• No results found

De cartografische bronnen

3 ARCHEOLOGISCHE CONTEXT

3.3 DE BESCHIKBARE ARCHEOLOGISCHE GEGEVENS

Figuur 62 De polygonen van de CAI van juli 2015 in de omgeving van het projectgebied in overlay op het GRB © Geopunt Vlaanderen en CAI.erfgoed.net

Binnen het onderzoeksgebied zijn in de CAI slechts twee locaties opgenomen. Het gaat om de Pastoor Huveneersheuvel, de kerkheuvel van Nattenhaasdonk (CAI locatie 101446 en DIBE 459) en het Hof van Nattenhaasdonk (CAI locatie 102885 en DIBE2051). Deze liggen op een zandige donk in de polders, op een hoogte tussen 3 en 4 m TAW.

De Pastoor Huveneersheuvel en het Hof van Nattenhaasdonk liggen midden in het polderland dat grenst aan de Schelde-oever. Aan de andere zijde van de Schelde, tegenover Nattenhaasdonk ligt Steendorp. Landinwaarts ligt het Steenland, een onderdeel van de Grote Kouter van Hingene (CAI locatie 102222). Deze drie plaatsen liggen op één rechte lijn en waren vroeger mogelijk verbonden met een weg en een veer (veer van de ‘Groene’ of veer van Rupelmonde in de Oudbroekpolder). De ligging van Nattenhaasdonk weerspiegelt het strategisch belang van de Rupelmonding.195

In de eerste vermelding van Nattenhaasdonk in archieven is er sprake van een kerk in Nattenhaasdonk die twee priesters krijgt van Folkaard I, burggraaf van Gent. Deze is geattesteerd rond 1031-1034. 196 Dit duidt op het belang van de plaats. In de loop van de tweede helft van de 16de eeuw werd de oude kerk verwoest. Het puin werd verwerkt in

195 Segers 1987, 194; DIBE 20425

196http://www.diplomata-belgica.be/charter_details_fr.php?dibe_id=1408; DE MARNEFFE E. Cartulaire de l'abbaye d'Afflighem et des monastères qui en dépendaient (1086-1245) (Analectes pour servir à l'Histoire ecclésiastique de Belgique, IIe Section: Cartulaires et documents étendus), Louvain, 1894-1901., n.11, p.21-22: hoewel de kopie slechts uit 1700 dateert is er geen twijfel over de datering rond 1100. Het document verwijst naar Folkaard I, die rond 1031-1034 geattesteerd is.

Fort Sint-Margriet (CAI locatie 100042).197 Tussen 1603 en 1616 werd een nieuwe kerk gebouwd. Deze werd in 1825 tijdens de overstromingsramp zwaar getroffen. De afbraakmaterialen van de kerk werden naar Wintam gebracht, voor de bouw van een nieuwe kerk op hoger gelegen grond. Ook een groot deel van de kerkschatten werd naar Wintam overgebracht.198

In augustus 1957 en tijdens het paasverlof in 1959 voerde broeder G. Delbecke opgravingen uit op de kerkheuvel van Nattenhaasdonk. Het was zijn bedoeling om aan de hand van de muur- en funderingsresten het grondplan van de afgebroken vroeg 17de -eeuwse kerk in kaart te brengen.199 Delbecke gebruikte de kapel Voor Outer en Heerd, opgericht eind 19de eeuw op de plaats van de afgebroken kerk, als referentie om zijn werkput te situeren. Hij groef een noord-zuid gerichte sleuf onmiddellijk ten oosten van de kapel opgericht op de site van de voormalige kerk. Deze bleek te zijn gebouwd ter hoogte van de aanzet van het koor. De situatieschetsen in de aantekeningen situeren de noordelijke muur van het koor ter hoogte van de noordmuur van de kapel. De puinlaag van de afgebroken kerk bestaat volgens de beschikbare beschrijving uit stukken steen, tegels, leien en beenderen. Uit de beschrijving van Delbecke blijkt niet of het gaat om menselijk bot. 200 Uit zijn mondelinge toelichting naar aanleiding van dit onderzoek weten we dat het menselijk botmateriaal betreft, dat echter niet meer in anatomisch verband lag. Er werden op geen enkel moment resten van begravingen aangetroffen. Dat is ook niet zo verwonderlijk aangezien we nu weten dat enkel de muurresten werden gevolgd en de zone binnen en buiten de kerk nauwelijks werd onderzocht. Hij vermeldt

197 Zie historische schets

198 DIBE 20425

199 Delbecke 1965, 21-29. ; persoonlijke notities

200 De aantekeningen van Delbecke bevatten een lijst van personen die in de kerk begraven werden.

Figuur 63 Twee gemarmerde houten binnendeuren afkomstig van de voormalige parochiekerk van Nattenhaasdonk, nu verwerkt in het koor van de Sint-Margaretakerk van Wintam (KIK objecten 16308 links en 16306 rechts) © KIKIRPA

evenwel dat er in 1948, tijdens voorbereidende werken voor de Boerenkrijg herdenking dat jaar, een aantal begravingen werden aangetroffen nabij de wal ten westen van de kerk. In dat jaar werden de banken nabij de kapel, evenals een gedenkbord en boompjes geplant. De heuvel werd opgeruimd door ‘gemeente werklieden’ die de ontdekking deden. Uitgezonderd het feit dat ze met het hoofd naar het westen toe begraven lagen, is er geen extra informatie voor handen.

Broeder Delbecke maakte een schets op van de vorm van het fundament opgetrokken uit blauwe natuursteen, onregelmatig van vorm en bovenaan ongeveer 0,50 m breed. We zien een muurstuk dat aan de ene zijde trapsgewijs verbreed naar onder toe en met aan de andere zijde de aanzet van een boog, wat Delbecke ertoe brengt het bestaan van een crypte te vermoeden.

Delbecke vervolgde zijn opgraving en slaagde er in de grondvesten van de steunberen van het koor terug te vinden. De resten van de steunbeer aan de top van het spitsboogvormig koor waren in 1957 nog zeer goed bewaard vanaf een diepte van -30 cm onder het maaiveld. De resten van de overige steunberen zitten dieper of werden grondiger afgebroken.

Figuur 66 schets van de bestaande toestand bij aanvang van het onderzoek door G. Delbecke. De kruisjes onderaan situeren de graven die werden aangetroffen in 1948.

Figuur 64 situering van de eerste sleuf die in 1957 werd gegraven. Ter hoogte van ‘B’ werden de eerste muurresten aangetroffen.

Figuur 65 Situering van de sleuven (stippellijn) die bijkomend werden gegraven. Dit gesitueerd bovenop een schets op basis van de schets door Van Landeghem uit 1705. G. Delbecke verwachtte er de resten van de toren aan te treffen, maar vond geen muurresten.

Figuur 67 kopie uit het dagboek van G. Delbeke. Links een schets van de muurresten die hij effectief aantrof, gepositioneerd ten opzichte van de kapel en gedenkplaat.

Zijn zoektocht naar de andere delen van de kerk was minder succesvol. Delbecke trof op de plaats waar hij de aanzet van het schip en de fundering van de toren verwachtte slechts ‘enkele blauwe stenen’ en ‘fijn wit zand’ aan. Ten westen van de kerk, grenzend aan de wal van het hof van Nattenhaasdonk, volgens de inschatting van Delbecke in de as van de ingang van de kerk, werd een groot aantal beenderen aangetroffen.

Tot slot vermeld het dagboek nog de aanwezigheid van gelijkaardig natuurstenen fragmenten ter hoogte van de voetweg ten noorden van de site, op de grens tussen de donk en het

Figuur 68 kopie uit het dagboek met een schets en toelichting van de funderingsresten.

poldergebied. Hij vermoedt dat een deel van het puin werd gebruikt ter verharding van deze weg.

Rond een kerk mag gegroepeerde bewoning worden verwacht. Volgens Verbesselt gaat de nederzetting terug op een vroegmiddeleeuwse motte of rivierburcht die de toegangsweg tot het veer aan de Rupelmonding controleerde.201 Verbesselt plaatst motte-burchten volgens de stand van de wetenschap in zijn tijd steeds in de Karolingische periode. Daarvoor zijn echter geen bewijzen voorhanden. De huidige stand van het onderzoek dateert motte-burchten in Vlaanderen algemeen tussen het midden van de 11de eeuw en het begin van de 13de eeuw.202 Onmiddellijk ten westen van de kerkheuvel zijn de resten bewaard van een site met walgracht dat in een oorkonde van 1652 wordt vermeld en nu gekend is als het Hof van Nattenhaasdonk.203 Resten van het oude hof bleven bewaard in de huisnummers 5 en 7 van Nattenhaasdonk. De in 1953 gedempte grachten zijn nog duidelijk zichtbaar in het landschap ten westen, noorden en oosten van het hof.204

In de onmiddellijke omgeving van het hof van Nattenhaasdonk, nog binnen de gracht van de omwalde hoeve, op perceel 1304 van de kadasterkaart van Popp (opgemaakt tussen 1842 en 1879), vond J.P. Casteels in 1985 een stuk van de geprofileerde rand van een Romeinse dakpan.205 De heer Casteels prospecteert het gebied reeds sinds de jaren ’80, maar de meeste van zijn vondsten zijn niet gepubliceerd of als vondstmelding bekend. Op basis van een tentoontstellingsgids uit 1987 weten we dat in de omgeving van de Pastoor Huveneersheuvel volgende zaken werden aangetroffen206:

- Bouwmateriaal: fragmenten Doornikse kalksteen, vloertegel in rood aardewerk,

schaliefragmenten, daktegels

- Diverse fragmenten grijs aardewerk die in de 14

de

-15

de

eeuw worden gedateerd.

Casteels vermeldt ook 1 fragment aardewerk met een 11

e

-12

e

eeuwse datering,

maar een omschrijving ontbreekt.