• No results found

Hoofdstuk 4 De evolutie van het sociale netwerk van beginnende leerkrachten:

4.1 Betekenisgeving

4.1.3 Collectieve betekenisgeving

Uit het voorgaande leren we dat de individuele betekenisgeving van de respondenten een invloed heeft op de evolutie van hun sociale netwerk doorheen het eerste schooljaar in een nieuwe school. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat betekenisgeving geen louter individuele aangelegenheid is, maar ook een collectief en gesitueerd proces dat gebeurt in relatie met anderen. Betekenisgeving hangt met andere woorden altijd af van concrete mensen in concrete scholen en vindt altijd plaats op een bepaald moment (Kelchtermans, 2006-2007). Een school wordt naast deze individuele betekenisgeving dus ook gekenmerkt door processen van collectieve betekenisgeving. Vaak wordt in de literatuur naar collectieve betekenisgeving gerefereerd met de notie organisatie- of schoolcultuur (Schein, 2010). Omdat we in deze masterproef niet alleen willen bestuderen welke aspecten op het microniveau de evolutie van het sociale netwerk van beginnende leerkrachten kan helpen verklaren, maar ook geïnteresseerd zijn in het meso-niveau, gaan we in deze paragraaf na in welke mate deze collectieve betekenisgeving of schoolcultuur de individuele betekenisgeving van onze respondenten beïnvloedt (Coburn, 2001). March (1999) stelt immers dat collectieve betekenisgeving het resultaat is van gedeelde ervaringen en er hierdoor een gedeeld begrip ontstaat over de normale gang van zaken en de manier waarop dingen gedaan worden binnen een school of organisatie.

De schoolcultuur in De Lentebloesem blijkt ten eerste een invloed te hebben op het zelfbeeld van de respondenten. Hoe ze voor de klas staan, wordt volgens hen immers mee beïnvloed door de collega’s: “Alle collega’s dragen hun steentje wel bij aan hoe je voor de

klas staat, want als je hier met een goed gevoel toekomt en je voelt je goed op de school, dan ga je dat ook – denk ik – uitstralen naar die leerlingen toe.” (An). We kunnen met andere

woorden stellen dat er een aangename werksfeer heerst in De Lentebloesem die ervoor zorgt dat de beginnende leerkrachten worden opgevangen en zich goed voelen in de school.

Het blijkt er namelijk de normale gang van zaken te zijn om open te zijn naar nieuwe collega’s toe en iedereen verder te helpen. Omdat de beginnende leerkrachten bij hun collega’s terecht kunnen met al hun praktische en vakinhoudelijke vragen en ze hen ook op weg helpen door het aanbieden van bijvoorbeeld cursusmateriaal (zie hoofdstuk 3), kunnen de respondenten ondanks de werkdruk die ze ervaren (zie taakopvatting) enthousiast en gemotiveerd voor de klas staan. De schoolcultuur heeft vervolgens ook een invloed op de beroepsmotivatie van de respondenten, omdat het geven van positieve feedback in De Lentebloesem geen rariteit is. De beginnende leerkrachten worden er namelijk goed opgevolgd door de mentoren en de directie en kunnen doorheen het schooljaar ook steeds terecht bij hun collega’s die zich al hebben geconformeerd met deze open en warme (school)cultuur. We zien dan ook bij de respondenten dat ze doorheen het schooljaar bevestiging krijgen van hun collega’s en van de directie, waardoor ze zich niet alleen thuis voelen in De Lentebloesem, maar ook gemotiveerd blijven om verder te doen zoals ze bezig zijn en zich niet te laten demotiveren door de werkdruk: “En daarom dat ik me ook zo goed

thuis voel op deze school omdat ik zo iets heb van ‘kijk, dat is mijn beeld over het lesgeven’ en dat wordt hier dan ook bevestigd dat het zo moet.’” (Bert). Deze feedback zorgt er

bovendien voor dat ze ook bevestigd worden in hun opvattingen over goed onderwijzen, in hun subjectieve onderwijstheorie met andere woorden. Verder zien we dat de schoolcultuur in De Lentebloesem vooral ook de taakopvatting van de respondenten over het lerarenberoep mee bepaalt. Er wordt van de leerkrachten namelijk verwacht dat ze sociaal zijn naar zowel hun leerlingen als hun collega’s, open staan voor feedback, gemotiveerd zijn om enthousiast les te geven,... Het valt immers op dat het net die aspecten zijn die de school van leerkrachten verwacht die de beginnende leerkrachten zelf aanhalen als we hen vroegen hun opvattingen over hun job als leerkracht in De Lentebloesem te beschrijven.

Vervolgens is het ook eigen aan de cultuur in De Lentebloesem dat er naast verschillende vakgroepen ook verschillende werkgroepen in de school bestaan waarin rond allerlei thema’s gewerkt wordt. Zo bestaat er in De Lentebloesem bijvoorbeeld de Milieuwerkgroep en zijn er ook heel wat leerkrachten die zich engageren voor de leerlingenraad. Het valt echter op dat nieuwe leerkrachten in hun eerste schooljaar in deze school enkel belast zijn met hun eigen lesopdracht en de nevenactiviteiten die hierbij komen kijken, zoals klassenraden of reftertoezicht zodat ze tijd krijgen om in te groeien in hun job en de school. Dit zorgt er mee voor dat beginnende leerkrachten in hun eerste schooljaar in De Lentebloesem vooral in contact komen met vakcollega’s met wie ze moeten samenwerken, andere beginnende leerkrachten die ze leren kennen dankzij de aanvangsbegeleiding of met wie ze vaak aan tafel zitten en collega’s die ze regelmatig tegenkomen in de leraarskamer, wandelgangen etc.: “In ons eerste jaar hier maken ze ons meestal nog geen titularis en ik

vinden dan was het wel heel erg druk.” (An). Vanaf het tweede schooljaar verwacht de

school daarentegen dat leerkrachten actief deelnemen in werkgroepen, titularis kunnen worden van een klas, enzovoort. De meeste respondenten kijken hier enorm naar uit omdat ze dit zien als extra ervaring: “Maar op zich lijkt mij dat allemaal wel heel tof om daar mee uw

schouders onder te zetten en er mee voor te gaan. (…) Dus naar volgend jaar toe, als ik hier zou kunnen blijven, misschien wel he.” (An). Instappen in dergelijke werkgroepen impliceert

dat de beginnende leerkracht zijn of haar netwerk waarschijnlijk verder zal uitbreiden, omdat ze via deze weg ongetwijfeld nieuwe mensen leren kennen. Na dit eerste schooljaar zal hun netwerk dus nog blijven evolueren, want naast het instappen in dergelijke werkgroepen, zullen beginnende leerkrachten ook geconfronteerd worden met collega’s die vertrekken uit de school en nieuwe collega’s die toekomen. Het sociale netwerk van beginnende leerkrachten is dan ook te allen tijde een dynamisch gegeven. Dit alles toont aan dat de open schoolcultuur in De Lentebloesem de individuele betekenisgeving bij de respondenten mee kleurt en zo ook de evolutie in van hun netwerk mee bepaalt: “Als iedereen zich open opstelt,

dan ga je jezelf denk ik ook open opstellen. Als iedereen zich bij zijn vaste kliekje houdt en ook niet de moeite doet om te vragen ‘wie ben jij?’ of ‘wie vervang jij?’ dan ga je zelf ook niet geneigd zijn om te zeggen ‘haha, hier ben ik: An!’ (…) Dus met de openheid hier op school, ga je zelf ook opener zijn.” (An).