• No results found

Conclusie en discussie 1 Afbakening van het erf

In document Sporen uit Emmerhout (pagina 100-104)

Plattegrond 31 bestaat uit twee rijen staanders (zie fig 5.27) Kooi heeft deze platte-

7 Emmerhout in regionale context

7.4 Conclusie en discussie 1 Afbakening van het erf

Een fysieke afbakening of begrenzing van het erf lijkt in de Midden- en Late-Bronstijd niet voor te komen op de Noord-Nederlandse zandgronden. Een uitzondering hierop zijn twee erven uit de Midden-Bronstijd in Hattemerbroek die een afbakening in de vorm van een hekwerk lijken te hebben. Opvallend is dat op deze vindplaats naast twee erfafscheidingen nog veel meer hekwerken voorkomen. Op andere onderzochte vindplaatsen uit de Midden-Bronstijd is dit niet het geval. Dit zou te maken kunnen hebben met de ligging van deze vindplaats aan de rand van de Noord-Nederlandse zandgronden. Mogelijk is sprake van invloeden van buiten de zandgronden. Gezien de verwantschap van een deel van de huizen met het rivierengebied303, zou die invloed in die richting gezocht kunnen worden.

In Emmerhout is in de Vroege-IJzertijd bij drie van de vier erven sprake van staketsels die het erf of (activiteiten)zone binnen het erf afbakenen. Dergelijke omheiningen lij- ken buiten Emmerhout niet voor te komen. Buiten Drenthe, op de vindplaatsen Raalte - Jonge Raan en Zutphen - Looërenk, komen in de Vroege-IJzertijd zelfs helemaal geen omheiningen voor. Mogelijk was het voorkomen van omheiningen in de Vroege-IJzer- tijd dus beperkt tot het Drents Plateau. De fysieke afbakeningen van erf 6 en van zones binnen erven 1 en 2 in Emmerhout lijken daarnaast uniek te zijn binnen Drenthe.

7.4.2 Spiekers en bijgebouwen

Net als omheiningen zijn ook spiekers en bijgebouwen in de Midden-Bronstijd geen

bouwen komen in deze periode weliswaar voor, maar zeker niet op alle erven. Ook is het aantal spiekers/bijgebouwen per erf beperkt. Uitzondering hierop is de vindplaats Zutphen - Looërenk. Hier zijn niet alleen op beide erven spiekers aangetroffen, maar liggen ook nog eens vijf spiekers op één erf. Mogelijk gaat het hier echter niet om een erf uit de Midden-Bronstijd. Het aardewerk uit de paalkuilen is breed gedateerd (Midden-Bronstijd, Late-Bronstijd en IJzertijd)304 en sluit een datering in bijvoorbeeld de IJzertijd niet uit. Daarnaast hebben de gebruikte 14C-dateringen geen directe relatie met het huis maar hebben ze betrekking op een nabijgelegen silokuil en spieker.305 Deze dateringen zeggen dus weinig tot niets over de ouderdom van de huisplatte- grond.

Ten aanzien van de plaatsing van spiekers en bijgebouwen lijkt er in deze periode mo- gelijk sprake van een regionale Drentse traditie waarbij spiekers alleen aan de zuidzijde van het huis werden geplaatst. Het aantal onderzochte Drentse erven met spiekers of bijgebouwen uit deze periode is echter klein (n=6).

In de Late-Bronstijd neemt het aantal spiekers en bijgebouwen weliswaar toe, maar nog steeds komen ze niet op alle erven voor. Het gemiddeld aantal spiekers en bijge- bouwen per erf varieert daarnaast sterk per vindplaats. Pas in de Vroege-IJzertijd wor- den spiekers en andere bijgebouwen op de Noord-Nederlandse zandgronden een vast onderdeel van het erf. Waar in de Midden- en Late-Bronstijd geen voorkeur lijkt te zijn voor de positie van bijgebouwen ten opzichte van het huis, is in de Vroege-IJzertijd duidelijk sprake van een voorkeur voor plaatsing ten noorden en/of ten zuiden van het huis. Dat er ook af en toe spiekers op andere delen van het erf voorkomen, wijst er overigens wel op dat hier geen sprake was van een vaste regel.

7.4.3 Kuilen

Kuilen waren in de Midden-Bronstijd geen vast onderdeel van het erf. Op het Drents Plateau lijken kuilen in deze periode zelfs heel weinig voor te komen. Buiten Drenthe zijn in de nabijheid van de meeste huizen wel kuilen aangetroffen. Het aantal kuilen per erf varieert. Waarom op het Drents Plateau zo weinig kuilen voorkomen, is niet duidelijk. Het lijkt in ieder geval niet aannemelijk dat dit het gevolg was van lokale hydrologische omstandigheden, waardoor men een voorkeur had voor opslag in spie- kers in plaats van kuilen. Vanwege de relatief hoge ligging zullen de omstandigheden in Emmerhout, Elp en Hijken juist gunstig zijn geweest voor ondergrondse opslag. Daarnaast komen ook spiekers in de Midden-Bronstijd slechts in kleine aantallen voor op het Drents Plateau. Mogelijk in deze periode weinig voorraden aangelegd of vond de opslag van voedselvoorraden en zaaigoed plaats op een wijze die geen of minder goed herkenbare archeologische sporen achterlaat.

In de Late-Bronstijd waren kuilen wel overal op de Noord-Nederlandse zandgronden een veelvoorkomend verschijnsel op erven. Desondanks komen in deze periode nog steeds erven zonder kuilen voor, wat er op wijst dat kuilen geen vast onderdeel van het erf waren. In de Vroege-IJzertijd waren kuilen overal op de Noord-Nederlandse zandgronden vast onderdeel van het erf. Het aantal kuilen per erf kon nog steeds wel sterk variëren.

7.4.4 Oriëntatie van structuren

Hoewel de meeste huisplattegronden in de Midden-Bronstijd een noordwest-zuidoost oriëntatie hadden, lijkt er in deze periode nog geen sprake te zijn van een vaste oriën- tatie. Wel hebben de spiekers en bijgebouwen over het algemeen dezelfde oriëntatie als de huisplattegronden waarmee ze geassocieerd kunnen worden. In de Late-Bronstijd lijkt op de Noord-Nederlandse zandgronden wel sprake te zijn van een vast, supra-re- gionaal oriëntatiesysteem. Binnen dit systeem werden de huizen en bijgebouwen in noordwest-zuidoostelijke richting of haaks hierop geplaatst. Dit is in tegenspraak met de algemene aanname dat er voor de gehele Bronstijd geen vaste oriëntatie van platte- gronden zou bestaan (zie hoofdstuk 3).

In de Vroege-IJzertijd vond overal op de Noord-Nederlandse zandgronden een duide- 304 Bouwmeester/Fermin/Groothedde (eds.)

2008, 131.

305 Bouwmeester/Fermin/Groothedde (eds.) 2008, 131.

lijke verandering plaats in de oriëntatie van structuren op het erf. Alle huizen wer- den voortaan min of meer oost-west gebouwd. Opvallend is dat de huizen op het Drents Plateau westzuidwest-oostnoordoost georiënteerd waren en daarbuiten meer westnoordwest-oostzuidoost. Mogelijk was hier sprake van een regionale gewoonte of traditie. Wat wel voor de Noord-Nederlandse zandgronden als geheel geldt, is dat de vaste oriëntatie van spiekers en bijgebouwen in deze periode lijkt te zijn losgelaten. Blijkbaar was er in de Vroege-IJzertijd geen bezwaar tegen de plaatsing van spiekers en bijgebouwen in een andere richting dan het hoofdgebouw.

8

Conclusie

In dit hoofdstuk worden de conclusies van het onderzoek beschreven door middel van het beantwoorden van de deelvragen en de hoofdvraag.

In document Sporen uit Emmerhout (pagina 100-104)