• No results found

Criminaliteit van de grote getallen

Wanneer we alleen zouden vertrouwen op politieregistraties, dan hebben we een beperkt zicht op de aard en omvang van veelvoorkomende criminaliteit. De gere-gistreerde criminaliteit is in de regel een onderschatting van de feitelijk gepleegde misdaad: niet alle feiten raken bekend bij politie en justitie. De aantallen misdrijven die niet ter ore van politie en justitie komen noemen we het ‘dark number’. Echter, ook de geregistreerde criminaliteit bevestigt het beeld van de criminaliteit van het grote getal, van de massaliteit. En door slachtofferschap in beschouwing te nemen wordt het beeld completer. Slachtofferschap wordt gemeten in enquêtes waarin burgers wordt gevraagd naar de mate waarin zij in een bepaalde periode slachtoffer waren van misdaad. Daarmee krijgen we meer inzicht in de niet-geregistreerde misdaad. Eerst staan we stil bij een begripsbepaling.

5.2.1 begripsbepaling

Veelvoorkomende criminaliteit is van alle tijden, in vroeger eeuwen gingen burgers al gebukt onder ‘bekkesnijders’, struikrovers en zakkenrollerij (Berents 1985). Alleen is de term nog niet oud. Veelvoorkomende criminaliteit werd tot in de jaren tachtig ook wel aangeduid met ‘kleine’ criminaliteit. In 1984 verscheen de rapportage Kleine Criminaliteit van de Commissie Roethof, waarin een poging gedaan werd om oorzaken te belichten en aanbevelingen te doen voor het criminaliteitsbeleid. De aanduiding ‘klein’ werd gebruikt om het verschil aan te geven met zware cri-minaliteit, maar werd geleidelijk aan als nogal relativerend en als understatement ervaren. De term deed geen recht aan het leed dat de samenleving onderging door kleine criminaliteit en het belang dat werd gehecht aan de aanpak van deze misdaad. Omdat het de criminaliteit van de hoge frequenties betreft, werd het bijvoeglijk naamwoord ‘kleine’ veranderd in ‘veelvoorkomende’. In de Engelssprekende wereld is de term common crime al langer gemeengoed. Dat is vrij vertaald zoiets als ‘gangbaar’ en ‘alledaags’. Veelvoorkomende criminaliteit wordt ook wel straatcri-minaliteit genoemd, omdat deze misdaadvorm toch vooral in de publieke ruimte plaatsheeft. Precies daarom staat veelvoorkomende criminaliteit hoog op de poli-tieke agenda. Het vertoont overlap met overlast en betekent een regelrechte inbreuk op de zogeheten quality of life van de burger.5

Veelvoorkomende criminaliteit is een verzamelnaam voor strafbaar gedrag dat, vooral vanwege de massaliteit, hinderlijk is of onveiligheidsgevoelens van burgers bevordert.6Het gaat voornamelijk om geweld in de publieke ruimte, diefstal en

openbare orde. De meest voorkomende soorten zijn: inbraak, fietsdiefstal, auto-diefstal, zakkenrollerij, vernielingen, vandalisme, mishandeling en bedreiging.7 De zogeheten slachtofferloze delicten worden in de regel buiten beschouwing ge-laten. Denk daarbij aan heling en drugshandel, dat zijn strafbare feiten zonder duidelijk aanwijsbare slachtoffers. We kunnen tegenwerpen dat de drugsgebruiker niet verstandig bezig is en in die zin ook slachtoffer, maar (in de verte) is sprake van eigen keuzen. Dat kan maar moeilijk worden gezegd van degene die wordt beroofd of waartegen geweld wordt gebruikt.

De veelvoorkomende criminaliteit is het spiegelbeeld van zware criminaliteit. Het onderscheid met georganiseerde criminaliteit wordt ook wel gemaakt, maar is niet scherp. Het gaat in elk geval niet om een tegenstelling. Bekend zijn min of meer georganiseerde benden zakkenrollers in de grote steden en ook de (veelvoorkomen-de) jeugdcriminaliteit kan niet los worden gezien van jeugdgroepen.8De organisa-tiegraad verschilt binnen de veelvoorkomende criminaliteit; terwijl de zware crimi-naliteit wel vaak (onvermijdelijk) plaatsheeft in een georganiseerde context.

5.2.2 geregistreerde criminaliteit

Sinds de jaren zestig is de totale geregistreerde criminaliteit bijna vertienvoudigd:9

van 131.000 geregistreerde misdrijven in 1960 tot 1,2 miljoen in 2006. In 1984 zijn er voor het eerst meer dan een miljoen delicten. Al jaren bestaat het merendeel uit vermogensmisdrijven. In 2007 betrof 56% vermogenmisdrijven en achttien procent waren aangiften van vernieling en openbare orde.10Ongeveer negen procent betrof geweld. In 1997 waren de percentages: zeventig procent voor vermogensde-licten, vijftien procent voor vernieling en openbare orde en zes procent was geweld. De stijging van de veelvoorkomende criminaliteit moet worden genuanceerd. Sinds 2002 is er een geleidelijke afname, die deels van doen heeft met een toegenomen opheldering van misdrijven en (zie volgende paragraaf) een afgenomen slachtof-ferschap.11De daling moet volgens sommigen ook in verband worden gebracht met de daling van het aantal heroïneverslaafden vanwege de verwervingscrimina-liteit en toegenomen preventiemaatregelen en niet automatisch met de effectiviteit van het veiligheidsbeleid van de overheid.12Als we de jaren 1997 en 2007 vergelij-ken, dan is geweld sterk toegenomen, met bijna de helft. Vermogensdelicten zijn daarentegen in diezelfde periode afgenomen met ongeveer éénvijfde. Ook misdrij-ven rondom openbare orde en vernieling zijn toegenomen, met bijna een kwart.

Waardoor het geweld is gestegen is lastig te zeggen. De toename heeft volgens Van den Brink13 te maken met een andere trend: een veranderde opvoeding, waarin assertiviteit steeds belangrijker werd. De toename van geweld zou het re-sultaat zijn van een doorgeschoten assertiviteit, die vaak in combinatie met alcohol en drugs, tot een explosieve combinatie leidt. Ook vernieling en openbare ordepro-blemen zouden in het licht moeten worden gezien van deze veranderde mentaliteit, die door sommigen wordt vereenzelvigd met de ‘Wat Nou!’-generatie.14

5.2.3 slachtofferschap

Volgens de Integrale Veiligheidsmonitor 2008 doen burgers van iets meer dan een kwart van de delicten aangifte. Een gestolen auto wordt bijna altijd aangegeven vanwege de verzekering, een fiets veel minder vaak. Soms heeft dat volgens de monitor te maken met de gedachte dat aangifte doen toch niet helpt. Maar dat is niet de enige reden. De terughoudendheid om aangifte te doen verschilt per delict-soort. In het algemeen doen burgers eerder aangifte van vermogensdelicten dan van geweld. Geregeld zijn slachtoffers bang om aangifte te doen, bijvoorbeeld als sprake is van een door hen gekende dader. Denk aan de jeugdgroep die wraak komt nemen en de ruiten stukgooit en de auto beschadigt van een buurtbewoner die eerder aangifte deed tegen de jongeren.

Uit de monitor blijkt bovendien dat het slachtofferschap sinds 2005 is afgenomen. Het daalde samen met de geregistreerde criminaliteit. In 2008 was ongeveer 25% van de respondenten in de monitor in de twaalf maanden ervoor slachtoffer geweest van een misdrijf. In 2005 was dat afgerond 29%. Die daling moet vooral worden toegeschreven aan een daling van het percentage van de bevolking dat slachtoffer werd van vermogensdelicten als inbraak, fietsdiefstal en diefstal uit auto’s. Wat hetzelfde is gebleven, is dat burgers vooral slachtoffer zijn in de eigen woonomge-ving. Jongeren worden vaker slachtoffer en ook zijn mannen meer slachtoffer dan vrouwen.15Met name bij geweld is geregeld sprake van diffuus slachtofferschap. Bij geweldsdelicten rapporteert veertig procent van de slachtoffers dat zij in de af-gelopen twee jaar zelf geweld hebben gepleegd.16Door de jaren heen gaan met name stadsbewoners gebukt onder de veelvoorkomende criminaliteit. Dat heeft grotendeels te maken met de gelegenheidsstructuren in de grote stad: er zijn veel gemotiveerde daders, er is veel buit en de pakkans is laag, onder andere vanwege de betrekkelijke anonimiteit en lage sociale controle.17Voor stadsbewoners is de massaliteit van veelvoorkomende criminaliteit een onontkoombaar sociaal feit. Ter illustratie: volgens de Integrale Veiligheidsmonitor 2008 blijkt in dat jaar vijf

procent van de fietsenbezitters slachtoffer van fietsendiefstal te zijn geweest in de afgelopen twaalf maanden. In stedelijk gebied was het slachtofferpercentage bijna negen procent. Er is weinig voorstellingsvermogen nodig om te bedenken dat de kans op slachtofferschap van fietsendiefstal in stedelijk gebied hoger is vanwege de ruime gelegenheid om (met name in studentensteden) fietsen te stelen. Vaak ook is deze vorm van diefstal een vorm van verwervingscriminaliteit van junks in stedelijke drugsscenes, hoewel de ouderwetse fietsenstelende drugsverslaafde langzaam uit het stadsbeeld verdwijnt.18