• No results found

Is de beoogde aanpak gerealiseerd?

In document Evaluatie van het Nederlandse drugsbeleid (pagina 111-119)

6 Scheiding der markten en beleid ten aanzien van coffeeshops

6.3 Is de beoogde aanpak gerealiseerd?

6.3.1 Is de wetgeving aangepast en is de kleinschalige verkoop gedoogd?

In 1976 is de Opiumwet aangepast. Daarmee zijn de verschillen in risico’s tussen ‘hennepproducten’ (met uit-zondering van hasjolie) (lijst II) en drugs met een onaanvaardbaar risico (lijst I) tot uiting gebracht. Het bezit van cannabis voor eigen gebruik is teruggebracht van misdrijf tot overtreding. Hiervoor wordt vanwege opsporings-technische redenen een grens van 30 gram gehanteerd. Bij verbalisering van arrestanten vanwege cannabisge-bruik bleek 60% een hoeveelheid van 30 gram cannabis of minder bij zich te hebben. Bovendien werd daarmee ook de kleinschalige handel binnen de overtredingssfeer gehouden.3

In de oude Opiumwet stond voor alle stafbare gedragingen maximaal 4 jaar gevangenisstraf of een boete van maximaal ƒ 20.000 (€ 9.076). In de nieuwe Opiumwet die op 1 november 1976 van kracht is gegaan werd het bezit van drugs met een onaanvaardbaar risico bestraft met maximaal 4 jaar of een boete van ƒ 50.000 Tabel 6.1: Voornemens met betrekking tot cannabis en coffeeshops

Context:

Toename gebruik cannabis en andere drugs, nadien opkomst heroïneproblematiek. Politieke context van gedogen en tolerantie (niet alleen drugs).

Vanaf 1995: VN-verdrag 1988. Schengen-akkoord.

Toegenomen mobiliteit binnen EU.

50% bevolking voorstander voortzetting gedoogbeleid of legalisering van softdrugs. Overlast (drugstoerisme) en criminaliteit rondom teelt en handel.

+

Basisprincipes/uitgangspunten:

Strafbaarstelling van drugsgebruik heeft beperkte invloed op ontwikkelingen in gebruik. Softdrugs zijn minder schadelijk dan harddrugs.

Niet criminaliseren van cannabisgebruiker ter voorkoming marginalisering. Cannabisgebruik is niet zonder gevaren.

Legalisering teelt, handel en verkoop niet haalbaar. Coffeeshops goed voor scheiding der markten.

Beoogde aanpak: differentiatie hard- en softdrugs in wetgeving en opsporings- en vervolgingsbeleid; ontmoediging cannabisgebruik door aanbodbeperking en preventie.

Onderscheid tussen hard- en softdrugs in wetgeving. O.a.:

Terugbrengen bezit van cannabis voor eigen gebruik tot overtreding. Gedogen van de verkoop onder voorwaarden.

Ten aanzien van gebruikers: ontmoediging.

Intensiveren van voorlichting over de nadelige werking van cannabis (hoofdstuk 7). Ten aanzien van coffeeshops (vanaf 1995): aanbodbeperking.

Verfijning OM-richtlijn coffeeshops 1994, harder optreden OM tegen verkoop harddrugs. Terugdringen export voorraadhoeveelheden: toegestane verkoop beperken tot vijf gram.

Bestuursrechtelijke regelgeving ten behoeve van regulering coffeeshops, vestigings- en exploitatieregulerende maatregelen door gemeenten (waaronder eisen aan exploitanten coffeeshops t.a.v. criminele antecedenten), convenanten, samenhangende lokale aanpak.

Coffeeshops handhaven, maar ondersteuning van lokale sanering en betere beheersing.

Regulering van coffeeshops: leeftijdsgrenzen stellen aan verkoop, vestiging in nabijheid van scholen verbieden, alleen ‘droge’ coffeeshops, zonder gokkasten.

Gedegen handhaving. Aanpak overlast.

Optreden tegen niet-gedoogde verkooppunten softdrugs. Oprichting expertisebureau ter ondersteuning lokaal beleid. Aanpak rol criminele organisaties.

Beoogde uitkomsten:

Ten aanzien van gebruikers:

Minder cannabisgebruikers gaan over op harddrugs.

Cannabisgebruikers blijven in principe buiten het strafrecht (geen criminalisering) en zijn niet gemarginaliseerd (sociaal geïnte-greerd).

Ten aanzien van coffeeshops:

Gescheiden detailhandelsmarkten soft- en harddrugs. Minder coffeeshops.

Coffeeshops voldoen aan criteria.

De aandacht van het opsporingsapparaat verschuift naar de handel in drugs met onaanvaardbare risico’s, op termijn minder controle- en handhavingsinspanningen coffeeshops.

Beperkte invloed georganiseerde criminaliteit op coffeeshopwezen. Minder overlast.

(€ 22.689). De gevangenisstraf voor de import en export werd tot 12 jaar verhoogd en de boete werd ƒ 250.000 (€ 113.445). De maximum gevangenisstraf voor binnenlandse handel werd verdubbeld tot 8 jaar en de geld-boete verhoogd tot ƒ 100.000 (€ 45.378). Voor bezit en de import en export van drugs met een onaanvaardbaar risico in geringe hoeveelheden bestemd voor eigen gebruik werd de gevangenisstraf verlaagd tot één jaar of bestraft met een geldboete van ƒ 20.000 (€ 9.076).3;5

Bezit, binnenlandse handel en de productie van cannabis (hasj en marihuana) werden bestraft met maximaal twee jaar en ten hoogste ƒ 20.000 (€ 9.076) boete. Voor de in- en uitvoer bleef de maximum gevangenisstraf 4 jaar. Een uitzondering werd gemaakt voor het bezit, productie of binnenlandse handel voor hoeveelheden cannabis tot en met 30 gram. Deze feiten werden niet meer als misdrijf maar overtreding gezien, waarvan de straf maximaal 1 maand hechtenis of f. 10.000 (€ 4.538) boete was. In latere jaren is de Opiumwet herhaaldelijk aangepast (zie hoofdstuk 9, tabel 9.1).

Het gebruik van cannabis werd tegen het einde van de jaren zestig al gedoogd op grond van op het opportu-niteitsbeginsel gebaseerde richtlijnen van het OM. In 1977 werd op grond van het opportuopportu-niteitsbeginsel ook besloten om de (verkoop van cannabis via de) huisdealer te gedogen, dat wil zeggen, pas strafrechtelijk te ver-volgen na beraad in het driehoeksoverleg met het lokale bestuur. Enige jaren later werden op grond van hetzelfde principe de coffeeshops gedoogd.5

6.3.2 Zijn de OM-richtlijnen verfijnd?

De verkoop van cannabis is bij wet verboden (Opiumwet art. 3). Onder bepaalde, vastgelegde voorwaarden wordt de verkoop evenwel gedoogd, dat wil zeggen: het OM ziet af van vervolging (op basis van art. 167 lid 2 Sv). Bij de beoordeling van de vraag of tegen een coffeeshop – een bij de wet verboden situatie – strafrechtelijk opgetreden dient te worden, gelden de AHOJ-G-criteria: geen affichering, geen verkoop van harddrugs, geen overlast, geen verkoop van drugs aan jeugdigen en geen toegang aan jeugdigen tot de coffeeshop en geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie, dat wil zeggen: hoeveelheden groter dan voor eigen gebruik.

De grondslag van dit gedoogbeleid ligt ‘in de afweging van belangen waarbij het belang van handhaving moet wijken voor een hoger identificeerbaar algemeen belang. In de context van het drugbeleid wordt dit hogere belang gevonden in de volksgezondheid (scheiding der markten) en de openbare orde. Het gaat dus om een positieve beslissing niet op te sporen en te vervolgen ongeacht de aanwezige capaciteit’ (Aanwijzing Opiumwet, tekst 2009). Aanvankelijk lag de leeftijdsgrens voor ‘jeugdigen’ bij 18 jaar en de verkoophoeveelheid per transactie op 30 gram. Er was geen maximale handelsvoorraad vastgesteld.

De criteria zijn al vastgelegd vóór 1995. Ze zijn beschreven in de Aanwijzing Opiumwet en Richtlijnen voor straf-vordering Opiumwet. Er zijn enkele malen wijzigingen doorgevoerd en nadere specificaties toegevoegd, onder andere naar aanleiding van de voornemens in de Drugsnota 1995.6-8Deze betroffen:

• een verbod op de gecombineerde verkoop van alcohol en softdrugs; • verlaging van de maximale transactiehoeveelheid van 30 naar naar vijf gram; • vastlegging van een maximale voorraadhoeveelheid van 500 gram;

• specificatie van de toegestane toegangsleeftijd van jeugdigen op 18 jaar; • specificatie van het afficheringscriterium.

Anno 2009 luiden de criteria als volgt:

A Geen affichering: dit betekent geen reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit.

H Geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of verkocht worden. O Geen overlast: onder overlast kan worden verstaan: parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder,

vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshop rondhangende klanten.

J Geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang aan jeugdigen tot een coffeeshop: gelet op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van 18 jaar.

G Geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (= vijf gram); onder ‘transactie’ wordt begrepen: alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper.

• Daarnaast heeft de lokale driehoek (burgemeester, politie en Openbaar Ministerie) ook een maximale han-delsvoorraad vastgesteld waartegen niet zal worden opgetreden. Deze voorraad mag niet meer zijn dan 500 gram. Wat dit criterium betreft is in 2000 in de nota Het pad naar de achterdeur gesteld dat de bevoorrading van coffeeshops slechts beperkte opsporingsprioriteit geniet.9

Het afficheringscriterium is in 2006 nauwkeurig gespecificeerd als: het kenbaar maken van prijzen met verkoop-punten door middel van elk medium (televisie, radio, kranten, internet, reclameborden langs de weg, posters, folders, magazines, gidsen, tijdens manifestaties e.d.); meer dan slechts ‘beursberichten’; pseudomedische of -wetenschappelijke voorlichting, mits kan worden aangetoond dat het in feite een openbaarmaking betreft, welke er kennelijk op is gericht de verkoop, aflevering of verstrekking van drugs te bevorderen (bijvoorbeeld een in de vorm van ‘voorlichtingsfolder’ gegoten reclamefolder over softdrugs uitgegeven door en herleidbaar tot een coffeeshop). Verder mag de coffeeshop geen reclame maken die meer inhoudt dat een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit); bijvoorbeeld een uithangbord of lichtbak aan de gevel of een poster op de ruit. Andere criteria zijn minder gespecificeerd: het is bijvoorbeeld niet duidelijk wat te gebeuren staat wanneer een klant bij meerdere coffeeshops op een dag vijf gram aanschaft. Ook bevat het 500-grams criterium geen tijds-of plaatseenheid, waardoor ruimte bestaat voor continue aanvulling van de voorraad en voor voorraadvorming buiten de coffeeshop.10;11

Indien een gedoogde coffeeshop (een van) deze criteria overtreedt, kan bestuursrechtelijk worden ingegrepen door middel van waarschuwingen, boetes en tijdelijke of definitieve sluiting van een coffeeshop. Ook is er dan voor de politie grond om proces-verbaal op te maken en dit aan te bieden aan het OM, zodat het OM tot ver-volging over kan gaan.

Het gedoogbeleid geldt niet voor verkoop van cannabis in niet-gedoogde verkooppunten zoals winkels of afhaalcentra, via koeriers of taxibedrijven, 06-nummers, postorderbedrijven of anderszins. De Aanwijzing Opiumwet anno 2009 zegt hierover: ‘Voor zover dergelijke situaties in het verleden wel zijn getolereerd of ge-doogd, dient het beleid te zijn gericht op beëindiging daarvan.” Ook kan zonder meer strafrechtelijk worden opgetreden tegen coffeeshops die niet passen in het gemeentelijk beleid, geen vergunning hebben en zich toch in de gemeente vestigen. Het Coalitieakkoord uit 2007 stelt dat coffeeshops die zich niet houden aan de AHOJ-G-criteria zonder pardon moeten worden gesloten.12

6.3.3 Is er bestuursrechtelijk geïntervenieerd?

Sinds 1999 wordt het gemeentelijk beleid inzake coffeeshops gemonitord in onderzoek in opdracht van het WODC. Aan dit onderzoek nemen alle Nederlandse gemeenten deel. Dit waren er 443 in 2007. Gemeenteambtenaren worden schriftelijk en/of telefonisch bevraagd. Geput wordt hier uit de meest recente versie van de monitor.13

• Wanneer een gedoogde coffeeshop zich houdt aan de door de lokale driehoek vastgestelde beleidsregels (mi-nimaal de AHOJ-G-criteria), wordt door de politie en het Openbaar Ministerie niet opgetreden. Bij overtreding van de beleidsregels kan strafrechtelijk en bestuursrechtelijk worden opgetreden. Driekwart van de gemeenten heeft in het beleid vastgelegd welke bestuursrechtelijke sancties worden toegepast bij overtreding. Meestal geldt een stappenplan met (per criterium) twee, drie, vier of vijf fasen. Dit betekent dat bij een herhaling van de overtreding, al dan niet binnen een bepaalde periode, de sancties hoger zijn. De meest voorkomende sanc-ties zijn: formele waarschuwingen; sluitingen voor bepaalde tijd (bijvoorbeeld twee weken of drie maanden); sluitingen voor onbepaalde tijd; en definitieve sluitingen. Daarnaast hanteren gemeenten in mindere mate sanctiemiddelen zoals geldelijke boetes en intrekking van de gedoogverklaring. De sanctionering verschilt per regel. Zo wordt bij overtreding van de afficheringsregel eerst een formele waarschuwing gegeven, daarna een boete en tot slot kan een sluiting volgen. Bij overtreding van de harddrugs- of de jeugdigenregel gaat men sneller over tot sluiting. Overigens heeft een aantal gemeenten geen sancties geformuleerd voor overtredingen van het criterium van de ‘grote hoeveelheden’ en het criterium van de ‘maximale handelsvoorraad’ omdat deze criteria, volgens eigen zeggen, lastig zijn te controleren en de bewijslast lastig rond te krijgen is. • Over overtredingen en sancties is het volgende bekend (tabel 6.2):

- In het merendeel (59%) van de gemeenten met coffeeshops zijn geen overtredingen vastgesteld. - In totaal zijn 88 overtredingen vastgesteld – 19 meer dan in 2005.

- Deze hebben vooral betrekking op het jeugdcriterium (15 gemeenten) en op de maximale handels -voorraad (20 gemeenten). Overtreding van de maximale handels-voorraad (28 keer) het vaakst tot een sanctie geleid.

- In 2007 is 15 keer een sanctie opgelegd zonder dat hierbij een stappenplan is gevolgd – voornamelijk omdat in de betreffende gemeenten geen stappenplan was op dat moment. Bij de meeste overtredingen is het stappenplan wél consequent uitgevoerd. Redenen om het stappenplan niet consequent toe te pas-sen, zijn de ernst van de overtredingen of een combinatie van overtredingen.

De sancties hangen af van de ernst van de overtreding, of er sprake is van een combinatie van overtredingen en van de recidive. In 2007 is meestal een formele waarschuwing gegeven, maar ook volgde wel sluiting voor bepaalde tijd of definitieve sluiting, vooral bij overtreding van het jeugdcriterium, bij verkoop van te grote hoe-veelheden en bij overschrijding van de maximale handelshoeveelheid.

• In 2003 is de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet BIBOB) in werking getreden. Deze wet maakt het mogelijk om vergunningen of subsidies te weigeren of in te trekken als er een serieuze dreiging is van misbruik door criminelen. Met de wet wordt beoogd te voorkomen dat via de overheid onbedoeld criminele activiteiten worden gefaciliteerd. In de interdepartementale cannabisbrief uit 2004 worden gemeenten aangespoord om de Wet BIBOB te gebruiken om de integriteit van coffeeshop houders te beoor-delen. In 2007 heeft driekwart van de gemeenten de toepassing van de Wet BIBOB in het beleid opgenomen, meer dan de 49% uit 2005. Eenderde van de gemeenten met coffeeshops hebben de wet ook al toegepast bij vergunningverlening aan coffeeshops.13Het merendeel (15) heeft de wet eenmaal toegepast, drie ge-meenten één keer en vijf gege-meenten drie keer of vaker (zie ook www.hetccv.nl). Dit betekent dat een min-derheid van de 106 gemeenten met coffeeshops de wet heeft ingezet. Het is in 2007 echter wel vaker gebeurd dan in 2005, toen nog maar 12% de wet had toegepast ten aanzien van coffee shops.

6.3.4 In hoeverre staan gemeenten coffeeshops toe?

Gemeenten kunnen zelf hun beleid met betrekking tot de vestiging van coffeeshops vaststellen. Het standpunt van de gemeente dient officieel te worden vastgelegd. Wanneer een coffeeshop zich vestigt in een gemeente zonder formeel vastgelegd coffeeshopbeleid, kan deze gemeente deze coffeeshop lastig bestuursrechtelijk sluiten. Het is dus van belang het gemeentelijk beleid vastgesteld te hebben.

De meeste gemeenten in Nederland staan geen coffeeshops toe, zij voeren een ‘nulbeleid’ (tabel 6.3). Dit beeld is over de jaren heen (sinds 1999) constant.13Een kwart (107 gemeenten) staat wél coffeeshops toe, maar bindt dit aan een maximum. Daarnaast zijn er gemeenten zonder beleid en gemeenten met een andere beleidsvorm, waarbij gedacht kan worden aan een verminderingsbeleid, een uitsterfbeleid of het zogenoemde ‘Bussumse model’.b52% heeft regionale afspraken gemaakt over het te voeren coffeeshopbeleid.

Sanctie formele geldelijke sluiting voor sluiting voor definitieve anders geen sanctie waarschuwing boete bepaalde tijd onbepaalde tijd sluiting opgelegd Criterium A-criterium 13 0 0 0 0 0 0 H-criterium 0 0 0 0 0 0 0 O-criterium 6 0 0 0 0 0 0 J-criterium 20 0 6 0 0 1 0 G-criteriumII 3 0 4 0 2 0 4 M-criteriumIII 13 0 11 0 1 3 1 Openingstijden 2 0 0 0 0 0 1

Geen criminele activiteiten 0 0 0 0 1 1 0

Aanwezigheid beheerder 5 0 0 0 0 1 0

Anders 0 0 0 0 0 1 0

I. Meerdere sancties mogelijk per criterium. II. G-criterium: Grote hoeveelheden, 5 gram. III. M-criterium: Maximale handelsvoorraad, 500 gram. Bron: Bieleman et al., 200813

Tabel 6.2 Aantal opgelegde sancties per criterium, 2007 (n=100)I

2003 2004 2005 2007 Beleidsvorm: N % N % N % N % Geen beleid 35 7 34 7 42 9 45 10 Nulbeleid 335 69 340 70 314 67 288 66 Maximumbeleid: 105 22 104 22 106 23 107 24 Cs>toegestaan 12 11 10 10 10 10 16 15 Cs<toegestaan 10 10 11 11 11 11 17 15 Cs=toegestaan 83 79 83 79 85 80 74 70 Anders 12 2 5 1 5 1 3 1 Totaal 487 100 483 100 467 100 443 100

I. Door wijzigingen in de vraagstelling t.a.v. maximumbeleid zijn nauwkeurige vergelijkingen met de jaren vóór 2003 niet mogelijk. Bron: Bieleman et al., 200813

Tabel 6.3 Gemeenten naar soort beleid, 2003-2007I

Gemeenten gedogen coffeeshops omdat ze overlast, criminaliteit of illegale verkoop willen tegengaan. In de meeste gemeenten is het aantal coffeeshops gelijk aan het maximum dat gesteld is. 34 gemeenten hebben in 2007 te veel of te weinig coffeeshops in relatie tot het beleid. Dit is meer dan in 2005, toen er 22 gemeenten waren waarin het aantal coffeeshops niet in overeenstemming was met het beleid. Dit komt volgens Bieleman et al. (2008) onder andere doordat een aantal gemeenten het beleid heeft aangescherpt en het maximumaantal coffeeshops naar beneden heeft bijgesteld. In totaal zijn er in 2007 evenveel coffeeshops als het beleid toestaat. Een minderheid van de gemeenten heeft geen beleid vastgesteld. Dit zijn er in 2007 iets meer, maar dit heeft te maken met gemeentelijke herindelingen. Een kwart van de gemeenten met coffeeshops geeft in 2007 aan het beleid te hebben geïntensiveerd om verdere vestiging van coffeeshops te voorkomen. Dit is minder dan in 2005, toen tweederde dit aangaf.

In 2008 hebben enkele gemeenten bekendgemaakt coffeeshops te willen sluiten. Roosendaal en Bergen op Zoom willen geen coffeeshops meer toestaan (en gaan dus over op een nulbeleid). Andere gemeenten gaan stringentere vestigingscriteria stellen in de vorm van minimale afstand van coffeeshops tot scholen, conform Co-alitieakkoord (2007).

6.3.5 Is de regulering in gemeenten verscherpt?

Veel gemeenten hanteren naast de landelijke AHOJ-G-criteria zelf ook nog lokale criteria om de verkoop van cannabis via coffeeshops te reguleren.

• Een ervan is de afstand tot scholen13. Van de 106 gemeenten met coffeeshops hanteert 80% in 2007 een afstands- of nabijheidcriterium ten opzichte van scholen. De (minimale) afstanden variëren van 50 tot 500 meter (tabel 6.4). De meeste gemeenten gaan uit van een afstand van (minimaal) 250 meter. Vaak wordt het afstandscriterium omschreven als ‘niet in de (directe) nabijheid van scholen’. Ten opzichte van 2005 zijn er drie gemeenten bijgekomen die beleid hebben geformuleerd ten aanzien van de afstand tot scholen.

2005 2007 Doelstelling: N % N % Minimaal 50 meter 0 0 1 1 Minimaal 100-150 meter 7 7 10 10 Minimaal 200 meter 6 5 6 6 Minimaal 250 meter 42 40 44 41 Minimaal 300 meter 4 4 4 4 Minimaal 500 meter 8 8 5 5

Niet in ‘nabijheid’ scholen 14 13 14 13

Geen afstands¬criterium in beleid 24 23 21 20

Totaal 105 100 105 100

I. In 2007 is eenmaal ‘weet niet’ geantwoord. Bron: Bieleman et al., 200813

Tabel 6.4 Afstand tot scholen in het gemeentelijk coffeeshopbeleid, 2005 en 2007I

• Voor het merendeel van de gemeenten heeft het criterium zowel betrekking op basisscholen als op het voort-gezet onderwijs. In vier gemeenten heeft het afstandscriterium alleen betrekking op het voortvoort-gezet onderwijs. • De afstand tot scholen, evenals de afstand tot de landsgrens en de overige vestigingscriteria, werd in 2004

in de praktijk niet actief gehandhaafd.14Vestigingscriteria zijn namelijk ex-ante criteria, wat inhoudt dat ge-meenten bij de vestiging (of verplaatsing) van een (nieuwe) coffeeshop deze criteria zal (moeten) toetsen alvorens over te gaan tot verlening van de gedoogverklaring.14Bij reeds bestaande coffeeshops ligt de afstand tot scholen daarom gecompliceerd. Gemeenten hebben dit criterium meestal pas in een later stadium opge-nomen in het coffeeshopbeleid, terwijl in de periode voor deze beleidsaanpassing wel coffeeshops in de na-bijheid van scholen werden gedoogd. Het kan daarom (bestuurlijk en juridisch) moeilijk zijn om tot sluiting over te gaan.

• In de interdepartementale cannabisbrief (2004) pleiten de ministeries van Justitie, VWS en BZK ervoor om in overleg met gemeenten te komen tot een striktere handhaving en een betere hantering van de afstand-scriteria tot scholen en de landsgrens. Het Coalitieakkoord uit 2007 meldt expliciet het plan om coffeeshops in de nabijheid van scholen en in de grensstreek te sluiten. Het kabinet wil hierover overleg voeren met ge-meenten, waarbij de bestaande praktijk wordt meegewogen. Een aantal gege-meenten, waaronder Amsterdam en Rotterdam, heeft in 2008 aangegeven coffeeshops te willen gaan sluiten.

dit criterium. (Minimaal) 61 coffeeshops in 24 gemeenten bevinden zich binnen de afstanden die formeel in het beleid zijn vastgesteld. Dit is een verdubbeling ten opzichte van 2005.

• Een tweede lokaal criterium is de afstand tot de landsgrens. Twee van de vijftien gemeenten met coffeeshops in de buurt van de grens hanteren een dergelijk afstandscriterium. De ene specificeert deze afstand niet, de andere heeft bepaald dat geen coffeeshop mag worden gevestigd in het deel van de gemeente dat het dichtst in de buurt van de grens ligt (het betreft een bedrijvenpark).

• In 61 van de 106 gemeenten gelden nog andere vestigingscriteria voor coffeeshops, zoals: - geen coffeeshops in de nabijheid van een jongerenvoorziening (12% in 2005, 40% in 2007); - coffeeshops moeten op bepaalde onderlinge afstand gevestigd zijn (12% in 2005, 46% in 2007); - coffeeshops moeten zich bevinden binnen een afgebakend ruimtelijk gebied (21-31%);

- ze moeten zich bevinden op een locatie met horecabestemming (14-33%);

- ze mogen zich niet bevinden in een woonwijk of buitengebied (40-51%), in de nabijheid van horeca of winkels (0-20%) of van een daklozen- en/of verslaafdenopvang (0-8%).

In 2007 zijn er méér gemeenten met eigen vestigingscriteria dan in 2005. Bovendien is het aantal criteria per gemeente verdubbeld. Nieuw in 2007 zijn de afstand tot horeca en/of winkels en tot daklozen- en/of verslaafdenopvang. In negen gemeenten wordt niet aan één of meerdere van deze criteria voldaan (in 2005 waren dit er acht). In alle gevallen gaat het om coffeeshops die er al zaten voordat de criteria van kracht gingen. Enkele shops vallen onder het overgangsrecht en mogen blijven zitten.

• De helft (53) van de gemeenten met coffeeshops hanteert nog overige criteria. Ook dit is meer dan in 200513.

In document Evaluatie van het Nederlandse drugsbeleid (pagina 111-119)