• No results found

Centraal beleid: de Nederlandse rijksoverheid en de Vlaamse overheid

In document Klassiek over de grens (pagina 35-40)

54 Interview Yves Rosseel, 22 januari 2008

Hoofdstuk 2. Podiumbeleid van overheden

2.4 Centraal beleid: de Nederlandse rijksoverheid en de Vlaamse overheid

De Nederlandse rijksoverheid draagt zorg voor de productie van kunst en cultuur. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) is hiervoor verantwoordelijk. Binnen cultuur geeft het ministerie invulling aan het cultuur- en mediabeleid. Het toegankelijk maken van cultuur en media voor een breed publiek is één van de belangrijkste speerpunten van het ministerie van OCW.106 Samen met de provincies en de gemeenten besteedt het rijk geld aan cultuurbeleid. Van het totale budget van alle overheden samen is 60 procent afkomstig van gemeenten, 30 procent van het rijk en tien procent van de provincies.107 Het rijk subsidieert instellingen die bijzondere functies uitoefenen binnen de landelijke infrastructuur, zoals een ontwikkelingsfunctie of ondersteuningsfunctie. Deze instellingen komen in de landelijke basisinfrastructuur terecht, die bestaat uit langjarig gesubsidieerde instellingen, vierjarig gesubsidieerde instellingen en de fondsen. Deze instellingen en organisaties blijven onder de ministeriële verantwoordelijkheid vallen, omdat het rijk verantwoordelijk blijft voor de invulling van een aantal functies.108

In september 2008 presenteerde minister Plasterk zijn Subsidieplan Kunst van Leven, een apart document behorend bij zijn cultuurnota Kunst van Leven voor de periode 2009-2012. Voorafgaand aan de vaststelling van de subsidies, heeft minister Plasterk de subsidieaanvragen en beleidsplannen van de instellingen en fondsen voorgelegd aan de Raad voor Cultuur, die advies heeft uitgebracht over de instellingen in de basisinfrastructuur.109 In tegenstelling tot de vierjarig gesubsidieerde instellingen zijn de instellingen die onder de langjarige subsidie vallen, niet beoordeeld door de Raad voor Cultuur. In plaats daarvan heeft minister Plasterk commissies benoemd die de instellingen in de loop van deze subsidieperiode gaan visiteren. Volgens Plasterk

106 Ministerie van OCW, http://www.minocw.nl/cultuur/index.html (geraadpleegd op 17 mei 2009). 107 Ministerie van OCW, http://www.minocw.nl/cultuur/1105/De-cultuur-en-mediastelsels.html (geraadpleegd op 17 mei 2009).

108 Ministerie van OCW, Subsidieplan Kunst van Leven 2009-2012, 5-6.

109 De Raad voor Cultuur is het wettelijk adviesorgaan van regering en parlement op het gebied van kunst, cultuur en media. Het Rijk velt in principe geen inhoudelijk oordeel over kunst en cultuur en neemt pas een beslissing na advies van de Raad. De Raad voor Cultuur is in 1995 ingesteld en bestaat uit negen leden die afkomstig zijn uit de culturele sector, media en wetenschap. Zie

http://www.minocw.nl/financieringcultuurinstellingen/1013/Raad-voor-Cultuur.html en http://www.raadvoorcultuur.nl (geraadpleegd op 24 mei 2009).

bieden visitaties instellingen handvatten om het eigen functioneren te verbeteren. Ook verschaffen visitaties inzicht in de keuzes die instellingen maken bij het

besteden van de subsidies.110 Het ministerie van OCW brengt het uiteindelijke advies op Prinsjesdag (de derde dinsdag van september) naar buiten. De Tweede Kamer moet de begroting van het ministerie van OCW goedkeuren.111

Het ministerie van OCW heeft voor de periode 2009-2012 aan 205 culturele instellingen en acht fondsen een voorwaardelijke subsidie toegekend voor een totaalbedrag van ruim 530 miljoen euro.112 Minister Plasterk beargumenteert in zijn cultuurnota de motieven van de overheid om cultuur te subsidiëren. Hij noemt de volgende argumenten om het overheidsbeleid te legitimeren: het collectief goed – iedereen moet van bepaalde kunstuitingen kunnen genieten, zonder ervoor te

hoeven betalen. Bijvoorbeeld van een beeld in een openbaar park. Externe effecten – de positieve effecten die culturele instellingen hebben op de omgeving. Culturele instellingen zorgen bijvoorbeeld voor extra omzet in de horeca of trekken toeristen aan. Merit good – de overtuiging van de gunstige effecten van kunst op mensen, zoals het stimuleren van kinderen om theaters en musea te bezoeken. Conservering – het bewaren van kunst en erfgoed voor latere generaties. 113

De Oosterpoort krijgt indirect met rijkssubsidie te maken, via het NNO. Het orkest behoort samen met negen andere Nederlandse symfonieorkesten tot de langjarig gesubsidieerde instellingen. Het NNO krijgt in de beleidsperiode 2009-2012 ruim 6 miljoen euro subsidie van het Rijk en heeft een blijvend uitzicht op subsidie.114 De reden dat instellingen als het NNO (en de andere negen symfonieorkesten, 30 musea en erfgoedinstellingen en negen sectorinstituten) onder de langjarige subsidie vallen, is dat Plasterk juist deze instellingen in staat acht eigen inkomsten te genereren. Door hun maatschappelijk draagvlak, grootte en naamsbekendheid zou dat moeten kunnen.115

110 Ministerie van OCW, Kunst van Leven, 17. 111 Ministerie van OCW,

http://www.minocw.nl/documenten/M34057OCW%20Factsheet%20nwe%20subsidiesyst%20NW.pdf (geraadpleegd op 24 mei 2009).

112 Ministerie van OCW, Subsidieplan Kunst van Leven 2009-2012, 2. 113 Ministerie van OCW, Kunst van Leven, 5.

114 Ministerie van OCW, Subsidieplan Kunst van Leven 2009-2012, bijlage 1. 115 Ibid., 15.

De Vlaamse overheid is verantwoordelijk voor het voorbereiden, formuleren en uitvoeren van het beleid van de Vlaamse Gemeenschap.116 Het Vlaams Parlement en de Vlaamse regering zijn de belangrijkste organen. Eerstgenoemde is de

volksvertegenwoordiging van de Vlaamse burgers, controleert de uitvoerende macht en beslist over de begroting.117 De Vlaamse regering is de uitvoerende macht; zij voert de decreten uit. Onder de regering vallen de ministers met ieder een eigen kabinet en een ministeriële staf.118 Bert Anciaux was van 2004-2009 minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel. In zijn Beleidsnota Cultuur zet hij de strategische doelstellingen voor deze periode uiteen: culturele eigenheid, participatie,

internationalisering en professionalisering. Specifieke aandachtspunten voor de podiumkunsten en muziek zijn een betere spreiding van vernieuwende producties, een stimuleringsbeleid voor vernieuwende projecten, voldoende middelen om

volwaardig te kunnen functioneren, meer aandacht voor muziektheater, subsidies in de muzieksector onderzoeken en aandacht voor internationale ontwikkelingen.119 De Vlaamse overheid subsidieert professionele kunstinstellingen en kunstenaars op basis van het Kunstendecreet. Deze wet uit 2004 biedt een samenhangend kader voor alle kunstdisciplines en beoogt daarmee transparantie en objectiviteit te stimuleren. Concreet betekent dat een eenduidige beoordeling voor alle

kunstinstellingen en dat een uniforme subsidieregeling wordt toegepast. Instellingen kunnen een projectmatige, twee- of vierjarige subsidie aanvragen.120 De Vlaamse Gemeenschap ondersteunt zeven culturele instellingen om de aanwezigheid van bepaalde kunstdisciplines te garanderen. Deze worden grote instellingen genoemd, vanwege hun schaal, beheersstructuur, symbolisch en cultureel kapitaal. Hieronder vallen onder andere deFilharmonie en het Brussels Philharmonic (voorheen Vlaams Radio Orkest), twee van de drie symfonieorkesten die vaste bespelers van De Bijloke zijn.121 Ook de grote instellingen worden aangestuurd door het Kunstendecreet.122

116 België kent drie gemeenschappen, waaronder de Vlaamse Gemeenschap. Dit is het Nederlandstalige gedeelte van België. De Vlaamse Gemeenschap kan door middel van decreten autonoom beslissingen nemen over zaken die de inwoners aangaan, zoals onderwijs, cultuur, sport, media, welzijn, los van de federale overheid. Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Gemeenschap_(Belgi%C3%AB) (geraadpleegd op 24 mei 2009).

117 Vlaams Parlement, http://www.vlaamsparlement.be (geraadpleegd op 24 mei 2009). 118 Vlaamse overheid, http://www.vlaanderen.be (geraadpleegd op 24 mei 2009). 119 Anciaux, Beleidsnota Cultuur, 26-27.

120 Vlaamse overheid, http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/699788-Kunstendecreet.html (geraadpleegd op 24 mei 2009).

121 Anciaux, Beleidsnota Cultuur, 11. 122 Ibid., 25-26.

Het Kunstendecreet bepaalt wie voor subsidies in aanmerking komen. Binnen het muziekbeleid wordt een integrale aanpak gehanteerd, waarbij ieder muziekgenre kansen krijgt.123 Muziekpodia zoals De Bijloke worden ook door het Kunstendecreet ondersteund, vaak in de vorm van een werkingssubsidie waarvan de basis-,

personeels- en werkingskosten van de organisatie betaald kunnen worden. Werkingssubsidies worden voor een periode van twee of vier jaar toegekend.124

Alleen in de vorige beleidsperiode (2004-2009) krijgen muziekorganisaties een structurele subsidie van drie jaar, omdat instellingen tot eind 2006 nog

gesubsidieerd werden op basis van het Muziekdecreet. De subsidiëring op basis van het Kunstendecreet is op 1 januari 2007 ingegaan.125

De Bijloke werd in de periode 2007-2009 ondersteund met een werkingssubsidie van 750.000 euro.126 Bert Anciaux motiveert deze beslissing door te zeggen dat De Bijloke kansen moet krijgen om verder te groeien. Hij merkt ook op dat op termijn de Gentse situatie nader bekeken moet worden, omdat grote en prestigieuze projecten daar naast elkaar opereren: naast De Bijloke heeft Gent onder andere Vooruit, NTGent en de Vlaamse Opera.127 De Bijloke krijgt ook indirect te maken met subsidies van de Vlaamse overheid. Het Symfonieorkest Vlaanderen is een vaste bespeler van het concertpodium en wordt ook door het Kunstendecreet ondersteund met een werkingssubsidie van 1.100.000 euro (2007-2009), omdat het als één van de belangrijkste orkesten in Vlaanderen wordt gezien.128 Ook andere orkesten en ensembles die regelmatig in De Bijloke optreden, worden gesubsidieerd volgens het Kunstendecreet: Anima Eterna, Collegium Vocale Gent, Spiegel String Quartet, Il Gardellino, Spectra Ensemble, Il Fondamento…129

De Nederlandse en Vlaamse overheid ondersteunen beiden diverse culturele instellingen in hun land. Beide overheden kennen een minister van Cultuur die het beleid uitzet en uiteindelijk de subsidiebesluiten goedkeurt. Het belangrijkste verschil

123 Vlaamse overheid, http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/854724-Subsidies.html (geraadpleegd op 14 juni 2009).

124 Vlaamse overheid, http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/854727-Werkingssubsidie.html (geraadpleegd op 14 juni 2009).

125 Vlaamse overheid, Subsidiëring in de periode 2007-2009 van kunstenorganisaties en organisaties voor kunsteducatie binnen de muzieksector (PDF) (geraadpleegd op 14 juni 2009).

126 Interview met Yves Rosseel, 22 januari 2008 en Vlaamse overheid, Subsidiëring in de periode 2007-2009 van kunstenorganisaties en organisaties voor kunsteducatie binnen de muzieksector

(PDF) (geraadpleegd op 14 juni 2009). 127 Ibid., 22.

128 Ibid., 15. 129 Ibid., 9-10.

is dat minister Plasterk de Raad voor Cultuur inzet en dat minister Anciaux het

Kunstendecreet volgt bij het beslissen over subsidieaanvragen. De Raad voor Cultuur is een onafhankelijk adviesorgaan dat meedenkt over de subsidieaanvragen. Het Kunstendecreet is een wet die bepaalt dat alle kunstinstellingen op dezelfde wijze beoordeeld worden. Het verschil tussen deze twee werkwijzen is dat het

Kunstendecreet door de Vlaamse regering is vastgesteld en dat zij hun eigen beleid naleven. De Raad voor Cultuur is onafhankelijk en adviseert gevraagd én ongevraagd over beleidskwesties en subsidiebesluiten.130 Uiteraard wordt de Vlaamse minister van Cultuur wel geadviseerd, door kabinetsmedewerkers en raadgevers.131 De Oosterpoort krijgt geen subsidie van de rijksoverheid; De Bijloke wel van de Vlaamse regering. Dat betekent dat De Oosterpoort geen bijzondere functie heeft binnen de landelijke infrastructuur. De Bijloke wordt door minister Anciaux wel in een groter geheel geplaatst: het muziekcentrum heeft groeipotentie en functioneert in een omgeving met veel andere culturele instellingen. Beide podia hebben wel indirect met rijksoverheidssubsidie te maken, via symfonieorkesten die belangrijke bespelers van de podia zijn. De landelijke overheden kijken naar de posities van de podia binnen de culturele infrastructuur. Dit past binnen de collectieve contextlogica. Ook voor de Nederlandse overheid geldt dit: door De Oosterpoort buiten de landelijke infrastructuur te plaatsen, geeft de overheid het podium ook een plek.

2.5 Conclusie

Uit de cultuurnota‟s en andere beleidsdocumenten van de verschillende overheden blijkt dat zij veel belang hechten aan de positie die de podia binnen de culturele infrastructuur innemen. Alleen de gemeente Groningen neigt meer naar de collectieve inhoudslogica, door de rol van het NNO in De Oosterpoort en door expliciet een brede programmering te noemen. Het lijkt erop dat De Bijloke in de programmering meer ruimte krijgt, zolang het podium een bijdrage levert aan de Bijlokesite en de samenwerking aangaat met andere culturele instellingen. Als de podia het overheidsbeleid zouden volgen, is de verwachting dat zij zich sterk richten op het verstevigen van hun positie binnen de culturele infrastructuur. Dit geldt met name voor De Bijloke, omdat dit podium door zowel de lokale, als de provinciale en landelijke overheden gesteund wordt.

130 Raad voor Cultuur, http://www.raadvoorcultuur.nl (geraadpleegd op 14 juni 2009).

Hoofdstuk 3. Samenstelling van de programmering

In document Klassiek over de grens (pagina 35-40)