• No results found

CONCLUSIE EN EEN AANZET TOT AANBEVELINGEN

In dit onderzoek werd de mening gevraagd van 52 ouders in 8 verschillende groepen omtrent lasten en steun in de opvoeding van hun kinderen. De ouders waren zeer open over hoe het is dagdagelijks kinderen op te voeden. Twee uur groepsgesprek bleek telkens weer te kort en vele ouders hebben nadien nog nagekaart.

Uit het onderzoek komen een aantal conclusies die een vertrekpunt kunnen zijn voor De Gezinsbond. Hoe de resultaten uiteindelijk vertaald worden en hun weerga vinden in het werk binnen De Gezinsbond is niet langer mijn verantwoordelijkheid. Ik presenteer hier nog eens een paar conclusies en een aanzet tot aanbevelingen. Er zijn wellicht ook veel meer conclusies uit het onderzoek te trekken. Ik wil hier enkel inzoomen op een paar aspecten, een paar uitdagingen voor De Gezinsbond.

1. Opvoeden is tweerichtingsverkeer en complexer dan de impact van ouders op kinderen

Algemeen blijkt uit het onderzoek dat opvoeding een zeer belangrijk onderwerp is voor elk van de deelnemende ouders. Opvoeding is moeilijk maar de moeite waard en de kinderen zelf zijn de grootste steun in de opvoeding. De rol van de kinderen komt doorheen het onderzoek verschillende keren als prominent naar voor. Kinderen zijn geen passieve ontvangers van de opvoeding van hun ouders. Kinderen zijn actieve deelnemers aan hun opvoeding en aan de beïnvloedingsprocessen binnen het gezin waar ze deel van uitmaken. Doordat kinderen er ‘zijn’, het ‘zijn’ van kinderen maakt het verschil in het leven van ouders. De kleine, alledaagse dingen tussen kinderen en ouders maken het voor ouders de moeite waard.

Het is daarom belangrijk de actieve rol van kinderen niet uit het oog te verliezen.

Opvoeding wordt immers vaak teveel als éénrichtingsverkeer gezien, als de impact van ouders op kinderen. Deze enge focus doet geen recht aan de complexiteit van opvoeding

binnen elk gezin én aan de opvoeding die kinderen bij hun ouders uitlokken.

Opvoedingsboodschappen die teveel vanuit de impact van ouders op kinderen redeneren kunnen bovendien het onbedoeld effect hebben dat ouders zich mislukt voelen wanneer het bij niet gaat ‘zoals in de boekjes’. Goed bedoelde boodschappen hebben zo voor een aantal ouders het onbedoelde effect schuld te induceren of gevoelens van onmacht en falen op te wekken. Ouders geven duidelijk aan dat er—op tijd na—geen absolute stressoren zijn die voor alle kinderen en alle ouders problemen geven in de opvoeding.

De eigenheid van het kind speelt hierin een belangrijke rol. Wat voor sommige ouders met sommige kinderen een probleem is, is het niet voor andere ouders of andere kinderen. Ouders geven heel duidelijk aan dat er geen twee gelijke kinderen zijn. Ze focussen op de verschillen tussen hun kinderen. Elk kind heeft zijn eigenheid, zijn eigen

‘zijn’ en is verschillend van elk ander kind. Elk kind heeft dan ook behoefte aan opvoeding op maat en lokt bij de ouder andere opvoedingsstrategieën uit.

Opvoeden is zo duidelijk tweerichtingsverkeer en in een gezin spelen complexe beïnvloedingsprocessen waardoor schuld en falen niet aan de orde zijn. Het is dan ook een uitdaging om ‘opvoeding’ breder te zien dan de impact van ouders op kinderen en oog te hebben voor de complexe beïnvloedingsprocessen die binnen gezinnen plaats vinden, met een prominente plaats voor kinderen. Kinderen zijn geen passieve ontvangers van de invloed van ouders, ze zijn actieve deelnemers aan het opvoedingsproces binnen gezinnen.

2. Alle ouders streven naar hetzelfde in hun opvoedingsproject, maar komen onderweg niet allemaal dezelfde problemen tegen

Over de essentie van het opvoedingsproject waren ouders het opvallend eens: alle ouders willen voor hun kinderen een veilige, rustige en warme thuis waar kinderen kind kunnen zijn, waar ze de mogelijkheid krijgen om creatief, sociaal, ondernemend, ruimdenkend, ...

te zijn en waar ze kunnen leren (schoolse competenties, maar ook rond natuur, cultuur, ...). Dat alle ouders hierover eens waren, werd ook en vooral duidelijk in de groep vrouwen in armoede. Zij willen net hetzelfde als de andere ouders. Verder willen vaders

hetzelfde als moeders en streven ouders in kerngezinnen naar hetzelfde als ouders in andere gezinnen.

Deze eensgezindheid wekt echter de valse illusie dat opvoedingsondersteuning voor iedereen hetzelfde zou zijn. Niets is minder waar. Met uitzondering van het probleem dat opvoeding tijd vraagt en dat tijd in gezinnen schaar is, zijn er immers geen absolute opvoedingsproblemen. Wat voor de ene ouder stresserend is, is voor de andere ouder geen probleem in de opvoeding. Helemaal in lijn hiermee geldt evenzeer dat er geen standaard opvoedingsondersteuning is. Met uitzondering van de steun van het sociaal netwerk is er immers geen absolute opvoedingsondersteuning: wat de ene ouder als ondersteunend ervaart, is het niet voor de andere ouder. Of nog sterker: wat de ene ouder als ondersteunend ervaart, genereert voor de andere ouder extra opvoedingsstress.

Dit impliceert dat initiatieven voor de ondersteuning van ouders in hun opvoeding anders zullen overkomen bij verschillende ouders en dat in opvoedingsondersteuning altijd rekening moet gehouden worden met deze diversiteit. Een paar voorbeelden uit het onderzoek illustreren deze stelling: Een gezinsbeleid waarin gepleit wordt voor meer flexibele kinderopvang is ondersteunend voor gezinnen met tweeverdieners, maar genereert bij gezinnen waar één van beide ouders kiest voor thuisblijven het idee dat de maatschappij hen niet waardeert. Zij vragen zich immers af wat de maatschappij met kinderen aan wil vangen en vinden zich niet terug in een beleid gericht op de

‘hardwerkende Vlaming’. Een ander voorbeeld: een actie van De Gezinsbond waarbij gezinnen aan verminderde prijs in een pretpark binnen kunnen, is plezierig en ondersteunend voor gezinnen, maar—gegeven dat de inkomprijs voor een middelgroot gezin nog altijd aanzienlijk is—genereert een dergelijke actie het idee dat ‘De Gezinsbond voor rijke mensen is’. Mensen die over een niet al te groot gezinsbudget beschikken voelen zich ‘arm’ als ze over dergelijke initiatieven horen. En dan hebben we het hier niet over gezinnen in armoede (voor hen is 30 Euro lidgeld voor De Gezinsbond sowieso onoverkomelijk), maar over doorsnee gezinnen. Hetzelfde geldt voor spaarkaarten die vooral gebruikt kunnen worden in ‘dure’ winkels. Nog een voorbeeld:

het lezen van een dagboek in De Bond waarin iemand een reis maakt of iets spectaculair

meemaakt is voor de ene ouder verfrissend en genereert bij iemand anders het idee ‘dat ze maar een saai leven hebben’.

Het is dan ook van belang dat bij het lanceren van opvoedingsondersteunende boodschappen nagedacht wordt over de mogelijke, onbedoelde, maar minder positieve effecten die deze boodschappen kunnen genereren bij sommige groepen ouders.

Anderzijds is het van belang dat genoeg verschillende boodschappen meegegeven worden. Als men ondersteuning wil bieden naar alle ouders, zullen vele verschillende boodschappen nodig zijn om alle ouders te bereiken.

3. ‘Gelijkgestemde’ ouders zoeken elkaar graag op, maar onbekend is onbemind

Een sociaal netwerk wordt door ouders als ondersteunend ervaren en ‘praten over opvoeding’ vond—althans de groep die aan dit onderzoek meedeed—ondersteunend.

Ouders vinden tips, feedback, bevestiging van andere ouders ondersteunend.

Voorwaarde is wel dat ze kunnen praten met ‘gelijkgestemden’, met mensen die gelijkaardige ervaringen hebben meegemaakt. Ouders in andere gezinnen praten graag met andere ouders in andere gezinnen omdat ze herkenbare verhalen horen en bruikbare tips en feedback. Ze hebben het idee dat ouders in kerngezinnen minder gelijkaardige ervaringen hebben en voelen zich dan ook minder veilig bij deze ouders. Zoals een moeder het uitdrukte ‘je riekt dat, of een andere moeder ook alleenstaand is of niet’.

Hetzelfde geldt voor vaders en moeders. Vaders praten graag over het vaderschap en vaderschap en moederschap zijn verschillende aspecten van ouderschap. Vrouwen praten graag met elkaar, mannen praten graag onder elkaar. Praten met gelijkgezinden creëert verbondenheid, herkenbaarheid en een veilige sociale ruimte waarbinnen ouders vrijuit kunnen vertellen. Een moeder vertelde bvb. vrijuit over hoe moeilijk het was steun te krijgen van haar partner in de opvoeding van de kinderen en kreeg in de groep voluit steun. Het zou voor haar veel moeilijker geweest zijn over dit probleem in de opvoeding binnen haar gezin te praten als er vaders aanwezig waren in de groep. Een vader vertelde

hoe zijn ‘scheiding een zegen was‘ en voegde eraan toe dat sommige ouders hem gek verklaren als hij zoiets zegt.

Er zit een zekere waarheid in het idee dat ouders die niet ‘hetzelfde’ zijn of meemaken, niet begrijpen hoe opvoeding eruit ziet voor de ander (vader, moeder, ouder in een kerngezin of ouder in een ander gezin). Hoewel uit het onderzoek heel weinig verschillen kwamen tussen vaders en moeders en tussen ouders in kerngezinnen en in andere gezinnen, werd toch duidelijk dat ‘onbekend, onbemind is’. Ouders kennen voornamelijk hun eigen situatie en zijn dan ook veel positiever over hun eigen situatie dan over de onbekende situatie van andere ouders. Ouders in kerngezinnen zien bvb.

vooral de voordelen van samen opvoeden en zijn negatiever over apart opvoeden dan ouders in andere gezinnen. Ouders in kerngezinnen genieten van het samen ouder zijn en zien ook de moeilijkheden ervan; ouders in andere gezinnen genieten van het apart ouders zijn en zien ook daar de moeilijkheden van. De moeilijkheden die beide groepen ouders ervaren, verschillen nauwelijks van elkaar. Maar hun visie op elkaar is ongenuanceerder dan hun visie op zichzelf. Vooral de ouders in kerngezinnen zien vooral de nadelen van andere gezinnen, terwijl ouders in andere gezinnen zowel voor- als nadelen zien. Verschillen tussen vaders en moeders zijn er, maar ook eerder beperkt.

Bijna alle thema’s worden zowel door vaders als door moeders aangegeven. Het grootste verschil zat in het feit dat vaders zichzelf vaker als bron van steun zien (vertrouwen op zichzelf), terwijl moeders zichzelf vaker als bron van twijfel zien. De leeftijd van de kinderen is duidelijk een belangrijk. Naarmate de kinderen ouder worden, komen andere thema’s aan bod.

Voor opvoedingsondersteuning geeft dit een paradox: ouders praten het liefst met gelijkgestemde ouders, maar doordat ze zo ‘onder elkaar praten’ leren ze de ander niet kennen waardoor de kloof blijft bestaan en het onveilig blijft om met anderen te praten.

Voor initiatieven ter ondersteuning van de opvoeding is het dan ook van belang om tweeledig te werken: enerzijds het praten onder elkaar tussen gelijkgestemde ouders bevorderen (vaders met vaders, moeders met moeders, ouders in kerngezinnen onder elkaar en ouders in andere gezinnen onder elkaar). Anderzijds ervoor zorgen dat de tips,

feedback en verhalen die ouders dan onder elkaar vertellen op één of andere manier ook terechtkomen bij de andere ouders. Dit sluit aan bij het pleidooi voor verschillende opvoedingsondersteunende boodschappen in de vorige paragraaf. Zo kan men ervoor zorgen dat verschillende groepen ouders zich ondersteund weten en dat ouders over andere ouders en andere situaties meer genuanceerd kunnen denken. Hoe meer ouders over elkaar weten, hoe meer (h)erkenning ze zullen vinden bij elkaar en hoe kleiner de kloof zal zijn.

4. Opvoedingsondersteuning: niet enkel als er problemen zijn

Doorheen het onderzoek kwam herhaaldelijk naar voor dat ouders bevestiging dat ze

‘goed bezig zijn’ als ondersteunend ervaren. Ze zien dit als een belangrijke functie van hun sociaal netwerk: vooral familie en vrienden ondersteunen hen door te zeggen dat ze het goed doen. Vele ouders missen deze vorm van ondersteuning. Een moeder vertelde hoe ze vertrouwen in haar intuïtie als moeder miste, een beetje bevestiging dat ze het goed zal doen in plaats van al die tips dat het zus en zo moet. Verschillende ouders gaven aan dat ze pas ondersteuning krijgen als er problemen zijn, terwijl ze zo graag te horen krijgen dat het goed gaat met hun kinderen. Dat het goed gaat met hun kinderen leiden ouders bvb. af van het feit dat ze het op school goed doen. Dat geeft vertrouwen en het idee dat ze als ouders goed bezig zijn.

De meeste initiatieven voor opvoedingsondersteuning zijn inderdaad gericht op het remediëren van problemen: ‘wat te doen als er problemen zijn’. Een duwtje in de rug als het goed gaat, is echter minstens even belangrijk. Vandaar een pleidooi voor een complementaire, positieve benadering. Het geeft ouders vertrouwen en steunt hen om hun opvoedingsproject verder te zetten.