• No results found

Literaire partijtwisten

DE GEBEURTENISSEN IN EEN NOTENDOP

In 1747 was de herinvoering van het stadhouderschap – na een periode van vijfenveertig jaar waarin de re-genten de scepter hadden gezwaaid – niet zonder slag of stoot gegaan. In de jaren tachtig kwam de positie van de stadhouder opnieuw ter discussie te staan. Dat had voor een deel te maken met de economische achteruit-gang. Daarnaast speelde een vervelende internationale kwestie een rol: de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784). Die brak uit omdat de Republiek zich, tegen de wens van de stadhouder in, bij het Verbond van Gewapende

31. T. de Roode, Portret van Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784). DBNL.

Neutraliteit schaarde (een bondgenootschap bedoeld om de handelsvloot te beschermen tegen Britse aan-vallen), om haar handel met Amerika veilig te stellen. De oorlog verliep dramatisch, door de povere staat van de Hollandse vloot en het leger. Die problemen, in combinatie met de toenemende roep van patriotse zijde om meer politieke medezeggenschap, brachten de positie van stadhouder Willem V [afb. 30] aan het wankelen.457

‘Patriot’ was een ambigu begrip. In 1747 werd de roep om herstel van de Oranjemacht aangeduid als ‘patriottisme’, terwijl het begrip in de jaren tach-tig gelijk kwam te staan aan ‘anti-orangisme’. Maar ook de patriotten als tegenstanders van de stadhou-der vormden geen homogene groep. Er waren zowel staatsgezinden (die zich in het verleden altijd al tegen

de stadhouder hadden verzet en opnieuw op de macht aasden) als democratische patriotten (die geen regen-tenmacht ambieerden, maar meer zeggenschap van de bevolking over het landsbestuur bepleitten).458

Katalysator voor de patriottenstrijd vormde de pu-blicatie van het pamflet Aan het volk van Nederland van Joan Derk van der Capellen tot den Pol [afb. 31]. Het werd in de nacht van 25 op 26 september 1781 in de Republiek verspreid en veroorzaakte grote con-sternatie. De inhoud loog er niet om: Willem V werd beschuldigd van zwakheid en van het bederven van het Hollandse karakter. De auteur deed een oproep om een democratische volksregering te installeren. Hij spoorde de burger aan zich te bewapenen.459 Pieter Vreede, lid van Kunst wordt door arbeid verkreegen en de Maatschappij, schreef in zijn dagboek: ‘Ik heb in deze versprijding geen deel gehad, maar ik wist dat zij komen zoude en verheugde mij dat ieder spoedig de nodige kennis droeg van den inhoud.’460 Zijn vriend dominee F.A. van der Kemp, die tevens bevriend was met Van der Capellen, was wel bij de verspreiding betrokken.461 Vanaf dat ogenblik verschenen vele pamfletten, schotschriften, satirische tijdschriften en prenten. De strijd werd voor een belangrijk deel op papier uitgevochten. Zowel de patriotten als de Oran-jegezinden publiceerden teksten ten behoeve van hun politieke zaak.462

Aan de oproep tot bewapening werd gehoor gege-ven. In veel plaatsen verrezen exercitiegenootschap-pen of vrijkorpsen, die regelmatig in conflict raakten met het prinsgezinde volk. Deze opstootjes veroor-zaakten maatschappelijke onrust. In april 1784 over-leden in Rotterdam vier mensen bij een uit de hand gelopen conflict tussen het vrijkorps en een Oranje-kreten schreeuwende massa, onder leiding van de be-kende ‘Keurvrouw der mosselen’ Catharina Mulder, alias Kaat Mossel [afb. 32], ‘een ruw gemeen wijf, maar bij wie geenerlei erg was’.463 Zij werd gearresteerd en zou pas, na bemiddeling van haar advocaat Bilderdijk, in 1787 vrijkomen. Kaat Mossel werd als symbool van het Oranjeverzet veelvuldig op de hak genomen. Het puntdicht over de ‘Reden waarom of Willem met Kaat Mossel in B.. zig heeft begeeven’ was bedoeld om de stadhouder zwart te maken:

32. J. Hulstkamp, A. Boon, Portret van Kaat Mossel (1723-1798), 1786. Catharina Mulder, zoals zij eigenlijk heette, werd vervolgd omdat zij in het openbaar haar oranjegezindheid had geuit. UBL/MNL.

Dat Willem met dit Beest te B…. heeft gelegen, Was niet om dat Hy zin had in haar’ schoot gekregen. Maar om ’t Oranje-vogt te brengen in een Nest, Waar door ontspruiten zou ’t verraderlykste Pest.464 Op 17 maart 1786 nam de onrust toe toen Ocker Ge-vaerts en Cornelis de Gijselaar met hun koets door de Stadhouderspoort op het Binnenhof probeerden te rijden, een stadhouderlijk privilege. Een lynchpartij door de woedende Oranjemassa kon ternauwernood worden voorkomen.

Ook Leiden raakte in de ban van de partijtwisten. Daar kwam een patriottenminderheid, bestaande uit hoogleraren en andere intellectuelen, vijandig te-genover het Oranjegezinde volk te staan. Professor

Adriaan Kluit was prinsgezind en raakte verwikkeld in een conflict met zijn patriotse collega Johan Luzac.465 Johannes le Francq van Berkhey was eveneens over-tuigd Oranjeaanhanger. In de stad vonden geregeld opstootjes plaats. Zo verstoorden patriotten op 8 maart 1783 de illuminaties ter ere van de verjaardag van de stadhouder, tot woede van de Oranjeaanhangers. De oprichting van het Leidse exercitiegenootschap Voor

Vrijheid en Vaderland bracht eveneens beroering

te-weeg. Volgens Bilderdijk was in Leiden de ‘vrijcorps-razernij van de allersterkste’.466 In juni 1784 raakte de stad in rep en roer, toen het gerucht zich verspreidde dat een moordaanslag op de stadhouder zou zijn be-raamd door een patriots echtpaar.467 De spanningen liepen hoog op, wat resulteerde in het ‘Oranjeoproer’

33. J.G. Visser, J. le Francq van Berkhey, Zinneprent ter eere van den Koning van Pruisen, wegens het herstel van het stadhouder-schap, met in het midden de stadhouder en zijn echtgenote, 1789. RAL.

van juni 1784, waarbij beide partijen ook fysiek met elkaar in conflict raakten.

In Utrecht namen de patriotten in augustus 1786 het stadsbestuur over van de stedelijke regenten. Een ge-beurtenis die de Republiek verder op de rand van een burgeroorlog bracht, was de aanval van stadhouder-lijke troepen op de Gelderse steden Hattem en Elburg in september 1786, in een poging de rust te herstellen. De patriotten reageerden met couppogingen in an-dere steden. Vanuit Leiden trokken in oktober 1786 vierentwintig oudere weesjongens eropuit om Utrecht te verdedigen tegen de stadhouderlijke troepen. Ze wa-ren gekleed in een uniform bestaande uit een ‘blaauw kort Rokjen, een Vest, en Broek van dezelfde coleur met witte Knoopen, witte Koussen, en halve Laerzen, een ronde Muts, waerom een zwart Lind, op het welk met witte Letteren de spreuk des Genootschaps: Voor

Vrijheid en Vaderland gedrukt was’.468 Ze werden

aan-gevoerd door Cornelis Heyligert, de sergeant van het genootschap. Cornelis van Hoogeveen schreef voor deze gelegenheid een vers.469

De arrestatie van Wilhelmina van Pruisen, de echt-genote van Willem V, bij Goejanverwellesluis op 28 juni 1787 bracht een definitieve omslag in de politieke situatie teweeg. De prinses reisde vanuit Nijmegen (waar de stadhouder verbleef, omdat het in de hofstad te onrustig was) naar Den Haag om de Oranjekrach-ten te mobiliseren. Onderweg hielden de leden van een plaatselijk vrijkorps haar tegen. Hoewel ze haar respectvol behandelden, nam de Pruisisiche koning Frederik Willem II, de broer van Wilhelmina, de zaak hoog op. Hij eiste de vrijlating van zijn zus, excuses en vervolging van de schuldigen. Toen de patriotse Staten hier geen gehoor aan gaven, stuurde hij een legermacht, waardoor het patriottenbolwerk als een kaartenhuis ineenstortte. Opstandige steden werden opnieuw onder stadhouderlijk gezag geplaatst.470 Dui-zenden patriotten vluchten het land uit om gerechte-lijke vervolging te ontlopen.471 Op 25 september 1787 klonk ook in Leiden weer het ‘Oranje boven’.472 Het vrijkorps Voor Vrijheid en Vaderland werd per direct opgeheven.473 De Oranjeaanhangers vierden feest [afb. 33]. Hun zegsman, Johannes le Francq van Berk-hey, luchtte zijn hart in poëzie:

Het Vaderland was lang verdrukt, / verdrukt; Maar nu uit tweedragts klaauw gerukt; / gerukt, Met WILLEM, d’eer van Nassauws Stam, Door FRED’RIK, die, ter hulpe kwam. Triumph! Triumph! Triumph!

Daarom juicht LEYDENS wal van vreugd, / triumph! Met de oude Burgery vol deugd, / triumph! Die braaven zyn in Eer hersteld,

De Moord-Cabaal ter neêr geveld, Triumph! Triumph! Triumph!474

Hij beloofde plechtig tot op de rand van het graf te to-nen dat hij trouw was aan Oranje.475 Toen de stadhou-der met zijn familie de stad in oktober 1788 bezocht, ontving de bevolking hem feestelijk. Berkhey organi-seerde een optocht van vijfentwintig meisjes (waaron-der zijn veertienjarige dochter Maria), die de stadhou-derlijke familie met een bloemenhulde onthaalden. Berkhey, die een toespraak hield, beschreef later niet zonder tevredenheid de bijna uitzinnige sfeer:

Het was Marktdag in de Hoofdstad van Rhynland, uit twee en zeventig Dorpen waren de Dorpelingen saem-gevloeid, de Katwyker en Noortwyker Visscherknae-pen met hunne Visscherinnen, juichten hun hartelyk Hoezée, – de Landjeugd, die met de gezegende vrugten van den heden zoo gezegende Herfst, ter Markt kwam, – de Tuinieren, die de Oranje Goudgeele Afrikaanen en allerlei Octoberbloemen en geurige Kruideryen, naest de Boomgaerdenieren geschaerd waren, ver-lieten hunne Marktplaetsen, en strooide bloemen of deelden ooft of roodlachende Appels en Noten uit – de Knechtjes en Meisjes uit de Kaes, Boter en roomryke Buurten, van Leyderdorp, Zoeterwoude, Oestgeest en Warmond […] zongen uit de borst Oranje Vreugde-Liederen, dat het klonk, – de Stroomnimphjes van den Rhyn en de Vliet, of die stads vroonen bevisschen, lie-ten de Vischjes voor dit uur lavei, om in de bunnen te klisklassen, en schoolden met blydschap onder den drom der menigte.476

De omwenteling had ook een minder rooskleurige zijde. De haat van sommige prinsgezinden keerde

zich tegen de patriotten die in Leiden waren gebleven: ‘Een week of 4 daar naar zijn zij bij zekere VAN DER REYDEN477 op de Breedestraat geweest, voortgevende dat hij geschoten had op hun, hetwelk zij zelfs gedaan hebben. Zij hebben daar de glazen ingeslagen en ver-ders de deur ingetrapt om hem uyt zijn huys te slepen, maar hebben hem niet gevonden, hebben vervolgens alle glazen in het huys ingeslagen en het huys vol wa-ter gepomd, maar niet aan de meubelen geraakt.’ Ook bij de radicale patriot Pieter Vreede, die het land was ontvlucht, werden de vensters ingeslagen.478

De voormalige Leidse predikant Pieter van den Bosch, die lid was geweest van Kunst wordt door

ar-beid verkreegen en van de Maatschappij en in 1787 te

Zoetermeer woonde, moest de onrust met zijn leven bekopen. Als patriot werd hij na de omwenteling mis-handeld. Hij verschool zich, maar raakte, toen hij de Pruisische troepen zag, in paniek, sprong in het water en verdronk: ‘Zijn lijk werd vervolgens de prooi van het gepeupel, het welk daarmede allerlei baldadigheid bedreef. Vijf dagen lang bleef hetzelve in een’ staat van bespotting liggen, tot twee geregtsdienaars een touw om hetzelve sloegen, het in het water wierpen, en, als een kreng achter aan eene schuit gebonden, naar het kerkhof sleepten en zonder kist in een’ kuil smeten.’ Zijn vrouw moest vijftig dukaten betalen.479

De ommekeer ten gunste van Oranje hing niet al-leen samen met het overwicht van het Pruisische leger, maar ook met de patriotse verdeeldheid. De demo-cratische patriotten hadden zich tegen hun aanvanke-lijke bondgenoten, de staatsgezinden, gekeerd. Deze tweedracht kwam ook in Leiden aan het licht. Toen prinsgezinde troepen in augustus 1785 Amersfoort bezetten, wees de meerderheid van de vroedschap dit niet af, tot verbijstering van de ‘democraten’.480 Daar-naast hoopten de patriotten op steun van Frankrijk, maar dat wilde geen oorlog met Engeland riskeren.481 LITERAIRE INSTITUTIES EN DE PATRIOTTENTIJD De patriottentijd maakte diepe indruk op alle betrok-kenen. Stadgenoten kwamen als vijanden tegenover elkaar te staan. De gebeurtenissen hielden iedereen bezig, van hoogleraren tot studenten en van winke-liers tot wolspinners en bakkers. De voorvallen

druk-ten ook hun stempel op het letterkundige leven, dat onlosmakelijk verbonden was met de maatschappe-lijke gebeurtenissen van die tijd. Welke invloed had de politieke onrust van de jaren tachtig op de literaire instituties?

Letterkundige genootschappen

De Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde was politiek neutraal en hield zich afzijdig. Zij had in 1775 met succes een verzoekschrift ingediend om Willem V tot beschermheer te benoemen [afb. 34]. De leden wer-den opgeroepen eerbied te betonen aan de ‘Overhe-den, onder welker gelukkige en aangename regeering Zy veilig met hare Letteröefeningen het Vaderland tragt ten nutte te zyn’.482 Deze handelwijze was niet zozeer een daad van Oranjegezindheid, maar veeleer een poging om het genootschap nationaal aanzien te verschaffen. Dat gold ook voor de lofdichten op de stadhouder, die bedoeld waren om te verkondigen dat de Maatschappij stadhouderlijke bescherming genoot.

34. Voor- en achterzijde van de gouden erepenning van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde voor haar be-schermheer: Willem V, 1776. Geldmuseum Utrecht. Foto: Peter van Zonneveld.

Zo wenste Adrianus van Assendelft in zijn ‘Heilgroete der Leidsche Zanggodinnen’:

Leef voorspoedig, brave WILLEM, en gelukkig, Jaren lang!

’t Hooge stamhuis blyve veilig in uw Zaed voor ondergang!

Leef gezond, en smaek bestendig zegen, dien gy waerdig zijt!

Hemelgunst verzelle uw poging, geve voorspoed aen uw vlijt!483

Dergelijke gedichten werden alleen in de jaren zeven-tig geschreven. Gedurende de jaren tachzeven-tig verschenen alleen politiek neutrale bijdragen. Dat bleek toen men in 1785 een prijsvraag uitschreef over het ‘Het volks Ca-racter der Vereenigde Nederlanderen’, waarbij werd aangetekend dat men niet dacht aan een lofrede of satire, maar aan een ‘sierlyke, hoewel onopgesmukte, waarachtige voorstelling van de algemeene natuurlyke en zedelyke gesteldheid der Vereenigde Nederlande-ren, van het begin der Republiek tot op dezen tijd’.484 Ook het onderwerp van 1788, de ‘oorsprong van de Collegien der Vroedschappen in de Hollandsche Ste-den’, kon controversiële reacties uitlokken. Daarom voegde men eraan toe: ‘De Maatschappy verlangt al-leen een Historiesch bericht, zonder eenige Staatkun-dige bedenkingen.’485 Hoewel de Maatschappij enkele felle patriotten onder haar leden telde (zoals Pieter Vreede, Jan de Kruyff junior en Rhijnvis Feith) bleef zij onpartijdig.486 Mogelijk had men de vermanende boodschap uit de Vaderlandsche Letter-oefeningen ter harte genomen:

In gezelschap behoort men zich vooral te wagten van eene bittere oneenigheid in ’t hevige twisten over on-derwerpen van geen aanbelang, die, behoudens eer en deugd, op verschillende manieren begreepen kon-nen worden: dat verwekt niet anders dan haat en nyd ten nadeele van ’t gezelschap. Konnen wy elkander, op eene redelyke wyze niet overtuigen; ons gevoelen niet in dat licht stellen, of dat van een anderen indier-voege beschouwen, zo dat wy ’t ten volle eens zyn; ’t is best voor dien tyd die zaak in stille gerustheid daar te

laaten, behoudende een ieder met vriendlykheid zyne vryheid in zyn gevoelen, zonder dat dit eenigen onlust baare.487

Toch drukte de patriottenstrijd ondanks alles zijn stempel op de Maatschappij. In de Handelingen klaag-de men over het gebrek aan werkzaamheid. Leklaag-den schreven geen verhandelingen meer, beantwoordden geen prijsvragen meer en werkten nauwelijks meer mee aan het woordenboekproject. Het aantal leden dat de jaarvergadering bezocht, liep terug. Waren in 1776 vijfentwintig mensen aanwezig, in 1784 waren dat er dertien, in 1787 negen en 1789 nog maar zeven. De dood van Frans van Lelyveld, een van de drijvende krachten, op 8 april 1785 betekende een zware klap. Hij was de laatste jaren steeds meer opgeslokt door zijn werkzaamheden als lakenfabrikant.488 Zo bezorg-den de ‘onrustige gesteldheid der tybezorg-den, en de trage ver schyning der Leden’ de Maatschappij moeilijkhe-den.489 Na 1787 weken enkele patriotse leden, zoals

35. Cornelis van Hoogeveen jr., De Ridderhofstad Santhorst

verheerlijkt, door het ontvangen van den grootsten held dezer eeuwe Pascal Paoli, onverwinlijken voorstander der Corsische vrijheid. Op den vijfden van Herfstmaend MDCCLXIX. Leiden 1769. RAL.

medeoprichter H.A. Kreet,490 uit naar het buitenland. Ook de penningmeester, Jan Steenwinkel, verliet na de omwenteling het land.491

Kunst wordt door arbeid verkreegen koos wel partij

en veranderde in een patriottenbolwerk. In de jaren zeventig was een aantal keren een prijsvraag uitge-schreven over de vaderlandsliefde. In 1774 werden deelnemers opgeroepen een prijsvers in te sturen ter ere van ‘drie braave voorstanderen der Vrijheid in den Burgerstaat en in den Godsdienst’: Jan van der Does, Pieter Adriaansz. van der Werff en Jan van Hout. ‘Die waere zugt tot Vrijheidsliefde, die dit Kunstgenoot-schap thands, tot verstomming van Dwingelanden, kenmerkt’, schreef Karel de Pecker, ‘heerschte reeds in den uchtend van ons bestaen’.492 In de jaren tachtig po-litiseerde het genootschap. Vanaf 1781 droeg het geen werken meer op aan de stadhouder.493 Vergaderingen werden voortaan geopend met patriotse verzen. Pieter Vreede las in 1782 als voorzitter een lierzang over ‘De Vrijheid’ voor en Jan de Kruyff opende een jaar later met een stuk over ‘De Gruwel des Slaevenhandels’. En is het toeval dat de leden tijdens de jaarvergadering van 1782 besloten om de voorzitter voortaan op democrati-sche wijze (met meerderheid van stemmen) te kiezen? Ook andere leden declameerden ‘vrijheidsademende’ verzen. De Rotterdamse notaris Jacob Petrus van Heel reciteerde in 1784 een vers ter ere van twee patriotse helden, vermoedelijk tot ergernis van meer prinsge-zinde leden, als die al aanwezig waren:

o Gij! die vrijheidmin verëend met kloek verstand, CAPELLEN! dierbaer mensch – Regtschapen

Burgervader!

DE GIJZELAAR! ’s lands steun en rader! Mijn vriend – de vriend van ’t Vaderland! Die, hoe belaegd door slaefsche grooten,

Uw leven veil hebt voor uw vrije landgenooten!494 Ook Feith leverde een bijdrage aan de patriotse stem-ming. In zijn ‘Lierzang aan de Vrijheid’ schreef hij: ‘De kleenste worm is vrijgeboren, / En niemand kan dit heil verstoren, / Dan God en ’t misbedrijf alleen.’495 De secretaris, Karel de Pecker, beschreef de situatie enige jaren later aldus:

De tijdsomstandigheeden welke wij thans begonnen te beleeven, de verschillendheid van staetkundige gevoe-lens, […] begonnen zig ook thands in dit ons Genoot-schap te vertoonen; de Algemeene Vergadering van dit jaer ging niet met die gulheid, vrolijkheid en hart-lijkheid gepaerd, welke anderszins de bijëenkomsten der Kunstgenooten zeer kenmerkten. De Bestuerders meenden het daerom beeter te zijn, deeze Vergadering met geenen gewoonen maeltijd te besluiten, dan daer-op eenige ongenoegens, uit die verschillenheid van Staetkundige begrippen gebooren, te ondervinden: ’t

was beter min vermaaks dan schade aan rust of eer.496

Hoewel niet over politiek mocht worden gediscus-sieerd, werd het ledenbestand homogener: ‘zij, die anders dagten dan het grootste deel der Kunstge-nooten, namen geheel hun afscheid, andere lieten hunne stoelen leedig staen.’ Toch bleef ook in de jaren tachtig overlap bestaan tussen de leden van het prinsgezinde Kunstliefde spaart geen vlijt en van het patriotse Kunst wordt door arbeid verkreegen.497 Wel schreef men patriotse prijsvraagonderwerpen uit, zoals ‘De regtschapen burgervader’ (‘eene stof in deeze geleegenheid van tijd zo gepast’), ‘De vrijheid der drukpers’, ‘De weelde, de kanker der vrijheid’ en ‘George Washington’. Washington leidde immers vanaf 1776 de Amerikaanse vrijheidsoorlog tegen de Britten. Omdat de patriotten de stadhouder eveneens als een onderdrukker beschouwden, spraken de ‘uit-muntende verdiensten en belanglooze ijver van den Americaenschen Held’ hen aan.498 Dirk Erkelens schreef in zijn vers:

Zoo volgt gij ’t beste voorbeeld na, Den grootsten Held en dwangverwinnaer, Den luister van Amerika,

Den burgerdeugd – en vrijheid minnaer. Ja, Washington, dit vrij gewest,

In dierbaer heldenbloed gevest,

Eerbiedigt zoo veel deugds, in zoo veel strijds gebleken; Ter eeuwiger gedachteniss’,

Dat dapperheid en trouw aen Neêrland dierbaer is, Sticht Rijnlands zangrig Choor U ’t gouden

In 1786 las Pieter Vreede een gedicht voor waarin hij