tot 28%. In Frankrijk werd een range van 1% tot 32% gerapporteerd. Hiv-prevalenties tussen 10% en 20% worden gerap-porteerd in Ierland, Portugal en Duitsland. Prevalenties tussen 5% en 10% worden in diverse (lokale) studies in België, Luxemburg, Nederland en Noorwegen gemeld. Voor Nederland was de prevalentie gebaseerd op de hiv-surveillancestudie in Rotterdam.

Gegevens over hepatitis C zijn eveneens slecht vergelijkbaar, maar over het geheel kan worden geconstateerd dat de prevalentie van hepatitis C onder injecterende drugsgebruikers in vrijwel heel Europa hoger is dan die van hiv. In 2005-2006 liepen de waarden uiteen van 15% tot 90%, maar in de meeste landen is de prevalentie boven 40% (gebaseerd op antistoffen tegen hcv). Prevalentiegegevens voor hepatitis B laten een nog grotere variatie zien. Dat kan samenhangen met verschillen in dekkingsgraad van vaccinatieprogramma’s. In 2005-2006 rapporteerden 6 van 11 landen een prevalentie van anti-hbc hoger dan 40%.1Anti-hbc wijst op de aanwezigheid van een infectieverleden.

Aangiftegegevens suggereren dat het aantal nieuwe gevallen van hepatitis B in Europa een dalende lijn vertoont (wellicht samenhangend met vaccinatieprogramma’s). Voor hepatitis C zijn wisselende trends te zien. Zweden, Luxemburg en het VK rapporteren een toename van het aantal aangiftes van hepatitis C.

1 1 2 2 2 2 3 3 4 7 8 9 9 14 67 00 20 40 60 80 Nederland België Griekenland Denemarken Finland Duitsland Frankrijk VK Zweden Italië Oostenrijk Luxemburg Spanje Ierland Portugal