• No results found

Zoo dadelijk zal je de klok half zes hooren slaan en even daarna zal de boot om den hoek voorbij de zwemschool te voorschijn komen en zullen ze hem zien. Tusschen

In document Carry van Bruggen, Avontuurtjes · dbnl (pagina 102-106)

de glibberige ronde steenen van den schuinen hoogen wal bloeit nog het paarse

kaarsjeskruid, met zijn slappe, zachte blaadjes, je vindt het nergens dan daar, je kunt

het plukken als je met je buik over de steenen ligt, je hoofd hangt dan naar beneden

en een ander houdt je bij je beenen vast... Gauw over de sluis, eer hij open gaat....

den hoek om, de laagte in, daar is de steiger, nu ruik je het water pas goed en telkens

even komt uit de verte de houtlucht van de haven naar je toe, maar je moet het niet

opzettelijk willen.... Kom je pardoes alsof je er moet zijn, met groote stappen den

steiger opgeloopen, dan kan je je gemakkelijk verbeelden, dat je met de boot gaat,

dat je uitgaat. Met de boot van zessen, hè? En vanavond met de boot van tienen terug!

Och, waarom dan maar niet meteen met de laatste boot, met de boot van elven, als

je het voor het zeggen hebt? O, het zal wel eens eenmaal werkelijk gebeuren, dat ze

's avonds in donker over het water komen, in de verlichte boot! Als je je bukt, zie je

door de naden tusschen de planken het water, zilver krioelt over zwart, je hoort het

zachtjes smakken tegen de paaltjes aan. Zit daar aan den overkant niet juffrouw Krant

boven den winkel voor het raam? Ze hebben ineens medelijden met oude juffrouw

Krant. Sinds haar mans dood is ze alleen en dan nog bovendien woont ze het verst

van de andere Joden af, er woont er geen een op dezen weg en de overigen allemaal

dicht bij elkaar, bijna in een kring.... het is haast alsof ze er niet bij hoort, alsof ze

buiten de kilte woont....

De boot! Rook kwam boven de verre boomen uit.... nu vaart hij den hoek om, en is

nog onzichtbaar, nog even.... nog even.... en je ziet hem.... kijk.... dwars-uit komt hij

naar het midden geschoten.... rakelings dat sleepbootje voorbij.... het gaf een schreeuw

van angst. Hij vaart voor de zon uit en lijkt zwart, hij keert de voorsteven naar den

steiger en lijkt ineens wel niemendal, zoo kort en smal, hij neemt een zwenk en wordt

weer langer en breeder.... hij gaat daar nu dadelijk fluiten.... dan worden ze den steiger

afgejaagd.... dan komen de hekken ervoor, de mannen houden ze al klaar en kijken

wel al leelijk over hun witte pijpen, maar zeggen nog niets....

Zag je dat? Eerst kwam de rook uit de pijp en toen hoorde je het pas! Eraf.... eraf....

ja, hoor, we gaan al, we zijn al weg.... een man rolt zwarte vaten aan, het rommelt

als donder, en twee kantelen groote witte kisten om en om, dat het stof uit de planken

vliegt, pas zelf op je voeten, zulke mannen kijken niet uit.... Je ziet de menschen al

aan het dek, je hoort de boot stampen en stoomen.... nu ineens niet meer.... nu moet

de kapitein iets door de spreekbuis naar beneden geroepen hebben.... hij drijft zonder

het minste geluid.... hij drijft zoetjes naar den steiger toe.... alles aan hem wordt elke

seconde grooter en duidelijker.... hij doet nu geen moeite meer.... uit is de reis.... en

een klein half uur mag hij rusten, wordt in dien tijd leeggehaald.... wordt weer

volgeladen.... en is dan de boot van zessen geworden....!

Dag Vader.... dag Vader! Draagt Vader het koffertje zwaar? Och, hoe wil je dat

nu zien! Al zat het ook vol met lood, kon je het nog aan Vader niet merken, zoo'n

sterke man... De menschen gaan de loopplank over en komen tusschen de hekken

door. Vader

geeft zijn kaartje aan den oudsten man, gelukkig, al drie achter elkaar hebben het

hunne aan den dikkop gegeven.... Dag Vader.... dag Vader! Wie mag Vaders koffertje

dragen? Beurt om beurt, maar manvolk gaat vóór. Hij pakt het blij en gauw van

Vader aan en achter Vader om vragen haar oogen en antwoorden de zijne.... ja, het

is zwaar, het is kolossaal zwaar....! Dus.... dus.... dus....!! Maar ze mogen niets vragen,

zelfs niets blijken laten. De dikke prop van vanmiddag zit er plotseling weer, alsof

ze alles nog eens moet over-vragen, aan Vader.... Vader weet alles precies.... Vader

heeft toch zelf het boek geschreven....

Ze zegt niets, kijkt enkel in de schuinte omhoog naar Vaders gezicht.... Dat is

Vader, die een boek geschreven heeft.... die zich in den ouden tijd en in een verre

stad heeft verplaatst... En denk eens aan Vaders verschillende beroepen.... o, wat is

Vader knap!

Tot den grutter op den hoek mocht hij het koffertje dragen, daar blijven ze nu staan

en hij geeft het haar over. Was het erg zwaar? Ja, als Vader het zelf vráágt.... ze

krijgen allebei een kleur en schieten allebei in den lach.... Vader lacht ook.... en ze

loopen verder. En of het zwaar is, het hangt aan haar hand.... heerlijk, zoo alle drie

naar huis, naar Moeder te gaan, tusschen de vreemde menschen door.... En Vader

weet toch niet precies wat zij weten, maar zij weten ook niet, wat Vader weet, dat

zij weten....

Nu gaan ze de glooiïng in de smalte tusschen de tuinschuttingen af, nu zijn ze in

de kalmte van hun straatje en bijna thuis. Doodstil ligt het water in de slootjes, aan

weerszijden van het bruggetje, doodstil en groen en lijkt wel zoo dik als erwtensoep.

Moeder staat op het stoepje en tuurt.... en tuurt.... maar ziet ze niet en zij zien Moeder

allang, ze is ook

een beetje kippig. Dag Moeder.... dag Moeder.... ha, nu wuifde ze eindelijk terug.

Even naar Vader gekeken.... en dan met een pijnlijk gezicht, want zóó vreeselijk

zwaar speelt ze nu maar dat het is, het koffertje een eindje de hoogte in. En of Moeder

het begrijpt.... o, ze lacht.... ze lacht....

Nu hoef je niet te denken, dat Vader er dadelijk over begint, zoodra ze in huis

zullen zijn. O neen.... bij Vader gaat alles zijn geregelde gang. Hoed en jas op de

kapstok en Moeder krijgt een zoen. En dan is altijd de eerste vraag: ‘Brieven of

Boodschappen?’ Je hoort het Vader al vragen, als je er maar alleen aan denkt.... Heeft

Vader het ditmaal gevraagd? Ze zou er op letten en heeft het toch niet gedaan. Vader

heeft het koffertje op tafel gezet en ze staan erom heen.... en Moeder kijkt Vader aan

en vraagt met haar oogen.... aan Vaders gezicht kun je niets zien.... het zou ineens

evengoed naar als blij kunnen zijn, wat Vader te zeggen heeft.... alleen.... het koffertje

was toch zoo zwaar! Ze zien Moeders gezicht duidelijk al angstiger worden, haar

mond gaat open.... En....?

‘Elf....’ Wat klinkt dat stroef en droog.... ze kijken naar elkaar, ze kijken naar

Vader, ze kijken naar Moeder.... hè, Moeder ziet heelemaal bleek....

‘Elf stuivers....?’ Moeder zegt het zoo zacht alsof ze het schier niet uitbrengen

kan. Ja, het zou ook wel heel weinig wezen.

‘Elf Gulden....’ het klinkt weer precies even effen.... maar ze beseffen het opeens.

Het is louter voor de grap, dat Vader zoo praat, dat Vader zoo doet! Want kijk maar

naar Moeders gezicht! En ja, nu lacht Vader zelf ook, en zij ook. Ja, Moeder, wij

wisten het al dadelijk, want voel ook eens even hoe zwaar dat koffertje is....

In document Carry van Bruggen, Avontuurtjes · dbnl (pagina 102-106)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN