• No results found

Discussie: beperkingen en suggesties voor verder onderzoek In dit hoofdstuk is een antwoord gegeven op de vraag wat de

In document Uitgenodigde vluchtelingen (pagina 116-122)

maatschap-pelijke positie van uitgenodigde vluchtelingen is en welke factoren deze maatschappelijke positief dan wel negatief beïnvloeden. Daartoe is in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de maatschappelijke positie van uitgenodigde vluchtelingen vergeleken met de maatschappelijke positie van andere groepen in de Nederlandse samenleving in de periode 1999 tot en met 2004. Daarnaast is de samenhang tussen de arbeidsmarktpositie van uitgenodigde vluchtelingen en verschillende andere factoren onder-zocht met behulp van logistische regressie. Wij hebben hiervoor gebruik-gemaakt van gegevens uit het SSB. Het feit dat we gebruik kunnen maken van deze geregistreerde gegevens heeft grote voordelen, maar betekende ook een aantal beperkingen voor dit onderzoek. Deze voor- en nadelen zullen wij in deze paragraaf bespreken.

Het SSB is een verzameling gekoppelde registers. De basis van het SSB wordt gevormd door de GBA, dat gegevens over alle Nederlanders bevat. Een aantal registers, die deel uitmaken van het SSB, bevatten slechts gegevens over de personen waarop zij van toepassing zijn. In de gebruikte onderwijs-registers komen bijvoorbeeld alleen personen voor die vanwege inschrijving in het onderwijs geregistreerd zijn bij de Informatie Beheer Groep. En in het HKS zijn alleen verdachte personen geregistreerd waartegen door de politie een proces-verbaal is opgemaakt. Omdat het SSB gegevens bevat over alle in de GBA geregistreerde personen in Nederland en dus gegevens bevat over de gehele (geregistreerde) Nederlandse bevolking, hebben wij in dit onderzoek een overzicht kunnen geven van de maatschappelijke positie van alle uitge-nodigde vluchtelingen die momenteel nog in Nederland wonen. En hebben wij deze maatschappelijke positie kunnen vergelijken met andere groepen die (legaal) in Nederland verblijven. Een ander voordeel van deze geregis-treerde gegevens is dat ze geschikt zijn om de feitelijke maatschappelijke positie van personen op verschillende peilmomenten te beschrijven. Regis-ters zijn namelijk niet gebaseerd op retrospectieve zelfgerapporteerde data, en daarom minder gevoelig dan surveys voor subjectieve vertekeningen van de werkelijkheid. Bovendien maakt de koppeling van verschillende registers het mogelijk om de samenhang tussen de feitelijke maatschappelijke positie en de geregistreerde context van die maatschappelijke positie te beschrij-ven. Ten slotte is een ander voordeel van registerdata dat ze op individueel niveau beschikbaar zijn en over meer jaren gekoppeld kunnen worden. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om ontwikkelingen in de maatschappe-lijke positie van uitgenodigde vluchtelingen over de tijd te volgen.

Behalve deze voordelen, heeft dit onderzoek ook een aantal beperkingen. Eén van de beperkingen van registerdata is een gevolg van het feit dat registers ten behoeve van registratie en niet ten behoeve van (theorie-gestuurd) onderzoek zijn opgezet. De registratie in de diverse registers

van het SSB is dan ook niet tot stand gekomen vanwege een theoretische operationalisatie (Leeuw, 2006). Hierdoor ontbreken theoriegestuurde variabelen in dit onderzoek en is het niet goed mogelijk geweest om een volledig theoretisch model te toetsen. Zo ontbreken gegevens over (inves-teringen in) humaan en sociaal kapitaal. In dit onderzoek ontbreken helaas ook gegevens over de taalvaardigheid en de gezondheidssituatie van uitgenodigde vluchtelingen. Desondanks hebben wij hier wel een aantal samenhangen, die volgens de huidige theoretische inzichten bestaan, kunnen onderzoeken. Zo hebben wij een indicatie kunnen geven van onder andere de samenhang van lokale werkgelegenheid en van de huis-houdensamenstelling met de kansen op werk voor uitgenodigde vluchte-lingen. Ook waren niet over alle indicatoren in dit onderzoek in voldoende mate gegevens beschikbaar om een goed inzicht te geven in alle maat-schappelijke domeinen. Andere gegevens ontbraken volledig in dit onder-zoek. Dat gegevens niet of slechts beperkt beschikbaar waren, is ten eerste een gevolg van het feit dat het SSB een verzameling gekoppelde registers is waaraan nog steeds nieuwe registers worden toegevoegd. Een aantal van de in het vorige hoofdstuk genoemde factoren ontbreken in dit onderzoek, omdat gegevens hierover (nog) niet geregistreerd worden. Naast het net al genoemde gemis van taal en gezondheid, ontbreken bijvoorbeeld ook gegevens over uitsluiting en discriminatie. Wellicht is het in de toekomst mogelijk om iets over de taalvaardigheid van vluchtelingen te zeggen aan de hand van Cito- of NT2-registraties. Ook over de gezondheidssituatie van uitgenodigde vluchtelingen valt wellicht iets te zeggen als bijvoor-beeld geregistreerde huisartsgegevens beschikbaar komen. Gegevens over onderwijs waren slechts in beperkte mate beschikbaar omdat bijvoorbeeld gegevens over mbo pas sinds 2005 volledig beschikbaar zijn.

Een andere reden waarom sommige gegevens niet voldoende beschikbaar waren, hangt samen met de onderzochte populatie. De groep uitgenodig-de vluchtelingen is namelijk een relatief kleine groep binnen uitgenodig-de volledige allochtonenpopulatie. Hierdoor is de kans dat uitgenodigde vluchtelin-gen in voldoende mate zijn opvluchtelin-genomen in de diverse registers ook klei-ner dan die voor andere migranten is. Daarom hebben we slechts een globaal beeld kunnen schetsen van de onderwijssituatie en criminaliteit van uitgenodigde vluchtelingen. Toekomstig onderzoek zou meer inzicht kunnen bieden in de maatschappelijke positie van uitgenodigde vluch-telingen wanneer gegevens over onderwijs en criminaliteit uitgebreider beschikbaar zijn en gegevens over taal en gezondheid beschikbaar komen. Bovendien zal het dan wellicht mogelijk zijn om met behulp van multiva-riate analyses de invloed van taal, onderwijs en gezondheid op de kansen op werk van uitgenodigde vluchtelingen te onderzoeken.

4.9 Conclusies

In dit hoofdstuk is de maatschappelijke positie van uitgenodigde vluch-telingen vergeleken met de maatschappelijke positie van statushouders en die van een aantal andere groepen in Nederland, te weten autochtone Nederlanders, allochtonen uit Turkije, Marokko, Suriname, en Aruba en de Nederlandse Antillen. Daarbij is niet alleen gekeken naar wat de maat-schappelijke positie was op de gebieden van onderwijs, arbeid en crimi-naliteit, maar is ook gekeken welke factoren samenhangen met verschillen in arbeidsdeelname tussen de verschillende groepen. De belangrijkste resultaten zullen wij hieronder nog kort toelichten.

Onderwijs

Op het gebied van onderwijs lijken uitgenodigde vluchtelingen en status-houders het even goed te doen. Vluchtelingen blijven echter wel op een gemiddeld lager niveau in het onderwijs steken dan andere allochtonen in Nederland en hun onderwijsprestaties blijven dus ook achter bij die van autochtone Nederlanders. Wegens de beperkingen van de onderwijscijfers hebben we vermoedelijke oorzaken hiervoor, zoals leer- en taalachter-standen en sociaal-economische positie, niet kunnen toetsen.

Arbeidsdeelname

Vergeleken met de andere groepen in de Nederlandse samenleving blijken uitgenodigde vluchtelingen en statushouders een lagere arbeidsdeelname te hebben. Uitgenodigde vluchtelingen werken minder dan de andere groepen in Nederland, ontvangen vaker een bijstandsuitkering en zijn vaker inactief.

Niet alleen participeren vluchtelingen minder op de arbeidsmarkt dan andere groepen in Nederland, zij verdienen daarnaast ook minder met hun werk en werken meestal in laagbetaalde en laaggewaardeerde beroe-pen. Als uitgenodigde vluchtelingen de arbeidsmarkt weten te betreden, is dat dus vaak aan de (onzekere) onderkant van de arbeidsmarkt. Naarmate uitgenodigde vluchtelingen langer in Nederland verblijven, verschuift de werkkring waarin zij werken enigszins. Na een verblijf van drie jaar in Nederland werken vluchtelingen nauwelijks nog (als seizoensarbeider) in de landbouwsector. Tegelijkertijd is het wel zo dat na een verblijf van drie jaar nog steeds 40% van de werkzame vluchtelingen voor een uitzendbu-reau werkt.

De verschillen tussen uitgenodigde vluchtelingen en statushouders onder-ling zijn relatief klein, terwijl deze twee groepen samen wel in grotere mate verschillen van de andere groepen in Nederland. Op basis van het verschil tussen statushouders en uitgenodigde vluchtelingen ontstaat gemakkelijk het beeld dat statushouders betere kansen op werk hebben in Nederland dan uitgenodigde vluchtelingen.

De beschrijvende resultaten laten echter ook zien dat uitgenodigde vluch-telingen vaker in provincies wonen met hogere werkloosheid, en vaker in kleinere gemeentes wonen dan overige statushouders. De resultaten van de verklarende analyses laten zien dat verschillen in verblijfsduur, demografische samenstelling, huishoudensamenstelling en woonplaats samenhangen met de verschillen in arbeidsdeelname van uitgenodigde vluchtelingen en statushouders. Dit zou kunnen betekenen dat structu-rele mogelijkheden op de arbeidsmarkt voor uitgenodigde vluchtelingen kleiner zijn dan die van de andere statushouders. Zo blijkt de positie van vluchtelingen op de arbeidsmarkt gevoelig voor de mate van werkloos-heid in de regio waar zij wonen. Wanneer de werklooswerkloos-heid hoger is in de regio, zijn de kansen kleiner dat vluchtelingen werk hebben. In middel-grote gemeentes lijken de kansen op werk voor vluchtelingen het grootst. Gegeven de bevinding dat vluchtelingen vaak in de onderste segmenten van de arbeidsmarkt werken, zou het kunnen zijn dat in kleinere gemeen-tes minder werk voor vluchtelingen beschikbaar is dan in middelgrote gemeentes. Aangezien in grotere gemeentes vaak ook meer andere niet-westerse allochtonen wonen, die ook vaak banen hebben in de onderste arbeidsmarktsegmenten, ondervinden vluchtelingen daar mogelijk meer concurrentie van deze groepen. Naast de woonplaats van uitgenodigde vluchtelingen, is ook de huishoudensamenstelling van invloed op kansen op werk. Zo blijken uitgenodigde vluchtelingen met een partner vaker te werken dan vluchtelingen zonder partner. De huishoudensamenstelling van uitgenodigde vluchtelingen kan ook een belemmering vormen op de arbeidsmarkt. Het feit dat vrouwelijke uitgenodigde vluchtelingen met jonge kinderen minder vaak werken dan vrouwen zonder kinderen, sugge-reert dat jonge kinderen voor vrouwen een reden zijn om niet te werken. Overigens laten de resultaten van deze analyses ook zien dat er sprake is van een hoge mate van stabiliteit op de arbeidsmarkt onder uitgenodigde vluchtelingen en statushouders. Niet alleen is het waarschijnlijker dat vluchtelingen die eenmaal aan het werk zijn, het jaar daarop nog steeds betaald werk hebben dan dat zij niet werken, ook is het waarschijnlijker dat vluchtelingen die eenmaal een bijstandsuitkering ontvangen het jaar daarop ook een bijstandsuitkering ontvangen. Deze stabiliteit op de arbeidsmarkt zou een belemmerende factor kunnen zijn voor vluchte-lingen die de arbeidsmarkt nog niet hebben betreden.

Vluchtelingen uit Oost-Europa en Azië blijken naar verhouding vaker te participeren op de arbeidsmarkt dan vluchtelingen uit Afrikaanse en Arabische landen. Kijken we naar het type uitnodiging, dan blijkt het waarschijnlijker dat vluchtelingen die als enkeling (of op basis van een dossier) werden uitgenodigd, een baan hebben in vergelijking met missie-vluchtelingen. Wat de achterliggende reden is van het feit dat dossier-vluchtelingen vaker dan missiedossier-vluchtelingen betaald werk hebben, kan met de beschikbare gegevens niet worden achterhaald. Wellicht bevinden

zich onder dossiervluchtelingen meer politieke en hoogopgeleide vluch-telingen. Maar omdat dergelijke informatie niet voorhanden is, en boven-dien tussen 1999 en 2004 alle uitgenodigde vluchtelingen op basis van de dossiers werden toegelaten, is dit niet getoetst.

Criminaliteit

Afgezien van een opvallend hoge piek in het criminaliteitscijfer onder 18- tot 25-jarige uitgenodigde vluchtelingen, zijn er geen grote verschil-len in criminaliteit tussen uitgenodigde vluchtelingen, statushouders en autochtone Nederlanders. Aangezien ook bij de andere allochtone groepen het criminaliteitscijfer onder 18- tot 25-jarigen eenzelfde piek vertoont, wordt de vermoedelijke oorzaak van dit hoge criminaliteitscijfer gezocht in risicofactoren die uitgenodigde vluchtelingen delen met andere allochtonen, zoals culturele discontinuïteit en acculturatieconflicten.

Eén van de onderzoeksvragen in dit rapport is in hoeverre de maatschap-pelijke positie van uitgenodigde vluchtelingen in Nederland vergelijk-baar is met die in andere landen die hervestigingsbeleid uitvoeren. In dit hoofdstuk besteden we daarom aandacht aan de ervaringen met het hervestigingsbeleid in andere landen. Alle landen voeren een eigen hervestigingsbeleid. Per land zullen we de belangrijkste kenmerken van het gevoerde beleid beschrijven en onderzoeksinformatie over de maat-schappelijke positie van uitgenodigde vluchtelingen bespreken. Volgens de UNHCR voeren in totaal vijftien landen (inclusief Nederland) een officieel hervestigingsbeleid (UNHCR, 2004). We hebben ons in dit hoofd-stuk beperkt tot acht landen die een relatief lange traditie van hervesti-ging hebben, en waar ook onderzoek heeft plaatsgevonden. Dit betreft Australië, de Verenigde Staten, Canada, Nieuw Zeeland, Noorwegen, Zweden, Finland en Denemarken. Hoewel Groot-Brittannië officieel pas recent met een hervestigingsbeleid van start is gegaan, komt dit land hier ook aan de orde aangezien Groot-Brittannië reeds gedurende een lange periode aanzienlijke groepen vluchtelingen heeft laten overkomen en opgevangen. Ook is in Groot-Brittannië onderzoek onder uitgenodigde vluchtelingen verricht. De overige landen die een officieel hervestigings-beleid voeren, komen in dit hoofdstuk niet aan de orde. Dit betreft Ierland, IJsland, Chili, Benin en Burkina Faso.

De informatie over het gevoerde beleid en de beschikbare onderzoeks-resultaten die in dit hoofdstuk besproken worden, is verkregen door internetzoekacties. We hebben deze zoekacties beperkt tot Engelstalige informatie. De beschrijving van het beleid is gebaseerd op hetgeen te vinden is in de officiële documentatie. De vraag in hoeverre het beleid in de praktijk ook daadwerkelijk uitgevoerd wordt, is geen onderwerp van deze rapportage. Bij de keuzes over het opnemen van gerapporteerde onderzoeksgegevens is aangesloten bij het theoretisch model zoals dat in hoofdstuk 3 geformuleerd is. De beschrijving van deze gegevens heeft zoveel mogelijk betrekking op vluchtelingen die in het kader van een hervestigingsprogramma naar een land gekomen zijn en dus niet als indi-viduele asielzoeker. In tegenstelling tot de informatie over het gevoerde beleid wordt in de onderzoeken echter vaak geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen verschillende groepen vluchtelingen. Bij de interpretatie van de onderzoeksgegevens moet dus telkens worden bedacht dat het soms over een bredere groep gaat dan puur alleen uitgenodigde vluchte-lingen die in het kader van het UNHCR-hervestigingsprogramma naar een nieuw land zijn gekomen. Daarnaast ligt, aansluitend bij het voorgaande hoofdstuk, de nadruk bij het weergeven van de onderzoeksgegevens op de positie op de arbeidsmarkt en belangrijke factoren die hierop van invloed zijn. In bijlage 2 is een uitgebreide verantwoording van de gehanteerde zoekstrategie opgenomen.

Voor het goede begrip worden hier in het kort de belangrijkste zaken rond hervestiging door UNHCR vermeld (zie ook paragraaf 2.2.1). Een voor-waarde om in aanmerking te komen voor een hervestigingsprocedure door de UNHCR is dat de persoon in kwestie volgens het Vluchtelingen-verdrag uit 1951 en daarbij horend Protocol van 1967 een vluchteling is, of dat hij onder het mandaat van de UNHCR valt. Hervestigingslanden bepalen echter zelf of zij een persoon al dan niet erkennen als verdrags-vluchteling en of dat zij hem als te hervestigen verdrags-vluchteling accepteren. Een persoon komt, vanuit de UNHCR gezien, in aanmerking voor hervestiging wanneer hij of zij vanuit veiligheids- of humanitaire overwegingen niet kan terugkeren naar het land van herkomst en ook geen toekomst op kan bouwen in het land van verblijf. Ook speciale groepen zoals vluchtelingen die een ernstige medische indicatie hebben, alleenstaande vrouwen met of zonder kinderen of gezinsherenigers komen in aanmerking. Personen die verdacht worden van het plegen van oorlogsmisdaden staan niet onder bescherming van de UNHCR, zij komen dan ook niet in aanmerking voor hervestiging (UNHCR 2004).

5.1 Verenigde Staten

In document Uitgenodigde vluchtelingen (pagina 116-122)