• No results found

Verantwoording geofysisch keuzes

1.3 ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK

Op basis van de informatie uit het EM onderzoek, in combinatie met het bureauonderzoek en de boringen, zijn zones A, B en C nader onderzocht met behulp van een gedetailleerde aanpak. Op locatie A is gezocht naar informatie over de kerk en bijhorende structuren.

Ter hoogte van locatie B is gezocht naar bebouwing direct aansluitend aan het Nethof. Ter hoogte van locatie C is naar restanten van het Nethof zelf of een mogelijke voorganger gezocht.

In Figuur 74 zijn de resultaten van de weerstandsmetingen tot 100 cm onder maaiveld gegeven. In deze figuur zijn enkele duidelijke banden van lage weerstand in blauw herkenbaar. Ook zijn er zones van hoge weerstand als rood-bruin te zien. De overige gebieden konden in verband met bebouwing, ontbrekende terreinbetreding en begroeiing niet onderzocht worden.

In Figuur 75 is het resultaat weergegeven van de weerstandmeting tot 150 cm onder maaiveld. Deze vier gemeten blokken zijn ingemeten nadat het proefsleuvenonderzoek was uitgevoerd. In de proefsleuven werden namelijk onder een puinlaag muurresten aangetroffen. In sleuf 1 werd bovendien vastgesteld dat er oudere fase van de kerk aanwezig was op grotere diepte. Op basis van de weerstandsmetingen waren de contouren van de kerk weliswaar min of meer duidelijk. Maar met dit bijkomend onderzoek op grotere diepte wilden we nagaan of we enerzijds de lay-out van een oudere fase konden achterhalen, anderzijds of de lay-out van de reeds gedetecteerde structuren meer in detail kon achterhaald worden. Daarom werden de onderzoekszones aan beide zijden van de twee proefsleuven gezet. De diepe weerstandsmetingen zijn uitgevoerd op 25, 50, 75, 100, 125 en 150 cm onder maaiveld. In de figuur is alleen de diepste laag op 150 cm afgebeeld omdat deze het beste resultaat gaf voor de dieper gelegen muren uit de proefsleuven. Het doel van dit onderzoek was de muren in de proefsleuf te volgen buiten de proefsleuven. In de kaart is de muur als bruine lijn weergegeven en is de uitbraaksleuf als beige lijn weergegeven.

In de rechterbovenhoek zijn drie pseudoprofielen weergegeven waar de dieptemetingen van 25 tot 150 cm onder maaiveld worden weergegeven. In de profielen is te zien dat de bovenste 50 centimeter een zeer hoge weerstand heeft, zeker in profiel C aan de zuidkant waar het pleistocene zand duidelijk de meting zwaar beïnvloedt. Aan de noordkant is in de profielen goed het ‘natte’ gebied zichtbaar als lage blauwe weerstand. Opmerkelijk is te zien dat de muren niet herkenbaar zijn in de weerstandsmetingen op deze diepte. Waarschijnlijk is het meetcontrast tussen de muren en het omliggende zand te klein om meetbaar te zijn.

We is goed te zien dat in het deel waar de graven zijn aangetroffen, er een vlekkerig patroon van hogere weerstand is. Mogelijk verstoren de graven de hydrologie in dit gebied waardoor hier er een betere drainage is met als gevolg een hogere weerstand. De zone van het vlekkerige weerstandspatroon kan in dat geval een goede markering zijn voor de begrenzing van het grafveld.

Het gebied van de kerkheuvel en het grasveld aan de zuidkant van de Nattenhaasdonkweg is onderzocht met de magnetometer in een hoog detail (1x0.125 meter raster). Het resultaat van de magenetometingen is in Figuur 76 gegeven. Het beeld laat een grotendeel egaal grijs vlak zien met enkele donker-lichte vlekje en donker-licht ruis zonder patroon. Het egale patroon duidt er op dat er geen magnetische structuren zoals bijvoorbeeld bakstenen muren aanwezig zijn. De vlekjes en ruis worden veroorzaakt door losliggende metalen stukjes kort aan het oppervlakte. Er zijn geen patronen te herkennen in deze metingen.

In onderstaande figuren (Figuur 77 en Figuur 78) is de interpretatie van de metingen gegeven.

 De lichtrode zones zijn moderne structuren die geen archeologische relevantie hebben.

 In paars zijn structuren te herkennen die verband houden met de kerk.  In lichtblauw zijn grachten of greppels weergegeven.

 In donkerblauw zijn de geulen en/of de klei-veengebieden buiten de donk zichtbaar.

 In geel is de donk herkenbaar. De bruine zones zijn opduikende zandzones die die omgracht zijn. Alhoewel duidelijke (gebouw)structuren hierop niet gedetecteerd zijn, getuigen ze wel van een structurering van het landschap.

1.4 BESLUIT

Op basis van het weerstandsonderzoek kon de locatie van de kerk vastgesteld worden. Deze komt opmerkelijk goed overeen met de locatie die verwacht werd op basis van de historische kaarten. Dat is ook het geval voor het stukje walgracht dat zich iets ten zuiden van de weg Nattenhaasdonk bevindt.

Omheen de kerkheuvel lijkt een gracht aanwezig, wat weliswaar niet wordt bevestigd door het cartografisch en booronderzoek, maar wel door het proefsleuvenonderzoek (zie infra).

Verrassend zijn de structuren die aangetroffen werden op het perceel ten zuiden van het Nethof. Op basis van deze data lijken deze structuren op het eerste zicht op restanten van gebouwen. Echter het booronderzoek zal aantonen dat dit niet noodzakelijk het geval was. Dergelijke min of meer rechthoekige structuren zijn ook gemeten ten noorden en westen van het Nethof en blijken eerder overeen te komen met ‘zandopduikingen’ die omgracht zijn. We interpreteren deze structuren als ontginningspatronen.

Binnen het areaal van het opperhof konden weinig metingen verricht worden. Het terrein was te versnipperd. Ter hoogte van de moestuin werd een klein stukje ingemeten. Dit gaf als verrassend resultaat de aanwezigheid van een mogelijke gracht en daarnaast een zandopduiking. Ook op dit aspect gaan we dieper in onder het hoofdstuk met betrekking tot de boringen.