• No results found

Christelijke Oratorium Vereeniging [– Bruckner Te Deum, Bach Wachet auf, ruft uns die Stimme en Beethoven Chorfantasie o.l.v

Johan Schoonderbeek]

De muzikale viering van het eerste lustrum der Christelijke Oratoriumvereeniging heeft menigeen teleurgesteld. Eene eivolle zaal, kransen, handgeklap; maar daarvoor

komt men toch niet. Op ons maakte alles den sterken onontkomelijken indruk, dat de directeur Johan Schoonderbeek deze quasi-feestelijkheid nog eene maand, misschien zelfs twee, had moeten uitstellen, ondertusschen ijverig repeteerend met zijn onderhoorigen en zich zelf wat hardnekkiger verdiepend in den geest der uit te voeren kunstwerken.

De uitvoering had twee groote gebreken: de slechte dispositie der zangers en de oppervlakkige opvattingen en weergaven van den dirigent. Wat ons op het hart leit welt ons na de keel! Schromelijk dilettantisch was de uitvoering van Anton Bruckners ‘Te Deum’. Alle adel, wijding, alle artisticiteit ontbrak. Het werd banaal, grof. Alle dynamiek hoorde men verwaarloosd, tempi veel te vrij genomen, rustpunten niet voorbereid, belangrijke stemmen, die op den voorgrond hadden m o e t e n komen, onbeperkt voorbijgegaan, in alles heerschte een ergerlijke losbandigheid. Geen wonder dat het werk den indruk maakte van leeg effectbejag.

Het koor klonk 't slechtst in de Cantate van J.S. Bach: ‘Wachet auf, ruft uns die Stimme’. Vooral de sopranen waren mat. Ook de tenoren (2de koorvers) bleken lang niet bij stem. Eveneens dit werk maakte geen indruk.

De ChorPhantasie van Beethoven komt meer op rekening van de solisten, -mevrouw A. Stronck-Kappel, sopraan, mevr. P. de Haan-Manifarges, alt, de heer Jac. van Kempen, tenor, Thomas Denijs, bas, Julius Röntgen, piano - en het orkest. De tenor, Jac. van Kempen, liet zich bij het begin van den avond execuseeren wegens verkoudheid en verzocht clementie; maar hij zong toch. Zijn reeds weeke stem klonk echter nog matter en gevoileerder. Mevrouw De Haan-Manifarges was misschien 't best bij stem, doch had de onbeduidendste partij naast mej. H. Schlüter en de heer A. Sluis, sopraan en tenor, die beiden medewerkten in het solo-sektet. Thomas Denijs scheen niet goed thuis in zijn rol. Wij hoorden hem wel eens beter. Mevrouw Anna Stronck-Kappel uit Barmen, komt reeds tamelijk op jaren, hare stem klinkt echter nog frisch genoeg en voor dezen avond hebben wij voor haar niets dan lof. Het orkest was goed. Ook de organist, de heer Louis Robert, uit Haarlem.

Dat Röntgen magnifiek speelde, spreekt van zelf. Het eerste deel van het concert eindigde dan ook met een hulde aan hem.

[Liszt Tasso, Lamento e Trionfo, Bruch Vioolconcert in g (solist Julius Thornberg) o.l.v. Evert Cornelis] (Concertgebouw)

Woensdagavond een Poème Symphonique op den dichter die bezongen heeft

‘... l'arme pietose e ' l Capitano, Che 'l gran Sepolcro liberò di Cristo!’

den ‘Tasso’ van Liszt, zijn Lamento e Trionfo.

In hoofdtrekken slaagde het werk uitstekend. Eenige onderdeeltjes, als de eerste inzet van het Tasso-thema in bazuinen en trompetten (rythmisch zeer stroef), de allereerste maten van den Trionfo, (rythmische onjuistheden tusschen trompetten en pauken) nietigheden in het geheel, daargelaten. Wij mogen Evert Cornelis voor deze uitvoering dankbaar zijn.

Julius Thornberg was de solist van den avond met het eerste concert (opus 26 g klein) van Max Bruch en de Ciaconna van Bach. Aanstonds merkte men op, dat deze kunstenaar sedert zijn laatste optreden als solist, verbazend is gegroeid in kunnen. Zijn toon is vaster, er wordt veel minder gestemd, er is meer zelfbeheersching, meer techniek, meer virtuositeit, de voordracht is rijper. Wij bewonderden hem gisteren

in den rijken volbloei van zijn groot talent. Hoe lang zullen wij Thornberg nu nog bij het Concertgebouworkest mogen tellen?

[Werken van Smetana, Dvorak, Rabaud en Wagner o.l.v. Evert

Cornelis] (Concertgebouw)

Het programma van Zondagmiddag was samengesteld als volgt: Voor de pauze de ouverture van de opera ‘Die verkaufte Braut’ van F. Smetana, Anton Dvoraks vijfde symphonie, ‘Aus der neuen Welt’. Na de pauze ‘Procession Nocturne’ poésie symphonique d'après Nicolas Lenau van Henri Rabaud en Wotans Abschied von Brünnhilde und Feuerzauber uit de Walküre van Richard Wagner. De heer Evert Cornelis dirigeerde.

Geen mijner lezers zal weten, waarom de Procession Nocturne van Henri Rabaud zoo geregeld hardnekkig terugkeert op de Concertgebouw-programma's. Ik weet zeker, dat men ook langzamerhand de schouders gaat ophalen voor de vijfde symphonie van Dvorak (een gezond teeken, voorwaar!), ook Smetana's ouverture kan onmogelijk belangstelling wekken tot het einde, nu ja, maar hoe ter wereld kreeg men 't op een ernstig concert-instituut in het hoofd, Wotans Abschied von Brünnhilde und Feuerzauber, waarin (N.B.!) Wotans laatste groet wordt geblazen door eene trompet (!) op het programma te nemen. Het stuk wordt in dezen vorm hier al lang uitgevoerd en ons protest komt laat. Maar beter laat dan nooit, gelijk men weet.

Het geheele concert van gistermiddag is deerlijk mislukt. Waarom klonk de ouverture van Smetana zoo ijselijk brokkelig? Een handig dirigent moet zijn hoorders over fouten in de compositie ongemerkt weten heen te voeren. Waarom voelde men dezen keer Dvoraks symphonie zoo bar onorganisch aan? Waarom bleek de muziek zoo bombastisch, zoo voos, leeg, oppervlakkig, belachelijk met haar pedant

leid-motief? Waarom klonk het laatste deel zoo onbeduidend? De schuld ligt aan den dirigent. Ook hij draagt er de schuld van, dat van den Feuerzauber (violen-figuur onder anderen en het klokkenspel) niets, totaal niets terecht kwam.

De heer Evert Cornelis is zonder twijfel een man van kennis en kundigheid. Dit maakt echter geenszins den dirigent. Honderden bezitten deze. Evert Cornelis is een man van smaak. Wij betwijfelen dit niet. Hij, een man van gevoel, een man van geest, van hart, een man van fantasie. Dit worde alles grif toegegeven, wij willen echter den rangs-graad dezer eigenschappen niet naspeuren. Maar dit maakt den dirigent niet.

Evert Cornelis mist de kracht, de fierheid, den almachtigen trots, dien deze hooge zelfbewustheid geeft. Hij heerscht niet. Geen enkelen speler van af den triangelslager tot de eerste violen, heeft hij voldoende onder de knie. Zijn manschappen letten nauwelijks op zijn maatstokje, laat staan dan op zijn intieme bedoelingen. Wie heeft in den Adagio van Dvorak den tweespalt niet gezien tusschen den Engelschen hoorn en den dirigent? Wie voelde niet, dat in het geaffecteerd voorgedragen tweede thema, laatste deel der symphonie, het orkest wilde anders dan de dirigent. Hoe klonk 't samenspel in 't beging van 't scherzo? Vele koperinzetten in Wagners verknoeid opera-fragment? Het samenspel in de Procession Nocturne (o.a. fagot en fluit in den eersten inzet van het marschgedeelte.)?

Een homophoon stukje, langzaam of snel, weet de heer Evert Cornelis uitstekend te leiden. Zoodra echter treedt de polyphonie in of hij staat onvast, hij wankelt. Tegen afzonderlijker groepen van het orkest blijkt hij wel opgewassen. Een Tutti echter

kan hij dikwijls niet voldoende aanvoeren. Licht begrijpelijke muziek gaat hem 't best af (B.v. Weber, Mozart). Zoo gauw architectuur en uitdrukking dieper gaan, intenser worden, (B.v. Beethoven), is hij bang te dolen of dwaalt en weldra ziet men hem den goeden weg bijster.

Men merkt, dat onze totaal-indruk van het dirigeer-talent van den heer Evert Cornelis ongunstig is. Evert Cornelis is echter nog jong en niets is veranderlijker dan een jeugdig kunstenaarsgemoed, dat zijn weg niet gemakkelijk vindt. Wij hopen en verwachten dan ook weldra een omkeer en zien de toekomst donker in, wanneer dit niet zou gebeuren. Het publiek was gisteren ontzettend koel en er vielen meer stokken als eertijds bij Gustav Kogel.

Den zaalwachters dit: Hoe luidt artikel 2 van het reglement van orde? Wij bevelen hen dringend aan, maatregelen te nemen tegen de lastigaards, die hun stokken niet meer baas zijn, zoodra de muziek niet geheel naar hun zin is.